4.3.Bij conclusie van antwoord is door REBO een beroep gedaan op verrekening met door REBO geleden schade c.q. gemaakte herstelkosten vanwege gebreken aan het dak, de vloer en buitengevel. REBO stelt daartoe dat sprake is van gebreken, dat WOM niet heeft voldaan aan haar verplichting om die gebreken te herstellen en daarmee aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Daarnaast stelt REBO het herstel zelf in de hand te hebben genomen en daarmee kosten te hebben gemaakt. REBO wil de beweerdelijk geleden schade en beweerdelijk gemaakte herstelkosten verrekenen met de huurachterstand. In reconventie vordert REBO de veroordeling van WOM tot betaling van de schade, onder verwijzing naar hetgeen in conventie is gesteld. Bij eiswijziging (ingekomen op 29 november 2023) is de eis vermeerderd. De kantonrechter heeft, zoals reeds neergelegd in de mondelinge beslissing, het bezwaar van WOM tegen de vermeerdering van eis, voor zover die ziet op de gevorderde huurprijsvermindering ex artikel 7:207 lid BW, gegrond geacht, omdat die vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Daarom wordt de gevorderde huurprijsvermindering hier buiten beschouwing gelaten. De kantonrechter is niet meegegaan met het bezwaar van WOM tegen de eisvermeerdering, voor zover die ziet op een aanvullend bedrag aan schadevergoeding als gevolg van gebreken zoals die in de procedure al aan de orde waren. WOM heeft hierop nog mogen reageren, hetgeen is gebeurd bij akte. Dit vooropstellende, wordt overwogen als volgt.
4.3.1.REBO heeft ten eerste niet (gemotiveerd) gesteld dat op enig moment een gebrek is ontstaan en dat zij van WOM verlangd heeft dit te herstellen. Het is aan de huurder om te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij de verhuurder heeft verzocht het gebrek te verhelpen.
De enkele stelling dat er gebreken zijn aan het dak, de vloer en de gevel, en dat destijds alles mondeling is geschied, is volstrekt onvoldoende. Weliswaar kan een mondelinge mededeling in dit verband voldoende zijn, maar dat laat onverlet dat REBO dan wel op zijn minst genoegzaam dient te stellen wanneer die mededelingen dan jegens wie zijn gedaan en op welke exacte gebreken die mededelingen dan betrekking hadden. Dat heeft REBO niet gedaan. Gezien het vorenstaande kan niet als vaststaand worden aangenomen dat REBO WOM heeft verzocht om gebreken te herstellen. Zonder verzoek of toestemming van de huurder heeft de verhuurder geen grond om gebreken te verhelpen.
4.3.2.REBO heeft voorts en met name niets gesteld ten aanzien van het intreden van het verzuim. De verhuurder zal in gebreke moeten worden gesteld voordat de huurder zelf tot verhelpen mag overgaan. In de conclusie van antwoord is weliswaar gesteld dat WOM bij brief van 31 mei 2023 in gebreke is gesteld (dit is nota bene vlak voor het nemen van die conclusie van antwoord), maar in die brief waren de beweerde gebreken volgens REBO zelf reeds hersteld. Van een ingebrekestelling kan dan ook geen sprake meer zijn. WOM heeft al in de conclusie van antwoord in reconventie hierop gewezen. Desondanks is REBO op de mondelinge behandeling hier niet meer op ingegaan. De latere e-mail van 30 september 2023, die is ingebracht in het kader van de beweerdelijk nieuw geleden schade, behelst evenmin een ingebrekestelling. Door REBO is ook anderszins niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat ten aanzien van elk van de gebreken steeds een ingebrekestelling is verzonden. Uitsluitend bij verzuim van de verhuurder tot het verhelpen van de gebreken, heeft de huurder de bevoegdheid dit verhelpen zelf te verrichten en de daarvoor gemaakte kosten op de verhuurder te verhalen.. Voor zover de stellingen van REBO al zo zou moeten worden begrepen, dat het sturen van een ingebrekestelling in de gegeven omstandigheden achterwege kon blijven, omdat dit gezien de houding van WOM zinloos zou zijn, betreft ook dit niet meer dan een blote stelling. Nergens blijkt uit dat WOM én bekend was met gebreken, én desondanks niet bereid was om tot maatregelen over te gaan.
