ECLI:NL:RBLIM:2024:1748

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
03.336836.23, 03.018590.24, 03.031112.24 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 12 maanden voor diverse strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling en verzet tegen politieambtenaren

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004 en thans gedetineerd. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, mishandeling, diefstal en verzet tegen politieambtenaren. De rechtbank heeft de zaken op 26 maart 2024 inhoudelijk behandeld, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 december 2023 met een mes heeft gestoken naar een medebewoner van het AZC, wat resulteerde in een steekverwonding. Daarnaast heeft de verdachte op 28 september 2023 een fiets gestolen, een andere persoon mishandeld en zich verzet tegen politieambtenaren, wat leidde tot lichamelijk letsel bij deze ambtenaren. De rechtbank heeft de verdachte in de meeste gevallen schuldig bevonden, maar heeft hem vrijgesproken van enkele feiten wegens onvoldoende bewijs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.336836.23, 03.018590.24, 03.031112.24 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 april 2024
in de strafzaak tegen de verdachte, gedagvaard als
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
zichzelf noemende,
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
thans gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.M. van Venrooij-Nieuwenhuis, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn ter terechtzitting gevoegd en inhoudelijk behandeld op 26 maart 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
In de zaak 03.018590.24
Het slachtoffer [naam 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord [naam 1] , casemanager GTPA (Geweld Tegen Politie Ambtenaren). De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
In de zaak 03.031112.24
De slachtoffers [naam 2] en [naam 3] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partijen is op zitting gehoord [naam 1] , casemanager GTPA (Geweld Tegen Politie Ambtenaren). De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
In de zaak 03.336836.23
op 18 december 2023 heeft geprobeerd om [naam 5] zwaar te mishandelen dan wel heeft mishandeld.
In de zaak 03.018590.24
feit 1:op 18 september 2023 een fiets heeft gestolen;
feit 2:op 28 september 2023 [naam 6] heeft mishandeld;
feit 3:op 28 september 2023 [naam 6] heeft bedreigd met de dood en/of met zware mishandeling;
feit 4:op 28 september 2023 een heuptasje heeft gestolen;
feit 5:zich op 28 september 2023 met geweld en/of bedreiging van geweld heeft verzet tegen een (politie)ambtenaar in functie ( [naam 7] ), terwijl dit lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
feit 6:zich op 28 september 2023 met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen een (politie)ambtenaar in functie ( [naam 4] ), terwijl dit lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
In de zaak 03.031112.24
feit 1:op 26 oktober 2023 een (politie)ambtenaar in functie ( [naam 2] ) heeft mishandeld;
feit 2:zich op 26 oktober 2023 met geweld en/of bedreiging van geweld heeft verzet tegen (politie)ambtenaren in functie ( [naam 2] en [naam 3] ), terwijl dit lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten en voert daartoe het volgende aan.
In de zaak 03.336836.23
Op basis van de aangifte, de foto’s van het letsel en vier getuigenverklaringen kan het primair tenlastegelegde bewezen worden. Volgens de officier van justitie is er, anders dan de verdachte heeft verklaard, geen sprake van vooraf afgestemde getuigenverklaringen. Het gemeenschappelijke in alle getuigenverklaringen is dat de verdachte de initiator was van het geweld tegen de aangever en dat verdachte met een mes stekende bewegingen maakte richting de bovenzijde van het lichaam van de aangever.
In de zaak 03.018590.24
Op basis van de aangiftes, de processen-verbaal inhoudende het uitlezen van de camerabeelden en de processen-verbaal en de informatie over het opgelopen letsel bij de verbalisanten acht de officier van justitie alle zes tenlastegelegde feiten bewezen.
