ECLI:NL:RBLIM:2024:1754

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
10925370 \ AZ VERZ 24-10
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag tijdens proeftijd en rechtsgeldigheid van de opzegging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de besloten vennootschap Monster Group B.V. De werknemer was op 13 november 2023 in dienst getreden en had een proeftijd van één maand. Monster Group stelde dat de werknemer op 12 december 2023 rechtsgeldig was ontslagen, terwijl de werknemer betwistte dat hem ontslag was verleend voor het verstrijken van de proeftijd. De werknemer verzocht om vernietiging van de opzegging en doorbetaling van zijn salaris, stellende dat hij pas op 14 december 2023 op de hoogte was gesteld van het ontslag.

De procedure omvatte verschillende stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften, en culminerend in een mondelinge behandeling op 14 maart 2024. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op 12 december 2023 rechtsgeldig was gegeven, ondanks dat de werknemer dit betwistte. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever voldoende bewijs had geleverd dat het ontslag tijdens de proeftijd was medegedeeld, en dat de werknemer niet had aangetoond dat er geen ontslag was verleend. Het verzoek van de werknemer tot vernietiging van het ontslag werd afgewezen, evenals zijn verzoek om doorbetaling van het salaris.

De kantonrechter veroordeelde de werknemer in de proceskosten, die op € 949,00 werden vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10925370 \ AZ VERZ 24-10
Beschikking van de kantonrechter van 11 april 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [postcode] [plaatsnaam] , [adres] ,
gemachtigde mr. J.J.Th. van Stiphout,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig tegenverzoek,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONSTER GROUP B.V.,
gevestigd te [postcode] [plaatsnaam] , [adres] ,
gemachtigde mr. J.B. Kloosterman,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig tegenverzoek.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Monster Group worden genoemd.

1.Inleiding

1.1.
Monster Group stelt zich op het standpunt dat zij haar werknemer [verzoeker] op 12 december 2023 rechtsgeldig, want binnen de overeengekomen proeftijd, heeft ontslagen. [verzoeker] is het daar niet mee eens nu hij van mening is dat hij pas op 14 december 2023, na het verstrijken van de proeftijd, per e-mail op de hoogte werd gesteld van het ontslag. Hij verzoekt dan ook - kort gezegd - om de opzegging te vernietigen en Monster Group te veroordelen om zijn salaris door te betalen, nu de arbeidsovereenkomst nog steeds van kracht is.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 8 februari 2024 ter griffie ontvangen verzoekschrift, tevens houdend een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
- het op 29 februari 2024 ter griffie ontvangen verweerschrift
- de op 29 februari 2024 door Monster Group ingediende producties 1 tot en met 34, behorende bij het verweerschrift
- de op 4 maart 2024 door Monster Group ingediende aanvullende producties 35 en 36
- het op 8 maart 2024 door (de gemachtigde van) Monster Group ingediende verweerschrift tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken
- de op 11 maart 2024 door [verzoeker] ingediende akte met productie
- de op 11 maart 2024 door Monster Group ingediende antwoordakte teven akte overlegging nadere producties
- de op 13 maart 2024 door Monster Group ingediende akte houdende overlegging producties en wijziging van eis
- de op 14 maart 2024 gehouden mondelinge behandeling
- de door mr. Kloosterman overgelegde pleitaantekeningen.
2.2.
Daarna is beschikking bepaald.

3.De feiten

3.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1989, is op 13 november 2023 bij Monster Group in dienst getreden in de functie van ‘ [functienaam] ’. Zijn salaris bedroeg € 3.120,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld en emolumenten, op basis van een 40-urige werkweek.
3.2.
De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een periode van 12 maanden. In de arbeidsovereenkomst is een tussentijds opzegbeding en een proeftijdbeding opgenomen:
“1.1. The Employment contract may be terminated by either party with due observance of the statutory notice period. Notice may be given only in writing, taking from the end of the calendar month.
1.2.
The first month of the Employment contract shall constitute a probationary period, during which period either party may terminate the Employment contract without a notice period and with immediate effect.”
3.3.
De proeftijd van [verzoeker] eindigde op 13 december 2023.
3.4.
Op 14 december 2023 om 00:39 uur heeft [verzoeker] zich per e-mail ziek gemeld bij de [functienaam] [collega 1] .
3.5.
Op 14 december 2023 om 11:17 uur ontving [verzoeker] een e-mail van [collega 2] , [functienaam] bij Monster Group. In deze mail wordt bevestigd dat [verzoeker] tijdens een gesprek met [collega 1] op 12 december 2023 per direct is ontslagen.
3.6.
Op 14 december 2023 heeft Monster Group per aangetekend schrijven het ontslag van 12 december 2023 aan [verzoeker] bevestigd.

4.Het geschil

4.1.
[verzoeker] verzoekt, bij wege van voorlopige voorziening voor de duur van het geding, doorbetaling van zijn salaris vanaf 13 december 2023 tot de datum van de eindbeschikking in deze zaak.
4.2.
[verzoeker] verzoekt - kort gezegd - in de hoofdzaak:
  • vernietiging van de opzegging en een verklaring voor recht waarin wordt vastgesteld dat het gegeven proeftijdontslag buiten de proeftijd is gegeven en dat deze opzegging als onregelmatig wordt aangemerkt;
  • Monster Group te veroordelen om [verzoeker] toe te laten de bedongen werkzaamheden te verrichten;
  • Monster Group te veroordelen om vanaf datum eindbeschikking tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, aan [verzoeker] het overeengekomen salaris te betalen;
  • Monster Group te veroordelen in de kosten van het geding.
4.3.
Monster Group heeft verweer gevoerd.
4.4.
Bij wijze van zelfstandig verzoek wordt door Monster Group verzocht om [verzoeker] te veroordelen in de werkelijke kosten van de procedure.
4.5.
[verzoeker] heeft verweer gevoerd tegen het zelfstandig tegenverzoek van Monster Group.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover relevant - nader ingegaan.

5.De beoordeling

Het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van het proeftijdontslag
5.1.
Het geschil van partijen betreft de vraag of Monster Group [verzoeker] binnen de overeengekomen proeftijd heeft ontslagen.
5.2.
Vast staat dat [verzoeker] vanaf 13 november 2023 bij Monster Group in dienst is en dat er een proeftijd is overeengekomen van één maand. Opzegging binnen de proeftijd zou dus vóór 13 december 2023 hebben moeten plaatsvinden. Monster Group stelt zich op het standpunt dat het proeftijdontslag op 12 december 2023 - en dus tijdig - is gegeven, terwijl volgens [verzoeker] op 12 december 2023 helemaal geen ontslag aan hem is verleend.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat het voor een ontslag tijdens proeftijd niet noodzakelijk is dat dit ontslag schriftelijk aan de werknemer is meegedeeld tijdens de proeftijd. Dat neemt niet weg dat de bewijslast van het ontslag tijdens de proeftijd allereerst bij Monster Group als werkgever ligt, wanneer het ontslag niet schriftelijk is meegedeeld tijdens de proeftijd. Monster Group heeft ter onderbouwing van haar stelling aangevoerd dat er op 12 december 2023 op de locatie van Monster Group in [plaatsnaam] tussen [verzoeker] en [functienaam] [collega 1] een gesprek heeft plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek zouden de tegenvallende prestaties van [verzoeker] aan de orde zijn gekomen. [collega 1] zou volgens Monster Group tijdens dat gesprek aan [verzoeker] hebben meegedeeld dat [verzoeker] niet presteerde conform de verwachtingen en dat Monster Group daarom het besluit had genomen om hem binnen de proeftijd te laten gaan. [verzoeker] geeft een andere weergave van het gesprek. Hij stelt dat er tijdens het gesprek weliswaar gesproken is over problemen binnen het bedrijf, maar betwist dat hem ontslag is aangezegd. Volgens [verzoeker] zou er gesproken zijn over de stress die hij ervaarde door het vele overwerken en zou er gezamenlijk zijn afgesproken dat [verzoeker] een aantal ziektedagen zou opnemen.
5.4.
Tussen partijen staat in ieder geval vast dat er op 12 december 2023 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [collega 1] . Vast staat ook dat tijdens dat gesprek gesproken is over problemen op de locatie van Monster Group in [plaatsnaam] . Verder is door [verzoeker] niet betwist dat [collega 1] op 12 december 2023 ook heeft gesproken met een andere werknemer, verder te noemen ‘werknemer A’. Uit de verklaring van werknemer A tegenover [functienaam] [collega 3] op 14 december 2023 (zie de door Monster Group als productie 40 in het geding gebrachte video-opname) blijkt dat [collega 1] werknemer A had verteld dat [verzoeker] was ontslagen, waarmee werknemer A het niet eens was.Verder staat vast dat [verzoeker] in ieder geval kort na 14 december 2023 een aangetekende brief van Monster Group heeft ontvangen waarin aan hem werd meegedeeld dat hij op 12 december 2023 was ontslagen.
5.5.
In het licht van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de kantonrechter voorshands van oordeel dat er op 12 december 2023 tussen [verzoeker] en [collega 1] wel is gesproken over ontslag. [verzoeker] heeft niet betwist dat [collega 1] op 12 december 2023, na het gesprek met [verzoeker] , is gaan praten met werknemer A. [collega 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij dat heeft gedaan omdat hij werknemer A wilde behouden, en deze werknemer had aangegeven dat zij zou vertrekken als [verzoeker] zou worden ontslagen. Dit is door [verzoeker] niet betwist. De kantonrechter acht met name van belang dat [collega 1] na afloop van zijn gesprek met [verzoeker] heeft gesproken met werknemer A. In het licht van de feiten en omstandigheden die door [verzoeker] zijn geschetst, zou er geen enkele reden zijn geweest om met werknemer A te spreken als er geen sprake zou zijn geweest van ontslag van [verzoeker] . Werknemer A zegt zelf in het gesprek met [collega 3] op 14 december 2023, zo blijkt uit de als productie 40 overgelegde video-opname, dat zij het niet eens was met het ontslag van [verzoeker] om allerlei redenen. Feit is bovendien dat zij op die 12e december zelf ook ontslag heeft genomen omdat zij het niet eens was met het gegeven ontslag aan [verzoeker] . [verzoeker] en werknemer A zijn diezelfde dag naar een uitzendburo gereden, zo heeft [verzoeker] zelf verklaard. Gelet op de houding die werknemer A heeft laten zien met betrekking tot haar bezwaren over een ontslag van [verzoeker] , en gelet op hetgeen zij daarover ook tijdens het gesprek met [collega 3] heeft opgemerkt, moet voorshands worden aangenomen dat [verzoeker] wel degelijk op 12 december 2023 te horen heeft gekregen dat hij werd ontslagen. Het had op de weg van [verzoeker] gelegen om zijn betwisting inhoudende dat er op 12 december 2023 met hem niet is gesproken over ontslag, in het licht van deze feiten en omstandigheden, beter te onderbouwen. Zeker nu [verzoeker] in zijn whatsappbericht aan [collega 1] van 12 december 2023 onder meer schrijft:
‘I hold no grudges and genuine wish you all the best’.Een dergelijk bericht wordt naar het oordeel van de kantonrechter in normaal taalgebruik gezien als afscheidsgroet. De toelichting van [verzoeker] ter zitting dat hij met dit bericht enkel heeft willen aangeven dat hij ziek thuis zat en altijd bereikbaar was voor [collega 1] , past daar niet bij. Daarbij past evenmin de verklaring van [verzoeker] dat hij op 12 december 2023 met [collega 1] heeft gesproken over het opnemen van een aantal dagen ziekteverlof, alleen al omdat [verzoeker] zich niet al op 12 december maar pas op 14 december 2023 heeft ziek gemeld. Daaraan doet niet af dat de e-mail van 12 december 2023 niet goed herleidbaar is tot een bevestiging van het gegeven ontslag. Dit geldt ook voor de nadien op 14 december 2023 verzonden aangetekende brief van 12 december 2023, waarin het ontslag schriftelijk wordt bevestigd. Een schriftelijke bevestiging van het gegeven ontslag kan immers volgens vaste jurisprudentie ook een paar dagen later worden ontvangen.
5.6.
De discussie die tussen partijen speelt over de vraag of de e-mails nu wel of niet zijn verzonden, en wanneer, en of er op 12 december 2023 nu wel of niet een ontslagbrief aan [verzoeker] is overhandigd, behoeft naar het oordeel van de kantonrechter geen verdere bespreking meer. Uit het complex van voornoemde feiten en omstandigheden blijkt naar het oordeel van de kantonrechter namelijk voldoende dat [verzoeker] tijdens het gesprek met [collega 1] op 12 december 2023 binnen de proeftijd is ontslagen. Dit ontslag is dus rechtsgeldig gegeven zodat er op 12 december 2023 een einde is gekomen aan de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. Het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van het ontslag zal daarom worden afgewezen. De daarmee samenhangende vorderingen tot betaling van het salaris, de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en de verzochte voorlopige voorziening zullen eveneens worden afgewezen.
De proceskosten
5.7.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). Monster Group heeft verzocht om [verzoeker] te veroordelen in de werkelijke kosten die Monster Group heeft moeten maken. Deze kosten bedragen - na vermeerdering van eis tijdens de mondelinge behandeling - € 18.491,84. Volgens Monster Group is er namelijk sprake van misbruik van procesrecht.
5.8.
De kantonrechter kan in plaats van het binnen de rechtspraak geldende liquidatietarief de werkelijk gemaakte proceskosten toewijzen, maar alleen in ‘buitengewone omstandigheden’, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Daarvan is pas sprake als de indiening van het verzoekschrift, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als verzoeker zijn verzoek baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen, of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360).
5.9.
Monster Group heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die meebrengen dat er sprake is van evidente ongegrondheid van het door [verzoeker] ingediende verzoekschrift. Het verzoek tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten wordt daarom afgewezen. De kosten aan de zijde van Monster Group worden tot op heden begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing), zijnde een totaal van € 949,00.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af,
6.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten ten bedrage van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart deze beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk en in het openbaar uitgesproken.
type: em
coll: