ECLI:NL:RBLIM:2024:2000

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
10783626 \ AZ VERZ 23-145
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststellen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en uitkering scholingsbudget

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een werkneemster, aangeduid als [verzoeker], tegen haar werkgever, COACH NETHERLANDS B.V. [verzoeker] heeft verzocht om herstel van haar dienstverband, uitbetaling van een transitievergoeding, reiskostenvergoeding, een werkgeversverklaring en uitbetaling van een ongebruikt persoonlijk ontwikkelbudget. De werkneemster was in dienst bij Coach voor bepaalde tijd, met een laatste contract dat eindigde op 8 augustus 2023. Op 20 juni 2023 heeft zij verzocht om omzetting van haar contract naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd, maar Coach heeft dit verzoek niet tijdig en niet gemotiveerd beantwoord. De kantonrechter oordeelt dat, omdat Coach niet binnen de voorgeschreven termijn heeft gereageerd, de arbeidsovereenkomst van rechtswege is omgezet naar een contract voor onbepaalde tijd. Echter, omdat [verzoeker] niet tijdig heeft gereageerd op de beëindiging van haar contract, kan zij geen aanspraak meer maken op herstel van het dienstverband. De verzoeken tot uitbetaling van de transitievergoeding en reiskostenvergoeding zijn afgewezen, omdat Coach deze bedragen inmiddels heeft voldaan. De kantonrechter heeft ook de verzoeken om uitbetaling van het persoonlijke ontwikkelbudget en andere vergoedingen afgewezen, omdat deze niet voldoende zijn onderbouwd. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10783626 \ AZ VERZ 23-145
Beschikking van de kantonrechter van 23 april 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
werkneemster,
procederende in persoon,
verzoekende partij,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid COACH NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
werkgever,
gemachtigde mr. A. van der Kolk,
verwerende partij.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Coach worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 2 november 2023 ter griffie ontvangen verzoekschrift,
- het op 22 januari 2024 ter griffie ontvangen verweerschrift,
- de op 1 februari 2024 gehouden mondelinge behandeling
- de op 22 februari en 29 februari 2024 ter griffie ontvangen aanvullende stukken van [verzoeker]
- de op 21 maart 2024 ter griffie ontvangen antwoordakte van Coach.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 9 november 2021 in dienst getreden bij Coach voor de duur van zeven maanden. Zij is tewerk gesteld als verkoopmedewerkster in de Stuart Weitzman store in het Outletcentre in Roermond.
2.2.
De arbeidsovereenkomst is twee keer verlengd voor bepaalde tijd. Het laatste contract liep tot en met 8 augustus 2023.
2.3.
Op 20 juni 2023, tijdens de looptijd van het laatste contract voor bepaalde tijd, heeft [verzoeker] Coach schriftelijk verzocht haar contract om te zetten in een overeenkomst voor onbepaalde tijd.
2.4.
Op 7 juli 2023 bericht Coach schriftelijk aan [verzoeker] dat haar contract voor bepaalde tijd eindigt op 8 augustus 2023 en dat het niet zal worden verlengd, zodat deze dag haar laatste werkdag zal zijn.
2.5.
Na 8 augustus 2023 heeft [verzoeker] niet meer voor Coach gewerkt.

3.De verzoeken

3.1.
In haar verzoekschrift van 29 oktober 2023, binnengekomen bij de griffie van de rechtbank op 3 november 2023, verzoekt [verzoeker] het navolgende:
- herstel van het dienstverband met Coach;
- uitbetaling van de transitievergoeding;
- uitbetaling van de reiskostenvergoeding ad € 67,20 over mei 2023;
- verstrekking van een werkgeversverklaring;
- uitbetaling van het ongebruikte persoonlijke ontwikkelbudget zoals vastgelegd in de CAO.
3.2.
Naar aanleiding van de mondelinge behandeling van 1 februari 2024 hebben partijen de gelegenheid gekregen om hun standpunten nader schriftelijk toe te lichten. [verzoeker] heeft hiervan gebruik gemaakt door twee schriftelijke stukken in te dienen, binnengekomen bij de griffie van deze rechtbank op 22 februari 2024 en 29 februari 2024.
3.3.