In de zaak 03.031112.24
Op basis van de aangiftes, de camerabeelden en de medische informatie van de twee verbalisanten acht de officier van justitie beide tenlastegelegde feiten bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
In de zaak 03.336836.23
De raadsvrouw heeft bepleit om de verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. De verdediging voert hiertoe aan dat de getuigenverklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijsmiddel te kunnen dienen. De verdachte stelt dat de getuigen onderling hebben afgestemd om zoveel mogelijk dezelfde verklaring af te leggen. Er zijn geen camerabeelden beschikbaar die de verklaringen ondersteunen. De getuigenverklaringen dienen derhalve met de nodige behoedzaamheid te worden beoordeeld. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
In de zaak 03.018590.24
De raadsvrouw bepleit vrijspraak voor de tenlastegelegde feiten 1 en 3 nu zich daar onvoldoende bewijs voor in het dossier bevindt. Voor het overige refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
In de zaak 03.031112.24
Zowel feit 1 als feit 2 vallen onder het bereik van artikel 180 Wetboek van Strafrecht, nu deze gedragingen zien op het verzet tegen de aanhouding. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet duidelijk is waarom er onderscheid tussen deze gedragingen wordt gemaakt in de tenlastelegging. Overigens heeft zij geen inhoudelijk verweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraakoverwegingen
In de zaak 03.018590.24, feit 1
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte op 18 september 2023 een fiets heeft gestolen. De rechtbank stelt vast dat er geen aangifte van diefstal van een fiets is gedaan. Er is geen onderzoek ingesteld naar het voorwerp dat -zoals blijkt uit de camerabeelden- kennelijk door de verdachte wordt weggegooid als hij bij de fiets staat. Het is derhalve niet vast te stellen of dit een slot betrof waarmee deze fiets was afgesloten. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de fiets door de verdachte wederrechtelijk is weggenomen. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de fiets heeft gestolen en zal hem hiervan vrijspreken.
In de zaak 03.018590.24, feit 3
Ten aanzien van de bedreiging van [naam 6] stelt de rechtbank vast dat in het dossier alleen in de aangifte van [naam 6] wordt gerept over de bedreiging. Dit deel van de aangifte wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Ook de aanwezige verbalisanten relateren in de door hen opgemaakte processen-verbaal niet over het horen van enige bedreiging. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam 6] heeft bedreigd en zal hem hiervan vrijspreken.
De overige feiten acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen op basis van de hieronder vermelde bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 03.336836.23, primaire feit [1]
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] d.d. 18 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Op 18 december 2023 bevond ik mij op het AZC te Heerlen. (..)
Ik weet niet precies hoe laat maar ik denk 21.30 uur kwam hij (de rechtbank begrijpt hier: de verdachte) naar de kamer. Hier kregen wij ruzie. Hij schold mij en mijn familie uit. Ik zag toen dat hij mij met gebalde vuist sloeg. Ik proefde bloed in mijn mond en voelde pijn. Hierna begonnen wij elkaar te slaan. Op enig moment pakte hij een schilmes. Ik zag niet waar hij het mes vandaan pakte. Wij waren nog steeds op onze kamer toen ik zag dat hij, met het mes, een stekende beweging maakte. Ik draaide mijn hoofd weg. Ik voelde pijn aan mijn achterhoofd. Ik pakte mijn achterhoofd vast en zag dat ik bloedde. Ik zag dat [verdachte] nog enkele stekende bewegingen naar mij maakte. (..) De ruzie werd gesust en de politie kwam erbij. Ik ben gecontroleerd door de ambulance. Zij hebben geconstateerd dat ik een verwonding had aan mijn achterhoofd, maar dat het letsel niet ernstig was.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik op 18 december 2023 ruzie heb gehad met [naam 5] . Deze ruzie was op onze kamer in het AZC te Heerlen. Op enig moment kreeg ik een mes te pakken. Ik heb hem met dat mes meerdere keren geprikt. [3]
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [4]
Op maandag 18 december 2023 kregen wij van het Operationeel Centrum een opdracht om te gaan naar [straat 2] te Heerlen. Op maandag 18 december 2023, om 21.47 uur, waren wij ter plaatse. (..) Wij zagen dat een begeleidster van het gebouw, waar minderjarigen verbleven, naar buiten kwam. Wij zagen dat ze een zwart mes vasthield. Wij zagen dat dit mes een keukenmes betrof. Wij zagen dat het mes ongeveer 20 centimeter lang was. Het lemmet betrof hier ongeveer de helft van. Wij hoorden dat deze begeleidster zei dat dit het mes betrof die de jongen tijdens de ruzie vasthield en waarmee hij geslagen, dan wel gestoken, heeft. (..) Wij hebben ook het wond van de slachtoffer bekeken. Wij zagen dat het slachtoffer een snee van ongeveer 2 centimeter in het onderste gedeelte van zijn achterhoofd had. Wij zagen dat vanaf die wond een straal opgedroogd bloed over het hoofdhaar van het slachtoffer, achter op de nek en vervolgens in de trui van het slachtoffer liep.
