In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Arriba Netherlands B.V. en Mercurex B.V. Arriba vorderde een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat Mercurex inbreuk maakte op haar auteursrechten door foto- en videomateriaal dat door Mercurex was vervaardigd, openbaar te maken op sociale media. Arriba stelde dat zij een spoedeisend belang had bij de gevorderde voorziening, omdat de publicatie de vertrouwensrelatie met een belangrijke klant, een bekende voetballer, zou kunnen schaden. Mercurex voerde aan dat de voorzieningenrechter niet bevoegd was en dat Arriba niet-ontvankelijk was in haar vorderingen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat Arriba niet voldoende spoedeisend belang had aangetoond. Mercurex had op 26 oktober 2023 de inbreukmakende content verwijderd en Arriba had niet aangetoond dat er sindsdien nieuwe inbreuken hadden plaatsgevonden. De voorzieningenrechter concludeerde dat Arriba niet aannemelijk had gemaakt dat de schade die zij vreesde, daadwerkelijk zou optreden. Daarom werden de vorderingen van Arriba afgewezen.
Daarnaast werd Arriba, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van Mercurex, die op € 1.973,00 werden begroot. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Arriba de kosten onmiddellijk moest betalen, ongeacht een eventuele hoger beroep.