Deze stukken blinken niet uit in leesbaarheid. Als de kantonrechter het goed begrijpt vraagt [verzoeker] in aanvulling op de eerder gedane verzoeken Coach te veroordelen tot betaling van:
- salaris over de periode 9 augustus 2023 tot het moment van aanvaarden van een andere functie op 1 september 2023;
- een vergoeding van € 844,00 wegens verlies van feestdagen;
- een vergoeding van € 934,00 wegens “een verpeste vakantie”;
- de wettelijke rente over de transitievergoeding;
- een vergoeding van € 103.000,00 wegens overtreding van de Arbeidstijdenwet;
- een vergoeding van € 103.000,00 wegens overtreding van de Arbowet
- een vergoeding voor vertaal- en tolkenkosten;
- een vergoeding van € 3.500,00 voor advocaatkosten;
- proceskosten;
- een sanctie ter hoogte van de zesde categorie van artikel 23 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht in verband met intimidatie door middel van discriminatie, intimiderende acties, vergeldingsacties en slachtofferschap van een klokkenluider.
3.4.
Coach heeft verweer gevoerd.
3.5.
De kantonrechter zal hierna - voor zover relevant - ingaan op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling

Herstel van het dienstverband met Coach
4.1.
Ter onderbouwing van haar verzoek wijst [verzoeker] op haar verzoek van 20 juni 2023 tot afgifte van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in samenhang met artikel 2b leden 1 tot en met 3 Wet Flexibel Werken (WFW).
4.2.
Voornoemde artikelen luiden, voor zover relevant:
Artikel 2b lid 1 WFW: “
De werknemer kan de werkgever verzoeken om een vorm van arbeid met meer voorspelbare en zekere arbeidsvoorwaarden, indien de werknemer ten minste 26 weken voorafgaand aan het beoogde tijdstip van ingang van die aanpassing in dienst is bij die werkgever”.
Artikel 2b lid 2 WFW: “
De werkgever beslist, indien hij tien of meer werknemers heeft, binnen een maand schriftelijk en gemotiveerd op het verzoek van de werknemer”.
Artikel 2b lid 3 WFW: “
Indien de werkgever niet binnen een in het tweede lid bedoelde termijn beslist, wordt de vorm van arbeid aangepast overeenkomstig het verzoek van de werknemer”.
4.3.
De eerste vraag is of deze regeling ook betrekking heeft op een verzoek van een werknemer met een contract voor bepaalde tijd aan de werkgever om dit om te zetten in een contract voor onbepaalde tijd. Artikel 2b WFW is het gevolg van implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1152 inzake transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden. Overweging 36 van de preambule bij deze Richtlijn luidt:
“Als werkgevers de mogelijkheid hebben om voltijdscontracten of arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur aan werknemers met atypische vormen van werk aan te bieden, moet in overeenstemming met de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten een overgang naar zekerdere vormen van werk worden gestimuleerd”.
Naar het oordeel van de kantonrechter volgt hieruit dat artikel 2b WFW voor een werknemer ook de grondslag biedt om de werkgever te verzoeken een contract voor bepaalde tijd om te zetten in een contract voor onbepaalde tijd. Zoals [verzoeker] heeft gedaan.
4.4.
Coach, die over tien of meer werknemers beschikt, had binnen een maand schriftelijk en gemotiveerd op het verzoek van [verzoeker] moeten reageren (artikel 2b lid 2 WFW) bij gebreke waarvan de vorm van de arbeid wordt aangepast overeenkomstig het verzoek van de werknemer (artikel 2b lid 3 WFW).
4.5.
Op 7 juli 2023 heeft Coach schriftelijk aan [verzoeker] bericht dat haar contract voor bepaalde tijd eindigt op 8 augustus 2023 en dat het niet zal worden verlengd, zodat deze dag haar laatste werkdag zal zijn. Coach stelt dat het hier gaat om een impliciete schriftelijke reactie op haar verzoek, inhoudende een afwijzing van dat verzoek. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit echter geen reactie op het verzoek van [verzoeker] tot afgifte van een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Aan haar verzoek wordt in dit schrijven immers helemaal niet gerefereerd, zodat enig verband niet kenbaar is. De reactie van Coach is kennelijk niet meer dan de verplichte schriftelijke mededeling ex artikel 7:668 lid 1 sub a BW. Coach heeft dus in het geheel niet gereageerd op het verzoek van [verzoeker] .
4.6.
Maar als het hier toch om de reactie op het verzoek van [verzoeker] zou gaan, dan voldoet het niet aan de eisen van de WFW nu hierin geen motivering voor het besluit is opgenomen. Coach stelt wel dat aan het ontbreken van een motivering geen sanctie kleeft - de kantonrechter begrijpt omdat in artikel 2b lid 3 WFW de sanctie wordt verbonden aan het uitblijven van een reactie van de werkgever, niet aan het uitblijven van een
gemotiveerdereactie - maar die opvatting deelt de kantonrechter niet. Genoemde leden van artikel 2b WFW in samenhang lezende en uitgaande van de gedachte dat regelgeving ook effectief moet zijn, kan de conclusie moeilijk anders zijn dan dat een gemotiveerde reactie vereist is. En die heeft Coach niet gegeven.
4.7.
In haar verweerschrift heeft Coach verder nog - summier - betoogd dat zij ook niet aan het verzoek van [verzoeker] om een vaste aanstelling had kunnen voldoen omdat daar geen ruimte voor was binnen haar bedrijfsvoering. [verzoeker] bestrijdt dit en wijst op de onafgebroken behoefte aan arbeidskrachten door Coach. Ook na haar vertrek heeft Coach geworven voor verkoopmedewerkers. Wat daarvan ook moge zijn, de kantonrechter is van oordeel dat de vraag of het verzoek van [verzoeker] voor inwilliging in aanmerking zou zijn gekomen niet meer relevant is nu de termijn om te reageren al was verstreken.
4.8.
Nu Coach niet binnen de voorgeschreven termijn op de voorgeschreven wijze heeft gereageerd wordt ingevolge artikel 2b lid 3 WFW de vorm van de arbeid aangepast conform het verzoek van [verzoeker] . Hoe of in welke vorm dat gebeurt, wordt niet beschreven maar de kantonrechter neemt op grond van de beschermingsgedachte van de Richtlijn en de daaruit voortvloeiende wetgeving aan dat het hier om een aanpassing van rechtswege gaat. De conclusie is dan ook dat met ingang van 20 juli 2023 [verzoeker] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had met Coach. De volgende vraag is wat daarvan dan de gevolgen zijn.
4.9.
Nu er geen sprake meer was van een contract voor bepaalde tijd, instemming met de opzegging van de kant van [verzoeker] ontbreekt, er geen ontslagvergunning was verleend en de arbeidsovereenkomst evenmin is ontbonden door de kantonrechter is de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 8 augustus 2023 niet rechtsgeldig. Daar had [verzoeker] echter tegen op moeten komen binnen 2 maanden na het ten onrechte gegeven ontslag (artikel 7:686a lid 4 sub a BW) en dat is niet gebeurd. Haar verzoekschrift is immers binnengekomen bij de griffie van de rechtbank op 2 november 2023. Dat betekent dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet meer aangetast kan worden. Overigens heeft [verzoeker] ook nimmer haar arbeid aangeboden aan Coach en is zij per 1 september 2023 in dienst getreden bij een andere werkgever in het Outletcentre. Het verzoek tot herstel van het dienstverband moet daarom worden afgewezen.
De transitievergoeding en reiskosten
4.10.
Coach heeft aangegeven dat zij verzuimd heeft dit bedrag te voldoen maar dat zij vóór 1 februari 2024 voor betaling heeft zorggedragen. [verzoeker] heeft dat niet weersproken. Ook de rente wegens de te late betaling is inmiddels voldaan. Een betalingsbewijs daarvan is overgelegd. De reiskosten zijn uit praktische overwegingen eveneens betaald.
Voornoemde verzoeken zullen daarom worden afgewezen.
De werkgeversverklaring
4.11.
Coach heeft een verklaring aan [verzoeker] verstrekt getiteld “letter of recommendation”, gedateerd 30 juli 2023. Gelet op de inhoud daarvan heeft Coach aan haar verplichtingen dienaangaande voldaan.