Bewijsoverwegingen
Uit het bewijsmiddelenoverzicht volgt dat de verdachte op 18 december 2023 meermalen met een mes heeft gestoken in de richting van de nek en het hoofd van het slachtoffer [naam 5] .
Hoewel de rechtsvrouw zich ter terechtzitting desgevraagd op het standpunt heeft gesteld geen noodweerverweer te voeren, vat de rechtbank de verklaring van de verdachte desalniettemin op als zodanig. De verdachte heeft immers verklaard dat hij zich heeft moeten verdedigen tegen een aanval van de aangever. De aangever lag bovenop hem en heeft hem met een stoel aangevallen.
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet het aannemelijk zijn dat het handelen van verdachte geboden was ter noodzakelijke verdediging tegen een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Hiervoor dient de rechtbank allereerst te beoordelen of de feitelijke toedracht, zoals door de verdachte aan het verweer ten grondslag is gelegd en uit de wettige bewijsmiddelen moet worden afgeleid, aannemelijk is geworden.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdachte aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft verklaard dat hij eerst met een stoel is aangevallen en dat de aangever bovenop hem lag. De verdachte stelt de aangever in de rug te hebben gestoken teneinde hem van zich af te krijgen. Behalve de verdachte spreekt geen enkele getuige over een stoel die gebruikt zou zijn. Uit de getuigenverklaringen volgt voorts dat het de verdachte is geweest die bovenop de aangever lag, hem eerst sloeg en vervolgens met een mes op hem instak. Nergens uit bewijsmiddelen volgt dat de verdachte eerst is aangevallen. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte op 18 december 2023 ruzie had met aangever [naam 5] en meermalen met een mes in de richting van diens nek en hoofd heeft gestoken. Daarbij heeft verdachte aangever een keer met het mes geraakt.
Van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich moest verdedigen is dan ook geen sprake en het beroep op noodweer zal worden verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door met het mes in de richting van de nek en het hoofd te steken, terwijl de aangever zich in zijn directe nabijheid bevond, de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat hij de aangever in een vitaal deel van het lichaam zou raken en dat daardoor zwaar lichamelijk letsel bij de aangever zou ontstaan. De gedraging van de verdachte moet naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte minstens de aanmerkelijke kans op dit gevolg ook heeft aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte door zijn handelen dan ook ten minste het voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever.
Gelet op het voorgaande en op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
In de zaak met parketnummer 03.018590.24 [5]
Feit 2
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] d.d. 28 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [6]
Op 28 september 2023, omstreeks 18.00 uur, zat ik met een vriendin in het park gelegen aan de overkant van het Maanplein ( de rechtbank begrijpt: te Heerlen). (..) Op het moment dat wij naar beneden wilde lopen vanaf het Maanplein de [straat 1] in, zag ik aan de rechterkant, een paar jongens staan die ik ken. (..) Eén van de jongens riep ineens mijn naam. (..) Hij wilde schijnbaar nog geld hebben voor de telefoon die ik een keer van hem heb gekocht. Ik was het er niet mee eens. Ik zag dat hij met zijn rechterhand uithaalde en ik zag dat hij een aansteker in zijn rechterhand vast had en met deze hand sloeg hij mij net boven mijn oog. (..) Ik voelde dat hij mij begon te slaan en knietjes te geven in mijn buik.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik op 28 september 2023 in Heerlen heb gevochten met [naam 6] .
Op het moment dat ik mijn geld vroeg, weigerde hij daaraan mee te werken. Op een gegeven moment hebben wij gevochten. [7]
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [8]
Op vrijdag 29 september 2023 was ik, verbalisant [naam 8] , doende met het omschrijven van de camerabeelden betreffende dit onderzoek. (..) Deze camera is bevestigd op het Spoorplein in Heerlen en is gericht op de hellingbaan richting de Stationstraat in Heerlen. (…) Ik zie dat de hoofden van verdachte [verdachte] en slachtoffer [naam 6] elkaar raken waarna er een worsteling ontstaat tussen beiden. Eén van de mannen eromheen probeert beiden uit elkaar te houden. Verdachte [verdachte] weet met zijn rechtervuist een slaande beweging te maken richting het hoofd van [naam 6] .