4.3.3.Voor wat betreft de gevel, stelt REBO dat zij (extra) herstelkosten heeft gemaakt. Partijen zijn in artikel 8.8. van de huurovereenkomst evenwel al overeengekomen dat de gevel door REBO zou worden gerepareerd, en ter compensatie is aan REBO destijds een huurvrije periode verleend. In 2015 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, tegen finale kwijting. De kosten van de gevel zijn hierin meegenomen. Voor zover REBO aldus zou doelen op kosten die reeds zijn verdisconteerd in de vaststellingsovereenkomst, heeft REBO niets aangevoerd om hierop terug te kunnen komen. REBO heeft ook niet gemotiveerd gesteld, laat staan onderbouwd, dat zich nadien nieuwe c.q. andere gebreken aan de gevel hebben voorgegaan (en dat zij hiervan herstel heeft verlangd en dat WOM deswege in verzuim is; de beweerde gemaakte herstelkosten zijn ook niet onderbouwd).
4.3.4.REBO stelt bij antwoord dat van de zijde van IPAL was toegezegd om te vloer te laten herstellen. Eventuele gebreken en kosten aan de vloer zijn reeds verdisconteerd in de huurovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst. Genoemde stelling is daarmee, zonder toelichting die niet is gegeven, niet te plaatsen. REBO heeft ook niets aangevoerd waaruit is op te maken dat partijen zouden zijn teruggekomen op die vaststellingsovereenkomst, en REBO heeft ook niet gesteld dat zich nadien nieuwe c.q. andere gebreken aan de vloer zouden hebben voorgedaan (en dat zij hiervan herstel heeft verlangd en dat WOM deswege in verzuim is; er is ook niet onderbouwd dat REBO zelf herstelkosten heeft gemaakt).
4.3.5.Bij de eiswijziging is gesteld dat (wel) al jarenlang is geklaagd over diverse gebreken aan beide panden, waarbij ter onderbouwing wordt verwezen naar emailberichten uit 2014 en 2015. Met de vaststellingsovereenkomst uit 2015 hebben partijen evenwel alle toen bestaande gebreken afgekaart. Ook gezien het tijdsverloop, vermag de kantonrechter, zonder toelichting die niet is gegeven, niet inzien dat deze meldingen zouden zien op een gebrek en schade zoals die hier ter discussie staat.
4.3.6.Wel staat vast dat in het najaar van 2020 een of meerdere lekkages zijn geweest aan het dak van het pand waar de winkel zich bevindt. WOM heeft de herstelkosten van het dak toen voor haar rekening genomen. Op de mondelinge behandeling is in dit verband door de door WOM meegebrachte dakdekker, de heer [naam] , verklaard dat in 2015 een waterkerende laag is aangebracht aan het dak van de opslagruimte en dat in 2021 een waterkerende laag is aangebracht aan het dak van de winkel, waarmee in feite sprake is van een nieuw dak. Hij is voorts eens ter plaatse geweest voor een verstopping door bladafval.
4.3.7.Partijen hebben nadat die lekkage zich had voorgedaan gesproken over een door WOM aan REBO te betalen compensatie, waarmee wordt aangenomen dat REBO destijds enige schade heeft gehad. WOM heeft gesteld dat dit overleg heeft opgeleverd dat WOM in juli 2021 aan REBO drie maanden huurkorting heeft toegekend. Dit vindt steun in de brief van WOM aan REBO van 27 juli 2021, waarvan de ontvangst door REBO niet wordt betwist. REBO heeft hier niet meer op gereageerd. REBO heeft deze gang van zaken ook anderszins niet gemotiveerd betwist, zodat de kantonrechter aanneemt dat REBO destijds – stilzwijgend – heeft ingestemd met het door WOM gedane voorstel om de schade af te handelen zoals in de brief van 27 juli 2021 was voorgesteld. Partijen zijn daarbij ook een betalingsregeling overeengekomen, uitgaande van het, als gevolg van die compensatie verminderde, bedrag. In oktober 2022, aldus meer dan een jaar later (toen REBO meermaals was aangesproken op het niet nakomen van de afgesproken betalingsregeling), heeft REBO voor het eerst aangegeven dat het schadebedrag volgens hem hoger ligt. WOM mocht er evenwel vanuit gaan dat de kwestie van het dak was afgehandeld. Zonder toelichting, die niet is gegeven, valt immers niet in te zien waarom REBO niet eerder heeft gereageerd op die brief van 27 juli 2021. De schade is al in 2020 opgetreden, zodat in de verwachting ligt dat de schade medio 2021 toch al bekend was.
