Op 23 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas is verleend voor het bouwen van twee loodsen en het plaatsen van drie tijdelijke woonunits voor seizoensarbeiders. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen de vergunning, stelde dat de vergunning in strijd was met de goede ruimtelijke ordening en dat het college niet bevoegd was om de vergunning te verlenen op basis van de kruimelgevallenregeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college voldoende gemotiveerd had dat de omgevingsvergunning niet in strijd was met de goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was voor schorsing van het bestreden besluit en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter benadrukte dat de beslissing om al dan niet af te wijken van het bestemmingsplan tot de bevoegdheden van het college behoort en dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van vergunninghouder zwaarder wogen dan de bezwaren van verzoeker, die onvoldoende onderbouwd waren. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.