Bewijsoverwegingen
Uit het bewijsmiddelenoverzicht volgt dat de verdachte het slachtoffer [naam 6] op 28 september 2023 in Heerlen heeft mishandeld door hem met gebalde vuist te slaan en knietjes te geven.
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de aangever ook door de verdachte is geschopt. De aangever verklaart hier zelf ook niet over. De rechtbank zal de verdachte derhalve partieel vrijspreken van het schoppen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte met versnelde pas op de aangever toe loopt en er een discussie volgt. De verklaringen van de verdachte en van de aangever over het ontstaan en het verloop van hun worsteling lopen uiteen. De verdachte verklaart dat hij eerst een duw krijgt en dat ze vervolgens hebben gevochten, terwijl de aangever stelt door de verdachte te zijn geslagen en knietjes in de buik te hebben gekregen. De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdachte aan zijn lezing van de feiten ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De bewijsmiddelen ondersteunen de verklaring van de aangever dat het de verdachte is geweest die de confrontatie zocht en met gebalde vuist de aangever heeft geslagen. De verdachte zelf verklaart ook dat er fysiek contact is geweest tussenbeide
Gelet op het voorgaande en op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 2 tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 4
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting; [9]
- Het proces-verbaal van aangifte door [naam 6] . [10]
Feiten 5 en 6
Bewijsmiddelenoverzicht
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik me op 28 september 2023 in Heerlen heb verzet tegen de politie. [11]
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [12]
Op donderdag 28 september 2023 kregen wij, verbalisanten, een melding van een vechtpartij op de [straat 3] te Heerlen. (..) Meneer [verdachte] weigerde de wederrechtelijk verkregen tas af te geven aan ons, verbalisanten. In het Engels hebben wij hem meermaals vriendelijk gevraagd de tas terug te geven. (..) Ik, [naam 7] , zag toen dat [verdachte] met zijn linker hand een slaande beweging maakte naar het gezicht van collega [naam 4] . Ik, [naam 4] , zag de linker hand van [verdachte] richting mijn gezicht komen. Met mijn linker hand hield ik zijn rechterhand vast. Met mijn rechter hand blokkeerde ik de linkerhand van [verdachte] om een slag in mijn gezicht te voorkomen. (..) Wij, verbalisanten, brachten [verdachte] naar de grond. Hierop zagen, en voelden, wij dat [verdachte] zich verzette tegen ons. (..) Toen wij, verbalisanten, [verdachte] gefixeerd op de grond hadden voelden wij dat hij probeerde zijn armen los te trekken en weg te draaien van ons.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [13]
Wij, verbalisanten, zeiden tegen [verdachte] dat hij rustig moest worden en dat hij het tasje los moest laten. Wij zagen, voelden en hoorden dat [verdachte] het tasje niet los liet, bleef schreeuwen en zich nog steeds probeerde los te rukken. (..) Wij, verbalisanten [naam 7] en [naam 4] , liepen licht letsel op bij het verzet van [verdachte] . Ik, verbalisant [naam 7] , heb bij het verzet op de grond mijn vinger opengehaald over de grond aan de straatstenen. Ik zag dat ik bloedde en een wondje heb aan mijn linker middelvinger. Ik, verbalisant [naam 4] , heb mijn elleboog geschaafd aan de straatstenen. Ik zag dat ik een schaafwond heb op mijn linker elleboog. Tevens voelde ik tijdens het verzet iets van de verdachte tegen mijn lip aankomen. Ik zag nu achteraf dat ik een kleine snede en een verdikking aan linkerzijde in mijn lip heb.
Bewijsoverwegingen
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte zich op 28 september 2023 in Heerlen heeft verzet tegen zijn staande houding.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich heeft verzet door te proberen zich uit de greep van verbalisant [naam 4] los te trekken en een slaande beweging richting [naam 4] te maken. Ook stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich heeft verzet door te proberen zich uit de greep van verbalisant [naam 7] los te trekken .