4.3.8.Maar zelfs in deze procedure is niet gebleken dat REBO desondanks meer schade heeft gehad dan het bedrag waarvoor zij al is gecompenseerd. In december 2022 maakt REBO melding van een, in haar opdracht uitgevoerd, expertiseonderzoek, niet meer en niet minder. Eerst in de brief van 31 mei 2023 maakt REBO weer melding van dit rapport, dat de opsteller ervan in april 2023 aan REBO heeft gezonden. In het schaderapport is te lezen dat de schade met name zou zien op het “vervangen van het plafond” (dit is het enige bedrag dat de huurkorting te boven gaat), maar, bij gebreke van enige factuur en/of betalingsbewijs kan niet worden aangenomen dat REBO op eigen kosten het plafond heeft laten “vervangen” en of andere kosten heeft gemaakt om dit te laten herstellen (zo die kosten al op WOM zouden zijn af te wentelen). REBO stelt schade te hebben aan de meubels/voorraad, “voorlopig begroot” op € 13.522,- + PM. Ter onderbouwing zijn foto’s ingebracht en een “bon/overzicht van goederen” (productie 5). REBO stelt opruimkosten te hebben gemaakt, “voorlopig begroot” op € 4.200,00, dit alles zonder onderbouwing met stukken. De ingebrachte foto’s zijn evenwel zo onduidelijk, dat hier niet meer uit kan worden gehaald dan dat er ergens, op enig moment, vochtplekken zichtbaar zijn (geweest). De bon bevat niet meer dan een, kennelijk door REBO zelf opgestelde, opsomming van louter speculatieve getallen. REBO heeft geen betere kopieën, en ook facturen of betalingsbewijzen van enigerlei kosten ingebracht. Het betreft daarmee niet meer dan een blote stelling dat REBO meer schade heeft en dat REBO zelf kosten heeft gemaakt. Bij de eisvermeerdering stelt REBO wederom schade te hebben aan meubels/voorraad waarmee die post thans € 15.472,00 zou bedragen, maar de enige onderbouwing daarvan is de eigen melding van REBO hierover aan WOM (productie 11).
4.3.9.Voor zover REBO aldus al bedoelt te stellen dat er, na 2020, telkens sprake is geweest van nieuwe lekkages omdat het dak wederom c.q. nog altijd lekte (en waarop die compensatie niet meer zou zien), heeft REBO nagelaten te stellen en onderbouwen dat er sprake is van gebreken, dat zij telkens (tijdig) heeft geklaagd over lekkages en/of dat WOM anderszins hiermee bekend kon worden verondersteld, dat WOM in verzuim is met het verhelpen, en dat zij zelf daarom herstelkosten heeft moeten maken dan wel schade heeft ten gevolge van die vermeende gebreken. Het betreffen hier niet meer dan blote stellingen, die door WOM gemotiveerd zijn betwist. In de emailwisseling van eind 2022 is in ieder geval nog geen melding gemaakt van een nieuw gebrek. Bij antwoord is enkel de brief van 31 mei 2023 ingebracht, aldus van na de dagvaarding. Op 23 november 2023 zijn voorts emailberichten vanaf 5 september 2023 ingebracht maar ook hieruit kan niet worden opgemaakt dat WOM in verzuim zou zijn met eventuele herstellingen. Zo is de dakdekker langs geweest (die nota bene geen lekkage heeft gevonden) en heeft WOM op de mondelinge behandeling onweersproken verklaard dat er inmiddels opdracht is gegeven om een kleine lekkage rondom een ventilatieslang te herstellen.