Uitbetaling persoonlijk ontwikkelbudget
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat een dergelijk budget - bedoeld om tijdens het dienstverband persoonlijke ontwikkeling te stimuleren - niet bedoeld is om in geld uitgekeerd te worden aan de werknemer als het niet (volledig) wordt gebruikt. Dan zou immers een prikkel voor de werknemer ontstaan om er geen gebruik van te maken en het zich bij einde dienstverband in geld te laten uitkeren. Bij zo iets belangrijks als persoonlijke ontwikkeling acht de kantonrechter dat ongewenst (vgl de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, inhoudende dat prikkels die voorkomen dat vakantiedagen worden opgenomen, voorkomen moeten worden). De kantonrechter realiseert zich dat men tegen deze redenering kan inbrengen dat dan wellicht een prikkel ontstaat voor de werkgever om besteding van het budget te blokkeren. Echter, uitgaande van de gedachte dat de werknemer zelf zoveel mogelijk gemotiveerd moet worden zelf gebruik te maken van de mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling, vindt hij dit laatste zwaarder wegen.
Salaris over de periode 9 augustus 2023 tot het moment van aanvaarden van een andere functie op 1 september 2023
4.13.
Nu de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 8 augustus 2023 onaantastbaar is staat vast dat de arbeidsovereenkomst per die datum is geëindigd. Na die datum kan [verzoeker] geen loonaanspraken meer geldend maken tegen Coach.
€ 844,00 wegens verlies van feestdagen
4.14.
Dit verzoek mist een rechtsgrond en motivering en wordt daarom afgewezen.
€ 934,00 wegens “een verpeste vakantie”
4.15.
Hiervoor geldt hetzelfde.
€ 103.000,00 wegens overtreding van de Arbeidstijdenwet en € 103.000,00 wegens overtreding van de Arbowet
4.16.
Beide verzoeken missen een rechtsgrond en motivering en zullen daarom worden afgewezen.
Vergoeding voor vertaal- en tolkenkosten
4.17.
Dit zijn kosten die gemaakt zijn in de procedure zelf en vallen daarmee onder de proceskosten. De kantonrechter verwijst naar zijn hierna volgend oordeel over de proceskosten.
Vergoeding advocaatkosten
4.18.
Niet blijkt dat deze zijn gemaakt. Daarom al komt deze post niet voor vergoeding in aanmerking.
Opleggen van een sanctie als bedoeld in artikel 23 lid 4 Wetboek van Strafrecht
4.19.
Het ligt op de weg van [verzoeker] om haar verzoeken zodanig te concretiseren dat deze voor de wederpartij en de kantonrechter voldoende duidelijk zijn. Anders is het voor de wederpartij niet mogelijk om gefundeerd verweer te voeren terwijl de kantonrechter zich voor de vraag geplaatst ziet waarover hij moet beslissen, welk toetsingskader van toepassing is en of er voldoende is aangevoerd. De kantonrechter is best bereid om de verzoeken met een zekere welwillendheid te lezen maar die welwillendheid gaat niet zover dat de kantonrechter uit de hele brei aan stellingen er een aantal zou moeten pakken, daar een passende rechtsgrond bij moet zoeken en dat vervolgens zou moeten bestempelen tot het verzoek zoals [verzoeker] dat bedoeld heeft. Dat is niet zijn taak en doet ook tekort aan de procespositie van Coach.
4.20.
[verzoeker] verzoekt om Coach een sanctie op te legging als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht. Daarover kan de kantonrechter kort zijn, over een mogelijkheid om Coach een strafrechtelijke sanctie op te leggen beschikt hij niet.
4.21.
De kantonrechter heeft vervolgens de benaming “sanctie als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht” gelezen als “vergoeding”. In de toelichting van [verzoeker] leest de kantonrechter stellingen die zouden kunnen duiden op een billijke vergoeding, schending van de zorgplicht door de werkgever, handelen in strijd met een discriminatieverbod en beschadiging van een klokkenluider. Hij vermoedt dat hij met deze opsomming nog niet volledig is geweest. Nergens wordt een en ander verder uitgewerkt. De kantonrechter komt er daarom niet aan toe vast te stellen dat [verzoeker] kennelijk om toekenning van een billijke vergoeding heeft verzocht, of om een vergoeding op grond van artikel 7:658 BW, of 7:611 BW of de anti-discriminatiebepalingen of de klokkenluidersregeling, of dat haar verzoek op al deze regelingen is gegrond. Aan een beoordeling komt de kantonrechter dan eveneens niet toe. Het betreffende verzoek zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.22.
In de uitkomst van alle verzoeken tezamen ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af,
5.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: em