ECLI:NL:RBLIM:2024:1919

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
C/03/328106 / KG ZA 24-57
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding wegens gebrek aan spoedeisend belang en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Arriba Netherlands B.V. en Mercurex B.V. Arriba vorderde een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat Mercurex inbreuk maakte op haar auteursrechten door foto- en videomateriaal dat door Mercurex was vervaardigd, openbaar te maken op sociale media. Arriba stelde dat zij een spoedeisend belang had bij de gevorderde voorziening, omdat de publicatie de vertrouwensrelatie met een belangrijke klant, een bekende voetballer, zou kunnen schaden. Mercurex voerde aan dat de voorzieningenrechter niet bevoegd was en dat Arriba niet-ontvankelijk was in haar vorderingen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat Arriba niet voldoende spoedeisend belang had aangetoond. Mercurex had op 26 oktober 2023 de inbreukmakende content verwijderd en Arriba had niet aangetoond dat er sindsdien nieuwe inbreuken hadden plaatsgevonden. De voorzieningenrechter concludeerde dat Arriba niet aannemelijk had gemaakt dat de schade die zij vreesde, daadwerkelijk zou optreden. Daarom werden de vorderingen van Arriba afgewezen.

Daarnaast werd Arriba, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van Mercurex, die op € 1.973,00 werden begroot. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Arriba de kosten onmiddellijk moest betalen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/328106 / KG ZA 24-57
Vonnis in kort geding van 18 april 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARRIBA NETHERLANDS B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Woerden,
eiseres,
hierna te noemen: ‘Arriba’,
advocaat mr. L.L.A.M. Thissen te Heerlen,
tegen
de naar Belgisch recht opgerichte besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MERCUREX B.V.,
statutair gevestigd te Lubbeek, België,
gedaagde,
hierna te noemen: ‘Mercurex’,
advocaat mr. M.J.A. Gaber te Heerlen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 maart 2024, met de (deels nagezonden) producties 1 t/m 4 - 6 t/m 26,
- de brief van Arriba van 28 maart 2024 (vervallen productie 5 dagvaarding),
- de nagezonden producties 27 t/m 29 van Arriba,
- de producties 1 t/m 4 van Mercurex,
- de mondelinge behandeling van 4 april 2024,
- de pleitnota van Arriba,
- de pleitnota van Mercurex.

2.De feiten

2.1.
Mercurex vervaardigt in opdracht foto- en videomateriaal, bijvoorbeeld voor reclamecampagnes van de betreffende opdrachtgever.
2.2.
Arriba is een onderneming op het gebied van productie, distributie, verkoop en marketing van (sport)voedingssupplementen, onder de naam “Arriba” respectievelijk “Arriba up your game”.
2.3.
Mercurex heeft op 30 september 2022 en 21 februari 2023 in opdracht van Arriba foto- en videomateriaal vervaardigd (hierna: ‘de werken’). De werken zijn op 4 oktober 2022 en 22 februari 2023 door Mercurex aan Arriba gefactureerd. De facturen zijn door Arriba voldaan.
2.4.
Partijen hebben (vervolg)afspraken over en weer vastgelegd in een “Akte van overdracht en levering van auteursrecht” van 24 februari 2023 (hierna: ‘de akte’) (productie 10, dagvaarding).
2.5.
Mercurex heeft content van de werken op haar sociaal media geplaatst. Arriba heeft bij brief van 26 oktober 2023 (productie 22, dagvaarding) Mercurex gesommeerd om met onmiddellijke ingang die content (blijvend) te verwijderen van de website, de instagram-pagina en van elk ander communicatiekanaal van Mercurex. Tevens heeft zij Mercurex gesommeerd de als bijlage 2 bij die brief gevoegde “Onthoudings- en Afstandsverklaring” (hierna: ‘de onthoudingsverklaring’) binnen veertien dagen voor akkoord ondertekend te retourneren.
2.6.
Mercurex heeft de betreffende content op 26 oktober 2023 verwijderd. Zij heeft de onthoudingsverklaring niet ondertekend.

