ECLI:NL:RBLIM:2024:1843

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
C/03/326675 / HA ZA 24-41
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op arbitragebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de rechtbank Limburg op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een incident betreffende de vraag of een arbitragebeding in de samenlevingsovereenkomst tussen partijen van toepassing is. De eiseres, die in conventie een financiële afwikkeling van de samenleving vordert, stelt dat het beroep van de gedaagde op het arbitragebeding onaanvaardbaar is op grond van redelijkheid en billijkheid. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten waarin is bepaald dat geschillen over de afwikkeling uitsluitend door arbitrage zullen worden beslecht. Na de beëindiging van hun relatie op 28 november 2022, heeft eiseres zich tot de rechtbank gewend om diverse vorderingen te doen, waaronder het betalen van gebruiksvergoedingen en het taxeren van de gezamenlijke woning.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat het voeren van een arbitrageprocedure financieel niet haalbaar voor haar is, gezien de hoge kosten die daarmee gemoeid zijn. De rechtbank oordeelt dat het beroep van gedaagde op het arbitragebeding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. De zaak zal op de rol van 17 april 2024 staan voor conclusie van antwoord in reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/326675 / HA ZA 24-41
Vonnis in incident bij vervroeging van 10 april 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. B. Coomans,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.M.J.F. Sijben.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 10,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie tevens exceptie van onbevoegdheid met producties 1 t/m 7,
  • de incidentele conclusie van antwoord met producties 11 t/m 14.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. In de notariële samenlevingsovereenkomst die zij gesloten hebben, is over de afwikkeling van de samenleving in art. 17 lid 4 het volgende bepaald:
Geschillen tussen partijen over verdeling, verrekening, waardering en betaling zullen uitsluitend en in hoogste ressort worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het Arbitrage Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut.
2.2.
Op 28 november 2022 is de relatie tussen partijen beëindigd.

3.Het geschil

in de hoofdzaak in conventie

3.1.
[eiseres] heeft zich tot de rechtbank gewend teneinde een financiële afwikkeling van hun samenleving te bewerkstelligen. Zij vordert daartoe dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] zal veroordelen om aan [eiseres] met terugwerkende kracht vanaf
28 november 2022 een gebruiksvergoeding ad € 13.222,17 of een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te betalen;
2. [gedaagde] zal veroordelen om, zolang hij met uitsluiting van [eiseres] in de gezamenlijke
woning verblijft, een gebruiksvergoeding € 1.017,09 te betalen;
3. [naam makelaar] , dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen
makelaar, zal benoemen teneinde de gezamenlijke woning van partijen te taxeren;
4. de woning aan [eiseres] toe zal delen tegen het te taxeren bedrag;
5. [gedaagde] zal veroordelen om aan [eiseres] een bedrag van € 73.800,00 te betalen ter zake
de door hem onbetaald gelaten facturen, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
6. [gedaagde] zal bevelen zijn medewerking te verlenen aan het verdelen van de gezamenlijke
inboedel op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van
€ 5.000,00;
7. [gedaagde] zal bevelen zijn medewerking te verlenen aan het opheffen van de bankrekening alsmede zijn medewerking te verlenen aan het gelijkelijk verdelen van het saldo op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00;
8. [gedaagde] zal verbieden [eiseres] haar persoonsgegevens, 06-nummer, beeltenis of anderszins gegevens die te herleiden zijn naar [eiseres] te gebruiken voor welke doeleinden dan ook op straffe van een dwangsom van € 100,00 per overtreding en per dag dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 5.000,00;
9. [gedaagde] zal veroordelen om aan [eiseres] een bedrag van € 3.000,00 te betalen ter zake
de door haar geleden schade door [gedaagde] zijn inbreuk op haar auteursrechten.
in de hoofdzaak in reconventie
3.2.
[gedaagde] vordert, in geval van afwijzing van zijn vordering in het incident, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de verdeling zal vaststellen van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap
ten aanzien van het pand, gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] ,
aldus dat de woning wordt toegescheiden aan [gedaagde] onder de verplichting om [eiseres]
te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op 2 juni 2022 met de heer
[naam 1] en mevrouw [naam 2] aangegane hypothecaire geldleningen;
2. [eiseres] zal veroordelen om binnen twee weken na betekening van het door de rechtbank te wijzen vonnis haar onherroepelijke medewerking te verlenen aan alle formaliteiten die nodig zijn voor de overdracht van het aandeel van [eiseres] in de woning, staande en gelegen te [woonplaats 2] aan de [adres] , op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat [eiseres] daarmee in gebreke blijft;
3. [eiseres] zal veroordelen om binnen twee weken na betekening van het door de
rechtbank te wijzen vonnis aan [gedaagde] te verstrekken de inloggegevens die betrekking
hebben op het Facebookprofiel van ‘ [naam 3] ’, op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat [eiseres] daarmee in gebreke blijft;
4. [eiseres] zal veroordelen in de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf de achtste dag na het in dezen te wijzen vonnis.
in het incident
3.3.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart vanwege het arbitragebeding dat is opgenomen in art. 17 lid 4 van de samenlevingsovereenkomst.
3.4.
[eiseres] voert verweer.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
In de samenlevingsovereenkomst is opgenomen dat partijen geschillen over de financiële afwikkeling van hun samenleving zullen voorleggen aan een arbiter.
4.2.
Volgens [eiseres] hebben partijen de notaris niet verzocht om een arbitragebeding op te nemen in de samenlevingsovereenkomst. Ook zijn zij door de notaris niet geïnformeerd over de gevolgen van dat beding. Het toepassen van het arbitraal beding is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en strijdig met
art. 6 EVRM vanwege de hoge kosten van de arbitrageprocedure, aldus [eiseres] .
4.3.
Art. 6:248 lid 2 BW bepaalt dat een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van [eiseres] op art. 6:248 lid 2 BW slaagt gelet op de door haar aangedragen feiten en omstandigheden. Uit de verleende toevoeging voor deze procedure blijkt dat het inkomen van [eiseres] in het peiljaar 2021
€ 4.469,00 bedroeg. De door haar te betalen eigen bijdrage is vastgesteld op € 321,00.
Indien [eiseres] de zaak bij het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) zou aanbrengen, zou aan haar, gelet op de hoogte van de vordering, een uurtarief van € 325,- (arbiter + secretaris) alsmede een bedrag van tenminste € 14.500,00 in rekening worden gebracht als voorschot. Daarnaast zou zij administratiekosten moeten voldoen. [eiseres] heeft, gelet hierop, aannemelijk gemaakt dat het voeren van een arbitrageprocedure bij het NAI voor haar financieel niet haalbaar is. Als zij gehouden zou worden tot nakoming van het arbitragebeding zou dat betekenen dat zij geen effectieve toegang heeft tot vaststelling van haar burgerlijke rechten door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht, zoals dat gewaarborgd is door art. 6 EVRM. Het beroep van [gedaagde] op het arbitragebeding in
art.17 lid 4 van de samenlevingsovereenkomst is daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
verstaat dat de zaak op de rol van 17 april 2024 staat voor conclusie van antwoord in reconventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH