ECLI:NL:RBLIM:2024:1752

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
ROE 21/1436
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaarschrift omgevingsvergunning voor verbouwing naar restaurant

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert, waarbij het bezwaarschrift van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor de verbouwing van een pand aan de Kerkstraat 51B te Nederweert kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De vergunninghouder had op 21 mei 2020 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de verbouwing van het pand naar een restaurant. De omgevingsvergunning werd verleend op 2 november 2020, maar de vergunninghouder ontving op 16 november 2020 een rectificatie van het huisnummer, waardoor de vergunning betrekking had op een ander pand. Eiseres, die in de nabijheid woont, diende op 17 december 2020 een pro forma bezwaarschrift in, maar dit werd door verweerder als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. Eiseres stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat zij pas op 15 december 2020 op de hoogte was van de wijziging in de vergunning. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding inderdaad verschoonbaar was, omdat de rectificatie van de omgevingsvergunning niet tijdig was gecommuniceerd aan de belanghebbenden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21 / 1436
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2024 in de zaak tussen
[eiseres] ,uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. D.E.M.P.J. Reijnart)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert, verweerder
(gemachtigde: mr. K.M.W. Thoma).
Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2020 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van het pand aan de [adres 1] te [plaats 1] naar een restaurant (hierna: de omgevingsvergunning).
Bij brief van 2 november 2020, toegestuurd op 16 november 2020 aan de vergunninghouder, heeft verweerder het huisnummer in de verleende omgevingsvergunning gewijzigd naar [adres 2] te [plaats 2] . Eiseres heeft op 17 december 2020 een (pro forma) bezwaarschrift ingediend tegen de verleende omgevingsvergunning.
Bij besluit van 13 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten om het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk c.q. kennelijk ongegrond te verklaren. Verweerder heeft de verleende omgevingsvergunning in stand gelaten.
Eiseres heeft op 25 mei 2021 pro forma beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft op 2 juli 2021 de gronden van beroep ingediend.
Verweerder heeft gereageerd op het beroep en op 11 april 2023 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2023. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de partner van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Op 21 mei 2020 is door de vergunninghouder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het verbouwen van het bestaande pand aan de [adres 1] te [adres 1] naar een restaurant. De aanvraag voor de omgevingsvergunning ziet op de activiteit ‘bouwen’ [1] .
Bij besluit van 2 november 2020 heeft verweerder besloten om de aangevraagde omgevingsvergunning voor de [adres 1] te [adres 1] te verlenen. Verweerder heeft de omgevingsvergunning bij brief van 2 november 2020 toegestuurd aan de vergunninghouder. Daarnaast heeft verweerder de verleende omgevingsvergunning gepubliceerd in het Gemeenteblad van 5 november 2020 onder vermelding “
Gemeente Nederweert – verleende omgevingsvergunning – verbouwen pand naar een restaurant – [adres 1] ( [nummer] )”.
1.1. Op 2 november 2020 heeft verweerder geconstateerd dat de omgevingsvergunning niet voor het pand aan de [adres 1] te [plaats 1] verleend had moeten worden maar voor het (daaronder gelegen) pand aan de [adres 2] te [plaats 2] . Verweerder heeft daarom bij brief van 2 november 2020 de verleende omgevingsvergunning gerectificeerd c.q. gewijzigd naar de [adres 2] te [plaats 2] . Pas op 16 november 2020 heeft verweerder deze rectificatie van de omgevingsvergunning aan de vergunninghouder toegestuurd. Vervolgens heeft verweerder op 19 november 2020 de voornoemde rectificatie gepubliceerd op www.overheid.nl. onder vermelding van “
Gemeente Nederweert – Rectificatie verleende omgevingsvergunning (regulier) – [adres 2] - verbouwen pand naar een restaurant ( [nummer] ) (02-11-2020)”. Verweerder heeft voorts vermeld: “
De bijlage(n) liggen voor 6 weken digitaal ter inzage (02-11-2020)”.
2. Eiseres woont in het pand aan de [adres 3] te [plaats 3] . Haar achtertuin grenst aan de achterzijde van het pand gelegen aan de [adres 2] . Eiseres heeft op
17 december 2020, een pro forma bezwaarschrift ingediend tegen de verleende omgevingsvergunning. Op 21 januari 2021 heeft eiseres, nadat zij daartoe door verweerder in de gelegenheid is gesteld, de gronden van bezwaar ingediend.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk c.q. kennelijk ongegrond verklaard en besloten om de verleende omgevingsvergunning in stand te laten.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en de verleende omgevingsvergunning en heeft hiertegen beroep ingesteld. Op hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd zal de rechtbank hierna ingaan.
Gronden van beroep en beoordeling
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk c.q. kennelijk ongegrond heeft verklaard. Zij heeft daartoe in beroep - samengevat - aangevoerd dat sprake is verschoonbare termijnoverschrijding. Volgens eiseres is zij, zodra zij kennis heeft genomen van het feit dat de omgevingsvergunning niet voor de [adres 1] maar voor de [adres 2] was verleend, in actie gekomen. De vernummering van de omgevingsvergunning is de reden dat eiseres pas op 15 december 2020, toen een grote hijskraan met kasten, apparaten en afvoeren voor de deur van [adres 2] verscheen heeft kunnen constateren dat de omgevingsvergunning niet op [adres 1] maar op [adres 2] zag. Eiseres is daarna meteen in actie gekomen en heeft op 17 december pro forma beroep ingesteld. Gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] stelt eiseres zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Verder heeft eiseres ter zitting aangevoerd dat de brief van 2 november 2020, die op 16 november 2020 is toegestuurd aan de vergunninghouder, is aan te merken als een nieuw besluit dan wel wijzigingsbesluit in de zin van respectievelijk artikel 1:3, eerste lid, van de Awb dan wel 6:19 van de Awb. Hierdoor is volgens eiseres de bezwaartermijn van zes weken (opnieuw) gaan lopen op 17 november 2020 waardoor het pro forma bezwaarschrift van 17 december 2020 binnen de bezwaartermijn is ingediend. Verweerder had daarom inhoudelijk naar dit bezwaarschrift dienen te kijken.

6.Verweerder stelt zich op het standpunt dat de omgevingsvergunning van

2 november 2020 niet is ingetrokken waardoor dit besluit steeds van kracht is geweest. De brief van 2 november 2020, die op 16 november 2020 aan de vergunninghouder is gestuurd (hierna: de brief), is volgens verweerder enkel aan te merken als een rectificatie van de omgevingsvergunning. Immers, met de brief is materieel niets veranderd aan de inhoud van de omgevingsvergunning; er is enkel sprake van een wijziging van het huisnummer. Volgens verweerder kan de brief daarom niet worden gekwalificeerd als een nieuw besluit of wijzigingsbesluit in de zin van respectievelijk artikel 1:3, eerste lid, van de Awb dan wel 6:19 van de Awb.
Dit heeft volgens verweerder tot gevolg dat de bezwaartermijn is aangevangen de dag na bekendmaking van de omgevingsvergunning, te weten op 3 november 2020, en dat deze is geëindigd op 15 december 2020. Het pro forma bezwaarschrift van eiseres van 17 december 2020 is dan ook te laat ingediend. Deze termijnoverschrijding is volgens verweerder niet verschoonbaar. Het bezwaarschrift van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning is dus kennelijk niet-ontvankelijk. Volgens verweerder staat de omgevingsvergunning daarom in rechte vast en heeft het bezwaar van eiseres geen redelijke kans van slagen. Nu bovendien geen sprake is van een materiële wijziging van de omgevingsvergunning, heeft verweerder het bezwaar van eiseres voorts kennelijk ongegrond verklaard.

7.De rechtbank stelt bij de beoordeling het volgende voorop.