3.Het geschil

3.1.
Arriba vordert – samengevat – in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde te bevelen om binnen 24 uur na dit vonnis zich te (blijven) onthouden van de inbreuk op het in het lichaam van de dagvaarding genoemde auteursrecht, door het (blijvend) staken en gestaakt houden van een openbaarmaking en/of verveelvoudiging van de in het lichaam van de dagvaarding genoemde werken in het bijzonder door het (blijvend) staken en gestaakt houden van een openbaar-making en/of verveelvoudiging van de in het lichaam van de dagvaarding genoemde:
i. (onderdelen van) Werk 1 en/of Video 1;
ii. (onderdelen van) Werk 2 en/of Video 2;
II. gedaagde te bevelen dat gedaagde bij het niet of niet volledig nakomen van een door de voorzieningenrechter op te leggen bevel, aan eiseres een direct opeisbare dwangsom verschuldigd is van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde dat bevel niet tijdig of niet volledig nakomt, met een maximum van
€ 250.000,00;
III. gedaagde primair te veroordelen in alle (proces)kosten van deze procedure op grond van artikel 1019h Rv, bestaande uit het salaris van de advocaat van eiseres, het griffierecht en de kosten voor de deurwaarder, dan wel subsidiair te veroordelen in alle (proces)kosten van deze procedure op grond van artikel 237 Rv;
IV. gedaagde te veroordelen in de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv;
V. gedaagde te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf 24 uur na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.1.1.
Arriba stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de gevorderde voorziening. Zij stelt – samengevat – dat partijen bij akte (artikel 4 jo. 1 akte) zijn overeengekomen dat Mercurex – kort gezegd – van de werken al het auteursrecht overdraagt en levert aan Arriba en dat Mercurex afstand doet van de persoonlijkheidsrechten tot die werken. Dat die overdracht en levering heeft plaatsgevonden staat ook niet tussen partijen ter discussie. Mercurex heeft vervolgens in strijd met de akte, dan wel onrechtmatig jegens Arriba, gehandeld door onderdelen van de werken toch op haar sociaal media te posten, terwijl zij tot die werken niet langer gerechtigd was. In onderdelen van de geposte werken is een door Arriba gecontracteerde persoon te zien; een bekende voetballer en een belangrijke klant van Arriba. Om zeker te zijn dat het vertrouwen van die voetballer in de samenwerking met Arriba niet (verder) wordt geschaad is van spoedeisend belang dat Arriba hem kan laten zien dat de ongeoorloofde publicatie slechts een incident betrof en niet meer zal voorkomen. Arriba wil haar investeringen in die klant kunnen waarborgen en het enkel verwijderen van de content van de werken door Mercurex op 26 oktober 2023 is daartoe onvoldoende. Gelet hierop dient Mercurex, die weigert de onthoudingsverklaring (bijlage 2, brief 26 oktober 2023) te ondertekenen, te worden bevolen als gevorderd onder I, aldus Arriba.
3.2.
Het meest verstrekkende verweer van Mercurex is dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen en dat reeds gelet hierop de vorderingen niet toewijsbaar zijn. Ook overigens voert Mercurex verweer en concludeert zij tot niet-ontvankelijkheid van Arriba, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Arriba, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Arriba in de (IE)kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
Gedaagde partij is een rechtspersoon naar Belgisch recht, gevestigd in België. Gelet hierop dient allereerst te worden beoordeeld of de Nederlandse rechter bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen.
4.2.
Arriba stelt dat dit internationale aspect niet rechtens relevant is, aangezien partijen een recht- en forumkeuzebeding in artikel 5 lid 2 akte zijn overeengekomen. Op grond van die bepaling is de Nederlandse rechter bevoegd en is Nederlands recht van toepassing.
4.3.
Artikel 5 lid 2 akte bepaalt:

