3.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraakoverwegingen
In de zaak 03.018590.24, feit 1
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte op 18 september 2023 een fiets heeft gestolen. De rechtbank stelt vast dat er geen aangifte van diefstal van een fiets is gedaan. Er is geen onderzoek ingesteld naar het voorwerp dat -zoals blijkt uit de camerabeelden- kennelijk door de verdachte wordt weggegooid als hij bij de fiets staat. Het is derhalve niet vast te stellen of dit een slot betrof waarmee deze fiets was afgesloten. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de fiets door de verdachte wederrechtelijk is weggenomen. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de fiets heeft gestolen en zal hem hiervan vrijspreken.
In de zaak 03.018590.24, feit 3
Ten aanzien van de bedreiging van [naam 6] stelt de rechtbank vast dat in het dossier alleen in de aangifte van [naam 6] wordt gerept over de bedreiging. Dit deel van de aangifte wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Ook de aanwezige verbalisanten relateren in de door hen opgemaakte processen-verbaal niet over het horen van enige bedreiging. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam 6] heeft bedreigd en zal hem hiervan vrijspreken.
De overige feiten acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen op basis van de hieronder vermelde bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 03.336836.23, primaire feit
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] d.d. 18 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 18 december 2023 bevond ik mij op het AZC te Heerlen. (..)
Ik weet niet precies hoe laat maar ik denk 21.30 uur kwam hij (de rechtbank begrijpt hier: de verdachte) naar de kamer. Hier kregen wij ruzie. Hij schold mij en mijn familie uit. Ik zag toen dat hij mij met gebalde vuist sloeg. Ik proefde bloed in mijn mond en voelde pijn. Hierna begonnen wij elkaar te slaan. Op enig moment pakte hij een schilmes. Ik zag niet waar hij het mes vandaan pakte. Wij waren nog steeds op onze kamer toen ik zag dat hij, met het mes, een stekende beweging maakte. Ik draaide mijn hoofd weg. Ik voelde pijn aan mijn achterhoofd. Ik pakte mijn achterhoofd vast en zag dat ik bloedde. Ik zag dat [verdachte] nog enkele stekende bewegingen naar mij maakte. (..) De ruzie werd gesust en de politie kwam erbij. Ik ben gecontroleerd door de ambulance. Zij hebben geconstateerd dat ik een verwonding had aan mijn achterhoofd, maar dat het letsel niet ernstig was.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik op 18 december 2023 ruzie heb gehad met [naam 5] . Deze ruzie was op onze kamer in het AZC te Heerlen. Op enig moment kreeg ik een mes te pakken. Ik heb hem met dat mes meerdere keren geprikt.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 18 december 2023 kregen wij van het Operationeel Centrum een opdracht om te gaan naar [straat 2] te Heerlen. Op maandag 18 december 2023, om 21.47 uur, waren wij ter plaatse. (..) Wij zagen dat een begeleidster van het gebouw, waar minderjarigen verbleven, naar buiten kwam. Wij zagen dat ze een zwart mes vasthield. Wij zagen dat dit mes een keukenmes betrof. Wij zagen dat het mes ongeveer 20 centimeter lang was. Het lemmet betrof hier ongeveer de helft van. Wij hoorden dat deze begeleidster zei dat dit het mes betrof die de jongen tijdens de ruzie vasthield en waarmee hij geslagen, dan wel gestoken, heeft. (..) Wij hebben ook het wond van de slachtoffer bekeken. Wij zagen dat het slachtoffer een snee van ongeveer 2 centimeter in het onderste gedeelte van zijn achterhoofd had. Wij zagen dat vanaf die wond een straal opgedroogd bloed over het hoofdhaar van het slachtoffer, achter op de nek en vervolgens in de trui van het slachtoffer liep.
Bewijsoverwegingen
Uit het bewijsmiddelenoverzicht volgt dat de verdachte op 18 december 2023 meermalen met een mes heeft gestoken in de richting van de nek en het hoofd van het slachtoffer [naam 5] .
Hoewel de rechtsvrouw zich ter terechtzitting desgevraagd op het standpunt heeft gesteld geen noodweerverweer te voeren, vat de rechtbank de verklaring van de verdachte desalniettemin op als zodanig. De verdachte heeft immers verklaard dat hij zich heeft moeten verdedigen tegen een aanval van de aangever. De aangever lag bovenop hem en heeft hem met een stoel aangevallen.
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet het aannemelijk zijn dat het handelen van verdachte geboden was ter noodzakelijke verdediging tegen een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Hiervoor dient de rechtbank allereerst te beoordelen of de feitelijke toedracht, zoals door de verdachte aan het verweer ten grondslag is gelegd en uit de wettige bewijsmiddelen moet worden afgeleid, aannemelijk is geworden.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdachte aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft verklaard dat hij eerst met een stoel is aangevallen en dat de aangever bovenop hem lag. De verdachte stelt de aangever in de rug te hebben gestoken teneinde hem van zich af te krijgen. Behalve de verdachte spreekt geen enkele getuige over een stoel die gebruikt zou zijn. Uit de getuigenverklaringen volgt voorts dat het de verdachte is geweest die bovenop de aangever lag, hem eerst sloeg en vervolgens met een mes op hem instak. Nergens uit bewijsmiddelen volgt dat de verdachte eerst is aangevallen. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte op 18 december 2023 ruzie had met aangever [naam 5] en meermalen met een mes in de richting van diens nek en hoofd heeft gestoken. Daarbij heeft verdachte aangever een keer met het mes geraakt.