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de verdachte heeft getracht verbalisant [naam 7] te bijten. De rechtbank zal derhalve de verdachte partieel vrijspreken van het proberen te bijten van verbalisant [naam 7] .
Bij het verzet heeft verbalisant [naam 7] zijn linker middelvinger opengehaald en verbalisant [naam 4] een schaafwond aan de ellenboog, een snee in en een verdikking aan zijn lip opgelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het ontstaan van dit letsel uitsluitend het gevolg is geweest van het door de verdachte gepleegde verzet. De door de verdachte ter terechtzitting betrokken stelling dat hij geen letsel heeft veroorzaakt vindt geen steun in de inhoud van de bewijsmiddelen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
De rechtbank acht de feiten 5 en 6 aldus wettig en overtuigend bewezen.
In de zaak met parketnummer 03.031112.24 [14]
Feit 1 en feit 2
Bewijsmiddelenoverzicht
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik me op 26 oktober 2023 in Heerlen tegen politieambtenaren heb verzet toen zij mij wilden fouilleren. [15]
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] d.d. 26 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [16]
Op donderdag 26 oktober 2023, omstreeks 17.00 uur, werd ik door de politiemeldkamer
gestuurd naar het asielzoekerscentrum gelegen aan [straat 2] te Heerlen. Volgens de
meldkamer zou daar een grote vechtpartij onder jongeren gaande zijn. Bij deze
vechtpartij zou men elkaar ook hebben gestoken met messen. (..) Ik hoorde dat de officier van dienst mij en collega [naam 3] vroeg om alle aanwezige personen te fouilleren omdat er de mogelijkheid bestond dat men messen bij zich zou hebben.
(..) Ik zei tegen de man dat hij gefouilleerd ging worden. Ik hoorde dat de man in een voor mij onbekende taal sprak en van mij wegdraaide. (..) Ik pakte de man vast. Ik zag dat de man vervolgens snel omdraaide. Ik zag dat hij met een gebalde vuist in mijn richting sloeg en dat hij mij met deze vuist raakte. Ik voelde dat hij mij met zijn vuist raakte. Ik voelde een doffe en scherpe pijn op mijn rechterjukbeen, vlak naast mijn neus en onder mijn oog. (..) Ik hield de man vast en probeerde hem richting een muur te werken teneinde hem aan te houden voor mishandeling. Ik zag dat collega [naam 3] de man ook vast had en ik zag dat de man een slaande beweging richting collega [naam 3] maakte. Ik hoorde dat collega [naam 3] zei dat hij was geslagen.
Het geschrift inhoudende het medisch consult bij de huisarts van [naam 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [17]
Klap op jukbeen gekregen, nu behoorlijk opgezwollen. Langzaam blauw aan het worden. (..) Weke dele zwelling tpv R wang. Pijn aan de kaak.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [18]
Op donderdag 26 oktober 2023, omstreeks 17.00 uur, kreeg ik, samen met een collega,
een melding van een massale vechtpartij op het asielzoekerscentrum, gelegen op
[straat 2] in Heerlen. (..) Ik en een andere collega ter plaatse spraken de persoon aan welke het dichtst bij ons stond. Ik zag dat deze persoon direct terugdeinsde toen wij hem aanspraken. Ik hoorde hem in gebrekkig Nederlands zeggen dat hij niet wilde meewerken en er niets mee te maken had. Mijn collega en ik wilden de persoon vastpakken om de fouillering bij hem uit te voeren conform de aan ons verstrekte opdracht. Ik zag dat de persoon uit het niets met een hand, welke tot een vuist gebald was, met kracht uit haalde en mijn collega in het gezicht raakte, ter hoogte van zijn jukbeen. (..) Ik zag, hoorde en voelde dat de persoon zich hevig verzette. (..) Ik voelde dit doordat de persoon zich los probeerde te trekken en veel spierspanning op zijn armen had. Tijdens de worsteling zag ik de hand van de verdachte, welke tot een vuist gebald was, op mij afkomen. Ik draaide mijn hoofd weg naar de rechterkant. Ik voelde dat ik op mijn linkeroor geraakt werd.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [19]
Ik zag dat de jongen collega [naam 2] met zijn vuist op de rechter wang, van collega [naam 2] , raakte. (..) De verdachte bleef zich verzetten. Hij probeerde om zich heen te slaan, hij trapte
met beiden benen en bewoog zich agressief heen en weer.
Het geschrift inhoudende het medisch consult bij de huisarts van [naam 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [20]
Klap op oor gekregen. Dikker en rood, voelt warm aan, en het prikt (..) Oor links erytheem geen zwelling of hematoom geeft pijn aan achter oor geen zwelling, lichte drukpijn niet meningeaal geprikkeld.
Bewijsoverwegingen
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat de verdachte verbalisant [naam 2] , toen deze hem wilde fouilleren, heeft geslagen, waardoor deze pijn en letsel heeft ondervonden. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte, toen hij door verbalisanten [naam 2] en [naam 3] werd vastgepakt met als doel hem te fouilleren, zich lostrok en heeft geslagen en getrapt, waardoor [naam 3] letsel heeft opgelopen.
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 aldus wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. 03.336836.23
primair
op 18 december 2023 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meerdere malen met een mes in de richting van de nek en het hoofd van [naam 5] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. 03.018590.24
feit 2
op 28 september 2023 te Heerlen, [naam 6] heeft mishandeld door met gebalde vuist te slaan en knietjes te geven;
feit 4
op 28 september 2023 te Heerlen, een heuptasje, dat aan [naam 6] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 5
op 28 september 2023 te Heerlen, zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam 7] , hoofdagent Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter staande houding van verdachte door zich uit zijn greep proberen los te trekken terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een wond aan de linker middelvinger bij die [naam 7] ten gevolge heeft gehad;
feit 6
op 28 september 2023 te Heerlen, zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam 4] , hoofdagent Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter staande houding van verdachte, door een slaande beweging te maken en door zich uit zijn greep proberen los te trekken, terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een schaafwond op de linker elleboog en een snee in de linkerzijde van de lip en een verdikking bij de linkerzijde van de lip bij die [naam 4] ten gevolge heeft gehad;
T.a.v. 03.031112.24
feit 1
op 26 oktober 2023 te Heerlen, een ambtenaar, [naam 2] hoofdagent Eenheid Limburg, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter fouillering van verdachte, heeft mishandeld door hem te slaan;
feit 2
op 26 oktober 2023 te Heerlen, zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam 3] hoofdagent Eenheid Limburg en [naam 2] hoofdagent Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter fouillering van verdachte door zich los te trekken en te slaan en te trappen, terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een pijnlijk en verdikt en verkleurd oor bij die [naam 3] ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. 03.336836.23
primair
poging tot zware mishandeling;
T.a.v. 03.018590.24
feit 2
mishandeling;
feit 4
diefstal;
feit 5
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 6
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
T.a.v. 03.031112.24
feit 1
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 2
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben
en
wederspannigheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de duur van het voorarrest. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn strafeis rekening gehouden met de Strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie en met de ernst van de feiten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit om de verdachte in de zaak 03.336836.23 vrij te spreken van het primair tenlastegelegde en in de zaak 03.018590.24 voor de tenlastegelegde feiten onder 1 en 3. De raadsvrouw heeft ter zake de straftoemeting voor de overige feiten geen standpunt geformuleerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in de korte tijd dat hij in Nederland verblijft aan een fors aantal geweldsdelicten schuldig gemaakt. Zo heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met een mes richting de nek en/of het hoofd van zijn kamergenoot in het AZC te steken. Hierbij heeft [naam 5] letsel opgelopen, te weten een steekverwonding in zijn achterhoofd. Met dit handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [naam 5] . De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de gevolgen van het handelen van de verdachte voor [naam 5] veel ernstiger had kunnen zijn. Dat het letsel beperkt is gebleven, is niet aan het handelen van de verdachte te danken.
Verder heeft de verdachte zich diverse malen verzet tegen verbalisanten, waaraan drie verbalisanten enig lichamelijk letsel hebben overgehouden. De verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de verbalisanten en de uitoefening van hun taak ernstig bemoeilijkt. Dergelijke delicten versterken de in de maatschappij bestaande gevoelens van onrust zeker nu de verdachte de feiten heeft gepleegd in het bijzijn van omstanders.
De rechtbank keurt geweld tegen opsporingsambtenaren -die vaak onder moeilijke omstandigheden hun werk moeten doen- scherp af, zeker als dat wordt gepleegd door iemand die een beroep doet op de gastvrijheid van Nederland en vervolgens door zijn gedrag laat zien dat hij de daarbij horende de wetten en regels niet respecteert.
Tenslotte heeft de verdachte nog een mishandeling gepleegd.
De bewezenverklaarde feiten, in een beperkte periode gepleegd, rechtvaardigen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank betrekt hierbij ook de proceshouding van de verdachte. Ter terechtzitting is het beeld ontstaan van een verdachte met een soms explosieve en agressieve persoonlijkheid. Hij laat niet het achterste van zijn tong zien en bagatelliseert zijn eigen aandeel. De verdachte blijkt bovendien over zijn identiteit te liegen en heeft zich aanvankelijk voorgedaan als minderjarige asielzoeker. Daar staat tegenover dat de verdachte, voorzover de rechtbank kan nagaan, een zogeheten ‘first offender’ is en nog betrekkelijk jong is. Om die reden zal de rechtbank ‘als stok achter de deur’ een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijke opleggen.
Dat betekent dat de rechtbank, alles afwegende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft niet onderbouwd waarom hij een langere proeftijd nodig acht en ambtshalve ziet de rechtbank geen reden om een langere proeftijd op te leggen dan de gebruikelijke 2 jaar.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De benadeelde partij [naam 4]
7.1.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam 4] vordert een schadevergoeding van € 366,00 terzake van feit 6 in de zaak met parketnummer 03.018590.24, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering volledig dient te worden toegewezen.
7.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
7.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat het recht daarop slechts bestaat voor zover artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hierop een aanspraak geeft. Gelet op het bovenstaande en de feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen, in het bijzonder de aard en de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit, is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer in zijn persoon is aangetast en daardoor immateriële schade heeft geleden.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank in totaal een schadevergoeding van
€ 366,00 aan de benadeelde [naam 4] zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2023. Verder zal de rechtbank, om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Als de verdachte niet aan zijn betalingsverplichting voldoet, zal aan hem 7 dagen gijzeling worden opgelegd.
7.2
De benadeelde partij [naam 2]
7.2.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam 2] vordert een schadevergoeding van € 435,00 terzake van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 03.031112.24, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering volledig dient te worden toegewezen.
7.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
7.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat het recht daarop slechts bestaat voor zover artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hierop een aanspraak geeft. Gelet op het bovenstaande en de feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen, in het bijzonder de aard en de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit, is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer in zijn persoon is aangetast en daardoor immateriële schade heeft geleden.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank in totaal een schadevergoeding van
€ 435,00 aan de benadeelde [naam 2] zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2023. Verder zal de rechtbank, om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Als de verdachte niet aan zijn betalingsverplichting voldoet, zal aan hem 8 dagen gijzeling worden opgelegd.
7.3
De benadeelde partij [naam 3]
7.3.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam 3] vordert een schadevergoeding van € 410,00 terzake van feit 2 in de zaak met parketnummer 03.031112.24, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering volledig dient te worden toegewezen.
7.3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
7.3.4
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat het recht daarop slechts bestaat voor zover artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hierop een aanspraak geeft. Gelet op het bovenstaande en de feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen, in het bijzonder de aard en de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit, is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer in zijn persoon is aangetast en daardoor immateriële schade heeft geleden.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank in totaal een schadevergoeding van
€ 410,00 aan de benadeelde [naam 3] zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2023. Verder zal de rechtbank, om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Als de verdachte niet aan zijn betalingsverplichting voldoet, zal aan hem 8 dagen gijzeling worden opgelegd.

8.Het beslag

De rechtbank gelast de bewaring van het in beslag genomen mes ten behoeve van de rechthebbende.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 180, 181, 300, 302, 304 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de in de zaak met parketnummer 03.018590.24 tenlastegelegde feiten 1 en 3;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [naam 4] , van een bedrag van 366,00 euro, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 4] , van een bedrag van 366,00 euro. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 7 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [naam 2] , van een bedrag van 435,00 euro, bestaande uit immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 2] , van een bedrag van 435,00 euro. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [naam 3] , van een bedrag van 410,00 euro, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 3] , van een bedrag van 410,00 euro. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.

Beslag

- gelast de bewaring van het volgende in beslag genomen voorwerp ten behoeve van de rechthebbende:
1 mes (omschrijving: PL2300-2023199970-G1664206, Redstone).
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. R.C.A.M. Philippart en mr. P.J.C.M. Vervuren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Lejeune, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 april 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is (na wijziging) ten laste gelegd dat
T.a.v. 03.336836.23
primair
hij op of omstreeks 18 december 2023 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meerdere malen, althans eenmaal, met een mes in de richting van de nek en/of het hoofd van die [naam 5] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 18 december 2023 in de gemeente Heerlen [naam 5] heeft mishandeld door die [naam 5] met een mes in/op zijn hoofd te steken; ( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
T.a.v. 03.018590.24
feit 1
hij op of omstreeks 18 september 2023 te Heerlen, in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, een fiets (mountainbike), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Heerlen, in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, [naam 6] heeft mishandeld door met gebalde vuist te slaan en/of te schoppen en/of knietjes te geven;
feit 3
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Heerlen, in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, [naam 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 6] dreigend de woorden toe te voegen ''ik maak jou dood'' en/of ''geef mij dat geld of ik maak je dood'' en/of ''ik ga jou slaan'', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 4:
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Heerlen, in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, een heuptasje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 5
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Heerlen, in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam 7] hoofdagent Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter staande houding van verdachte door zich uit zijn greep proberen los te trekken en/of door proberen te bijten, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een wond aan de linker middelvinger bij die [naam 7] ten gevolge heeft gehad;
feit 6
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Heerlen, in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam 4] hoofdagent Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter staande houding van verdachte door een slaande beweging te maken en/of door zich uit zijn greep proberen los te trekken, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een schaafwond op de linker ellenboog en/of een snee in de linkerzijde van de lip en/of een verdikking bij de linkerzijde van de lip bij die [naam 4] ten gevolge heeft gehad;
T.a.v. 03.031112.24
feit 1
hij op of omstreeks 26 oktober 2023 te Heerlen, in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, een ambtenaar, [naam 2] hoofdagent Eenheid Limburg, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter fouillering van verdachte, heeft mishandeld door hem te slaan;
feit 2
hij op of omstreeks 26 oktober 2023 te Heerlen, in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam 3] hoofdagent Eenheid Limburg en/of [naam 2] hoofdagent Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter fouillering van verdachte door zich los te trekken en/of te slaan en/of te trappen, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een pijnlijk en/of verdikt en/of verkleurd oor bij die [naam 3] ten gevolge heeft gehad;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg proces-verbaalnummer PL2300-2023200686, gesloten d.d. 20 december 2023 doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 79.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] d.d. 18 december 2023, pg. 24-26.
3.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 26 maart 2024.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2023, pg. 54.
5.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg proces-verbaalnummer PL2300-2023154359, gesloten d.d. 26 december 2023 doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 104.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] d.d. 28 september 2023, pg. 51-53.
7.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 26 maart 2024.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2023, pg. 62-64.
9.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 26 maart 2024.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] d.d. 28 september 2023, pg. 51-53.
11.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 26 maart 2024.
12.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2023, pg. 72-73.
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2023, pg. 57-58.
14.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg proces-verbaalnummer PL2300-2023170759, gesloten d.d. 29 december 2023 doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 81.
15.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 26 maart 2024.
16.Het proces-verbaal van aangifte [naam 2] d.d. 26 oktober 2023, pg. 50-52.
17.Weergave van het consult bij de het huisarts van [naam 2] d.d. 26 oktober 2023, pg. 56.
18.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] d.d. 26 oktober 2023, pg. 57-58.
19.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2023, pg. 37-38.
20.Weergave van het medisch consult bij de huisarts van [naam 3] d.d. 26 oktober 2023, pg. 60-61.