3.1.[eisers] vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad:
I.
Primair:
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hiermee in gebreke blijven tot het binnen 4 weken na het in dezen te wijzen vonnis althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan een overeenkomstig artikel 5:49 BW op te richten scheidsmuur op de erfgrens aan de achterzijde van de woningen van partijen, daaronder ook te verstaan het verwijderen en afvoeren van de thans bestaande scheidsmuur/schutting, en te bepalen dat die op te richten scheidsmuur de in de bij productie 4 bij de dagvaarding overgelegde offerte vermelde schutting van [naam bedrijf 4] zal zijn, althans dat de in de bij productie 4 bij de dagvaarding overgelegde offerte vermelde schutting van [naam bedrijf 5] zal zijn, althans dat dit een door de rechtbank in goede justitie te bepalen schutting zal zijn, en dat de kosten ter zake het oprichten van deze scheidsmuur, daaronder ook de kosten van het verwijderen van de thans aanwezige scheidsmuur, door beide partijen in gelijke gedeelten worden gedragen, met veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van de helft van die kosten aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ,
Subsidiair:
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hiermee in gebreke blijven tot het binnen
4 weken na het in dezen te wijzen vonnis althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, tot het terugbrengen van de huidige erfafscheiding aan de achterzijde van de woningen van partijen in de toestand van die erfafscheiding vóór de werkzaamheden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan die erfafscheiding in 2016, hetgeen in ieder geval inhoudt dat de gemetselde ophoging ongedaan wordt gemaakt, dat de verf die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan hun zijde van de muur en penanten hebben aangebracht blijvend verwijderd wordt, alsmede dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de schermen die zij aan hun zijde tegen de mandelige erfafscheiding hebben geplaatst blijvend zal verwijderen,
II.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- per
dag voor iedere dag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hiermee in gebreke blijven tot het binnen
4 weken na het in dezen te wijzen vonnis althans binnen een door de rechtbank in goede
justitie te bepalen termijn, verwijderen en verwijderd houden van de op hun perceel nabij de perceelsgrens (aan de achterzijde van de woningen van partijen) van de percelen van partijen aanwezige leibomen,
III.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hiermee in gebreke blijven tot het binnen
4 weken na het in dezen te wijzen vonnis althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, verwijderd en verwijderd houden van de aan de voorzijde van hun woning aangebrachte camera, althans voor zover dat niet mocht worden toegewezen, tot het op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hiermee in gebreke blijven, treffen van een zodanige fysieke voorziening dat de betreffende camera voor [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] kenbaar geen zicht kan hebben op het perceel van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ,
IV.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hiermee in gebreke blijven tot het binnen
4 weken na het in dezen te wijzen vonnis althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, wegnemen van de lekkages aam hun goot aan de achterzijde van hun woning,
V.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] van een bedrag van € 1.137,40 vanwege kosten deskundige, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
VI.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] van een bedrag ad € 904,-- vanwege buitengerechtelijke kosten,
VII.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure,
daaronder de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf een week na datum betekenen van het in dezen te wijzen vonnis.