Op grond van artikel 6:7 van de Awb geldt voor het indienen van een bezwaarschrift een termijn van zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De voorgeschreven bekendmaking bij een omgevingsvergunning, zoals in deze zaak, geschied op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb door de toezending van het besluit naar de aanvrager hiervan. In dit geval is de bezwaartermijn dus beginnen te lopen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden aan de aanvrager. Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft, ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
7.1.
Vast staat dat de omgevingsvergunning van 2 november 2020 diezelfde dag aan de aanvrager (vergunninghouder) is verstuurd. Dit betekent dat de bezwaartermijn is aangevangen op 3 november 2020 en zes weken later, op 15 december 2020, is geëindigd. Het (pro forma) bezwaarschrift van eiseres dateert van 17 december 2020 en is dus niet binnen de wettelijke bezwaartermijn ingediend en daarmee ook niet tijdig ingediend.
7.2.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank komt tot oordeel dat hiervan sprake is en zij heeft daartoe het volgende overwogen.
De omgevingsvergunning is op 2 november 2020 verleend en op 5 november 2020 gepubliceerd op overheid.nl onder vermelding “
Gemeente Nederweert – verleende omgevingsvergunning – verbouwen pand naar een restaurant – [adres 1] ( [nummer] )”. Verweerder heeft de fout met betrekking tot het huisnummer ook al op
2 november 2020 geconstateerd en een brief aan vergunninghouder opgesteld. Die brief heeft verweerder echter pas op 16 november 2020 aan vergunninghouder verzonden.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de brief geen materiële wijziging van het bouwplan behelst waarvoor de omgevingsvergunning is verleend zodat ook geen sprake is van nieuwe of gewijzigde besluitvorming. Immers, inhoudelijk heeft -zo is ook tussen partijen niet in geschil- geen enkele wijziging van de aanvraag of het bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend, plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank is echter wel sprake van een rectificatie van de omgevingsvergunning omdat daarin een onjuist huisnummer is vermeld: het bouwplan heeft betrekking op huisnummer [adres 2] en niet nummer [adres 1] zoals oorspronkelijk vermeld in de aanvraag en omgevingsvergunning. Vervolgens heeft verweerder de rectificatie op 19 november 2020 gepubliceerd op www.overheid.nl zodat belanghebbenden hiervan kennis konden nemen. In de publicatie staat vermeld: “
Gemeente Nederweert – Rectificatie verleende omgevingsvergunning (regulier) – [adres 2] - verbouwen pand naar een restaurant ( [nummer] ) (02-11-2020)”. Verweerder heeft voorts vermeld: “
De bijlage(n) liggen voor 6 weken digitaal ter inzage (02-11-2020)”. Verweerder heeft aldus de lopende bezwaartermijn niet verlengd. Ter zitting heeft verweerder daarover verklaard dat geen sprake is van een materiële wijziging en dat de bezwaartermijn nog ongeveer drie weken open stond en dat dit lang genoeg is voor belanghebbenden om alsnog een bezwaar in te dienen. De rechtbank volgt verweerder daarin echter niet. Juist doordat het gaat om een wijziging van een huisnummer zal (deels) sprake zijn van een andere kring van belanghebbenden dan bij het oorspronkelijke huisnummer dat in de aanvraag en (publicatie van) de omgevingsvergunning is vermeld. Verweerder heeft, nadat hij na het constateren van het onjuiste huisnummer op 2 november 2020 eerst wat tijd heeft laten verstrijken voordat hij op 16 november 2020 de brief aan vergunninghouder verstuurde, het kennelijk ook belangrijk genoeg gevonden om de rectificatie op 19 november 2020 te publiceren op overheid.nl. Onder deze omstandigheden had het op de weg van verweerder gelegen om belanghebbenden vanaf dat moment ook een volwaardige mogelijkheid tot het indienen van bezwaar te geven. De rechtbank stelt verder vast dat, als verweerder vanaf het moment van publicatie van de rectificatie aan de gewijzigde kring van belanghebbende een volwaardige bezwaartermijn van zes weken had gegund, deze bezwaartermijn zou zijn aangevangen op 20 november 2020 en zou zijn geëindigd op 1 januari 2021. In dat geval zou het pro forma bezwaar van 17 december 2020 van eiseres ruimschoots binnen de termijn zijn ingediend en zou zij na aanvulling van de gronden daarvan) in haar bezwaren zijn ontvangen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden de termijnoverschrijding van eiseres verschoonbaar moet worden geacht. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiseres, binnen twee dagen nadat zij werd geconfronteerd met de bouwwerkzaamheden van vergunninghouder pro forma bezwaar heeft ingesteld en aldus ook snel nadat zij daadwerkelijk op de hoogte was van de vergunningverlening actie heeft ondernomen. Bovendien heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij niet wenste op te komen tegen een omgevingsvergunning voor [adres 4] , gelegen op de eerste verdieping, maar dat zij dit wel wenste voor [adres 2] , gelegen op de begane grond en direct aangrenzend aan haar tuin.
7.3.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank, in tegenstelling tot het standpunt van verweerder sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding aan de zijde van eiseres, heeft verweerder in het bestreden besluit ten onrecht het bezwaar van eiseres kennelijk niet ontvankelijk en kennelijk ongegrond verklaard. Het beroep van eiseres is dus gegrond en het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en zal bepalen dat verweerder binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Een van de bezwaren van eiseres ziet erop dat het bouwplan niet voldoet aan de eisen uit de Welstandnota 2012, zodat sprake is van strijd met redelijke eisen van welstand en de omgevingsvergunning had moeten worden geweigerd. Verweerder heeft in de omgevingsvergunning opgenomen dat hij aan de Welstandsnota 2012 heeft getoetst en dat het uiterlijk van het bouwwerk niet in strijd is met de eisen uit de Welstandnota 2012. Ter zitting heeft verweerder echter betoogd dat de Welstandnota niet van toepassing is, omdat de installatie waar eiseres bezwaren tegen heeft, vanaf de straatzijde slechts marginaal te zien is. Nu de Welstandsnota 2012 waaraan het moeten worden getoetst geen onderdeel uitmaakt van het procesdossier en het aan verweerder is om eenduidig te motiveren of de Welstandnota 2012 van toepassing is en als dat zo is, of het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand, ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Dat betekent dat verweerder opnieuw moet beslissen op de bezwaren van eiseres gericht tegen de omgevingsvergunning. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door of namens haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 13 april 2021;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Krens, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Genders, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2024. .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 11 april 2024
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.ECLI:NL:RVA:2013:BY9941 en CLI:NL:RVS:2016:654.