Op deze overeenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing. Geschillen naar aanleiding van deze overeenkomst dienen te worden voorgelegd aan de bevoegde rechter van Maastricht.
4.4.
Mercurex voert aan dat een connexiteit tussen de akte en dit geschil ontbreekt en dat gelet daarop artikel 5 lid 2 akte niet van toepassing is. Volgens Mercurex is de Belgische rechter bevoegd op grond van artikel 4 lid 1 jo. artikel 7 lid 2 Vo. 1215/2012.
4.5.
Het verweer van Mercurex wordt verworpen op grond van het navolgende. Het geschil tussen partijen vloeit (primair) in hoofdzaak voort uit de – al dan niet – nakoming van de tussen hen gemaakte afspraken, zoals vastgelegd in de akte (artikel 1 en 4 akte), dan wel (subsidiair) het, in het licht van die akte, gestelde onrechtmatig handelen van Mercurex jegens Arriba. Zij zijn als contractspartijen over en weer overeengekomen dat Mercurex de houder van het auteursrecht op de werken is en dat zij met onmiddellijke ingang exclusief, onvoorwaardelijk en zonder enige beperking álle auteursrechten die vervat zijn in, of voortvloeien uit die werken, overdraagt en levert aan Arriba (aanhef en artikel 1 sub 1 akte). In die zeer ruime omschrijving valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet een beperking te lezen, waardoor connexiteit tussen de akte en het geschil zou komen te ontbreken en het recht- en forumkeuzebeding ter zake dit geschil niet zou gelden. Met recht beroept Arriba zich dan ook op het overeengekomen recht- en forumkeuzebeding in artikel 5 lid 2 van de akte.
4.6.
De voorzieningenrechter is derhalve bevoegd om dit geschil tussen partijen te beoordelen en zal daarbij Nederlands recht toepassen.
Spoedeisend belang
4.7.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom allereerst beoordelen of Arriba bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.8.
Het vereiste spoedeisende karakter van de gevorderde voorziening, namelijk het spoedeisend belang van Arriba bij toewijzing van de hoofvordering I, kan in dit kort geding onvoldoende worden vastgesteld. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.9.
Mercurex heeft, nadat zij op 26 oktober 2023 werd gesommeerd de inbreukmakende content te verwijderen, nog dezelfde dag aan die sommatie gehoor gegeven. Bovendien is een nieuwe inbreuk van Mercurex nadien door Arriba niet gesteld en overigens ook niet gebleken. Arriba heeft ook niet voorshands met voldoende feiten aannemelijk gemaakt dat zij, ondanks dit (inbreukvrije) tijdsbestek van bijna een half jaar, toch een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Dat geldt temeer nu Mercurex op de mondelinge behandeling in kort geding heeft toegelicht dat zij zich vanaf 26 oktober 2023 heeft gehouden aan haar woord om de werken niet meer te zullen openbaren en/of verveelvoudigen en dat in de toekomst evenmin te zullen doen.
4.10.
De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat Mercurex op de mondelinge behandeling in dit kort geding zich bereid verklaard heeft om een (beknopte) onthoudings-verklaring, met de strekking van hetgeen onder I in het petitum van de dagvaarding is gevorderd, te ondertekenen. Doordat Arriba op de mondelinge behandeling, om haar moverende redenen, heeft volhard in een onlosmakelijk aan die onthoudingsverklaring te verbinden schadevergoedingsplicht van Mercurex, zoals oorspronkelijk bij de onthoudingsverklaring onder iii (bijlage 2, productie 22 dagvaarding) geformuleerd (althans heeft volhard in een vergoeding voor door haar gemaakte proceskosten conform artikel 1019h Rv), is zij zelf debet aan het feit dat die beknopte onthoudingsverklaring niet tot stand is gekomen. Immers, in dit kort geding is niet voorshands gebleken en ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat van een dergelijke schadevergoedingsplicht, in de mate zoals door Arriba gesteld, sprake is. Zoals Mercurex ten verwere heeft aangevoerd heeft Arriba op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt dat door de incidentele publicaties van Mercurex sprake is van een vertrouwens/contractbreuk tussen Arriba en haar klant, dat daardoor een belangrijke zakelijke investering verloren dreigt te gaan en Arriba daardoor in haar financiële belangen is geschaad. Voorshands, op basis van de thans ingenomen stellingen over en weer, is niet aannemelijk dat de door Arriba jegens Mercurex eenzijdig geformuleerde schadevergoedingsplicht rechtens afdwingbaar is en in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat deze (grotendeels) zal worden toegewezen.
4.11.
De voorzieningenrechter zal gelet op al het vorenoverwogene de hoofd- en de daarmee samenhangende nevenvorderingen van Arriba afwijzen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang.
Proceskosten en artikel 1019h Rv
4.12.
Hoofdregel is dat Arriba, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten (inclusief nakosten) van Mercurex moet betalen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
4.13.
Mercurex maakt onder II pleitnota - primair aanspraak op vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv (indicatietarief eenvoudig kort geding I.b; € 6.000,00). Subsidiair maakt zij aanspraak op de (gewone) proceskosten ex artikel 237 Rv.
4.14.
Arriba heeft op de mondelinge behandeling terecht aangevoerd dat de primair gevorderde kosten niet toewijsbaar zijn, gelet op het feit dat Mercurex die kosten niet heeft onderbouwd. Mercurex is er kennelijk ten onrechte aan voorbij gegaan dat de indicatie-tarieven in IE-zaken geen forfaitaire bedragen zijn, maar slechts een indicatie van het maximale bedrag aan proceskosten dat doorgaans nog als redelijk en evenredig kan worden aangemerkt. De gehanteerde Indicatietarieven in IE-zaken bepalen immers dat voor toewijzing van de werkelijke kosten een gedetailleerde opgave gedaan moet worden van het uurtarief en het aantal gewerkte uren en een concrete omschrijving van de verrichte werkzaamheden. Nu Mercurex de werkelijk gemaakte (IE-)kosten niet heeft onderbouwd zal Arriba, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de (gewone) proceskosten (inclusief nakosten) van Mercurex worden veroordeeld, die de voorzieningenrechter op grond van artikel 237 Rv begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
1.973,00
4.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Arriba af,
5.2.
veroordeelt Arriba in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Arriba niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Arriba tot betaling van de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken.
CM