ECLI:NL:RBLIM:2024:198

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
C/03/316389 / HA ZA 23-157
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende afgifte documenten en sleutels in nalatenschapskwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 10 januari 2024 een vonnis in incident gewezen. De zaak betreft een incidentele vordering tot afgifte van documenten op grond van een eerder tussen partijen gewezen vonnis en op basis van artikel 843a Rv. De rechtbank heeft de vordering tot afgifte van documenten afgewezen, omdat de gedaagde stukken in het geding heeft gebracht. Echter, de incidentele vordering tot afgifte van sleutels van een woning is toegewezen, met oplegging van een dwangsom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde in de hoofdzaak, die ook verweerster in het incident is, akkoord gaat met de afgifte van de sleutels aan de eiser in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de gedaagde in de hoofdzaak de gelegenheid gegeven om bankafschriften en een boedelrapport in te dienen, en heeft de kosten van het incident gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is verder verwezen naar de rol voor opgave van verhinderdata voor de mondelinge behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/316389 / HA ZA 23-157
Vonnis in incident van 10 januari 2024
in de zaak van
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.H.C. Morshuis te ’s-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] ,

in hoedanigheid van erfgenaam en (voormalig) executeur in de nalatenschap van [erflater] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.J.A. Gaber te Heerlen,

2.[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 2] ,

in hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap van [erflater] ,
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. R.H.J.G. Borger te Kerkrade,
Partijen zullen hierna [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] respectievelijk [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 2] genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in incident van 12 juli 2023,
  • de akte uitlaten vonnis in incident van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] van 9 augustus 2023,
  • de antwoordakte in het incident van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] van 6 september 2023, met de producties 23 tot en met 35,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie in de hoofdzaak van 13 december 2023 met productie 1 van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De verdere beoordeling in het incident

2.1.
Verwezen wordt naar de overwegingen en beslissingen in het tussenvonnis van 12 juli 2023.
Bankafschriften 2009
2.2.
In voormeld tussenvonnis is [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] in de gelegenheid gesteld om zich bij akte nader uit te laten over de vraag waarom zij niet over de bankafschriften uit 2009 beschikt en waarom zij de bankafschriften niet (meer) kan verkrijgen, zulks met bescheiden onderbouwd, zoals – niet limitatief – een door haar na het vonnis van 30 maart 2022 gedaan verzoek daartoe aan de bank en een schriftelijke reactie van de bank hierop. Naar aanleiding van het tussenvonnis heeft [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] , blijkens de producties 16 en 17 bij akte uitlaten vonnis in incident, een verzoek gedaan aan Rabobank en ING tot het verstrekken van bankafschriften van de ervenrekeningen over 2009. Als reactie op dit verzoek geeft Rabobank aan dat zij niet meer beschikt over de betreffende bankafschriften, omdat zij een bewaartermijn van 7 jaar hanteert. ING heeft rekeningafschriften uit 2009 verstrekt en deze zijn door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] in het geding gebracht. Voorts heeft [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] andere bankafschriften uit 2009 – die zij zelf nog in haar bezit had – in het geding gebracht. Meer specifiek heeft zij bankafschriften van ING over de periode van 16 maart 2009 tot en met 31 december 2009 in het geding gebracht en bankafschriften van Rabobank vanaf 20 mei 2009 tot en met 31 december 2009. Volgens [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] ontbreken nog steeds bankafschriften.
2.3.
Het boedelrapport uit 2009 vormt het uitgangspunt voor de vraag welke ervenrekeningen in dat jaar bestonden. Wat betreft de Rabobankrekeningen met de nummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] en de ING rekening (B) [rekeningnummer 3] , is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] zich voldoende heeft ingespannen om afschriften te verkrijgen (zie rov. 2.2.). Het is daarnaast niet of onvoldoende gebleken dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] nog over andere afschriften zou (kunnen) beschikken die zij in het geding kan brengen. Met betrekking tot het effectendepot van ING met nummer (NL) [rekeningnummer 4] is uit de overgelegde producties echter niet gebleken dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] bankafschriften heeft opgevraagd. Gelet op het feit dat [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] in de antwoordakte in het incident (randnummer 16) voor het eerst meer informatie naar voren heeft gebracht inzake deze rekening, heeft [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] nog niet de mogelijkheid gehad om hierop te reageren. Nu deze rekening deel uitmaakt van het boedelrapport uit 2009, is dat wel van belang. De rechtbank stelt [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] in de gelegenheid om deze bankafschriften alsnog in het geding te brengen, tot tien dagen vóór de – nog te bepalen – mondelinge behandeling. In het kader van hoor- en wederhoor zal dit onderdeel mede deel uitmaken van het debat bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van partijen.
Bankafschriften 2022
2.4.
Naar aanleiding van het vonnis van 12 juli 2023 heeft [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] ook bankafschriften van ING over de periode van 1 januari 2022 tot 30 maart 2022 in het geding gebracht (productie 20 bij akte uitlaten vonnis in incident). [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] meent nog steeds dat bankafschriften over deze periode ontbreken.
2.5.
Nu onvoldoende is gebleken dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] nog méér afschriften in het geding kan brengen, naast de afschriften die zij al heeft overgelegd, gaat de rechtbank voorbij aan deze stelling van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] . De rechtbank overweegt in dit verband dat indien een rekening per 1 januari 2022 (of eerder) is opgeheven, daarvan geen bankafschriften kunnen worden verstrekt over het jaar 2022. De rekeningen ING [rekeningnummer 5] en Rabo rc (NL) [rekeningnummer 1] kunnen in dit kader bij wijze van voorbeeld worden genoemd. Uit het boedelrapport van 2021 (productie 13 bij de conclusie van antwoord van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] in de hoofdzaak) blijkt dat deze rekeningen eind 2021 geen saldo meer hadden. Op dit punt bestaan naar oordeel van de rechtbank te veel onduidelijkheden. De rechtbank gaat daarom niet mee in de stellingen van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] en zal deze vordering afwijzen.
Boedelrapport 2022
2.6.
In het vonnis van 12 juli 2023 heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] , in haar hoedanigheid van voormalig executeur, rekening en verantwoording dient af te leggen over de periode van 1 januari 2022 tot en met 30 maart 2022, hetgeen zij tot op dat moment nog niet had gedaan. Het is de rechtbank niet gebleken dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] het boedelrapport over 2022 inmiddels heeft opgesteld. Het betreffende boedelrapport is immers niet in het geding gebracht. Op dit punt acht de rechtbank zich dan ook vrij de beslissingen te nemen die haar goeddunken. Dit impliceert dat de rechtbank in deze procedure ook een beslissing kan nemen die mogelijk nadelig is voor [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] . Het staat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] uiteraard vrij om het boedelrapport in het geding te brengen, hetgeen mogelijk is tot tien dagen vóór de – nog te bepalen – mondelinge behandeling.
Afgifte sleutels woning
2.7.
De vordering tot afgifte van de sleutels van het pand aan de [adres] te [plaats] zal worden toegewezen. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] heeft bij conclusie van antwoord in het incident immers aangegeven dat zij akkoord gaat met afgifte van de sleutels aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] . Aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] is dus – kennelijk – bereidheid hiertoe. Het is de rechtbank niet bekend of de sleutels inmiddels aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] zijn overhandigd. De gevorderde dwangsom zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat indien [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] de sleutels tijdig afgeeft, zij geen dwangsom zal verbeuren. De dwangsom zal worden beperkt tot een maximum van
€ 25.000,00. Voor zover de sleutels reeds aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] zouden zijn afgegeven, komt het belang aan deze vordering te ontvallen en is het verbeuren van een dwangsom niet aan de orde.
Proceskosten
2.8.
Gelet op de familiaire relatie tussen partijen ziet de rechtbank voldoende aanleiding om de kosten van het incident tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
verstaat dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] tot tien dagen voor de nog te bepalen mondelinge behandeling de bankafschriften van het effectendepot van ING met nummer (NL) [rekeningnummer 4] over 2009 en het boedelrapport over 2022 kan indienen,
3.2.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] om, voor zover dat nog niet is gebeurd, binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] af te geven de sleutels van het pand aan de [adres] te [plaats] , een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 1] in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 25.000,-.
3.3.
verklaart de beslissing onder rov. 3.2. uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
3.6.
bepaalt dat de zaak naar de rol van
24 januari 2024wordt verwezen voor opgave verhinderdata zijdens beide partijen over de maanden februari tot en met augustus 2024, waarna een datum voor de mondelinge behandeling in de hoofdzaak zal worden vastgesteld,
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.
Type: DS