Van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich moest verdedigen is dan ook geen sprake en het beroep op noodweer zal worden verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door met het mes in de richting van de nek en het hoofd te steken, terwijl de aangever zich in zijn directe nabijheid bevond, de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat hij de aangever in een vitaal deel van het lichaam zou raken en dat daardoor zwaar lichamelijk letsel bij de aangever zou ontstaan. De gedraging van de verdachte moet naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte minstens de aanmerkelijke kans op dit gevolg ook heeft aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte door zijn handelen dan ook ten minste het voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever.
Gelet op het voorgaande en op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
In de zaak met parketnummer 03.018590.24
Feit 2
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] d.d. 28 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 september 2023, omstreeks 18.00 uur, zat ik met een vriendin in het park gelegen aan de overkant van het Maanplein ( de rechtbank begrijpt: te Heerlen). (..) Op het moment dat wij naar beneden wilde lopen vanaf het Maanplein de [straat 1] in, zag ik aan de rechterkant, een paar jongens staan die ik ken. (..) Eén van de jongens riep ineens mijn naam. (..) Hij wilde schijnbaar nog geld hebben voor de telefoon die ik een keer van hem heb gekocht. Ik was het er niet mee eens. Ik zag dat hij met zijn rechterhand uithaalde en ik zag dat hij een aansteker in zijn rechterhand vast had en met deze hand sloeg hij mij net boven mijn oog. (..) Ik voelde dat hij mij begon te slaan en knietjes te geven in mijn buik.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik op 28 september 2023 in Heerlen heb gevochten met [naam 6] .
Op het moment dat ik mijn geld vroeg, weigerde hij daaraan mee te werken. Op een gegeven moment hebben wij gevochten.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 29 september 2023 was ik, verbalisant [naam 8] , doende met het omschrijven van de camerabeelden betreffende dit onderzoek. (..) Deze camera is bevestigd op het Spoorplein in Heerlen en is gericht op de hellingbaan richting de Stationstraat in Heerlen. (…) Ik zie dat de hoofden van verdachte [verdachte] en slachtoffer [naam 6] elkaar raken waarna er een worsteling ontstaat tussen beiden. Eén van de mannen eromheen probeert beiden uit elkaar te houden. Verdachte [verdachte] weet met zijn rechtervuist een slaande beweging te maken richting het hoofd van [naam 6] .
Bewijsoverwegingen
Uit het bewijsmiddelenoverzicht volgt dat de verdachte het slachtoffer [naam 6] op 28 september 2023 in Heerlen heeft mishandeld door hem met gebalde vuist te slaan en knietjes te geven.
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de aangever ook door de verdachte is geschopt. De aangever verklaart hier zelf ook niet over. De rechtbank zal de verdachte derhalve partieel vrijspreken van het schoppen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte met versnelde pas op de aangever toe loopt en er een discussie volgt. De verklaringen van de verdachte en van de aangever over het ontstaan en het verloop van hun worsteling lopen uiteen. De verdachte verklaart dat hij eerst een duw krijgt en dat ze vervolgens hebben gevochten, terwijl de aangever stelt door de verdachte te zijn geslagen en knietjes in de buik te hebben gekregen. De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdachte aan zijn lezing van de feiten ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De bewijsmiddelen ondersteunen de verklaring van de aangever dat het de verdachte is geweest die de confrontatie zocht en met gebalde vuist de aangever heeft geslagen. De verdachte zelf verklaart ook dat er fysiek contact is geweest tussenbeide
Gelet op het voorgaande en op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 2 tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 4
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting;
- Het proces-verbaal van aangifte door [naam 6] .
Feiten 5 en 6
Bewijsmiddelenoverzicht
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik me op 28 september 2023 in Heerlen heb verzet tegen de politie.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 28 september 2023 kregen wij, verbalisanten, een melding van een vechtpartij op de [straat 3] te Heerlen. (..) Meneer [verdachte] weigerde de wederrechtelijk verkregen tas af te geven aan ons, verbalisanten. In het Engels hebben wij hem meermaals vriendelijk gevraagd de tas terug te geven. (..) Ik, [naam 7] , zag toen dat [verdachte] met zijn linker hand een slaande beweging maakte naar het gezicht van collega [naam 4] . Ik, [naam 4] , zag de linker hand van [verdachte] richting mijn gezicht komen. Met mijn linker hand hield ik zijn rechterhand vast. Met mijn rechter hand blokkeerde ik de linkerhand van [verdachte] om een slag in mijn gezicht te voorkomen. (..) Wij, verbalisanten, brachten [verdachte] naar de grond. Hierop zagen, en voelden, wij dat [verdachte] zich verzette tegen ons. (..) Toen wij, verbalisanten, [verdachte] gefixeerd op de grond hadden voelden wij dat hij probeerde zijn armen los te trekken en weg te draaien van ons.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, zeiden tegen [verdachte] dat hij rustig moest worden en dat hij het tasje los moest laten. Wij zagen, voelden en hoorden dat [verdachte] het tasje niet los liet, bleef schreeuwen en zich nog steeds probeerde los te rukken. (..) Wij, verbalisanten [naam 7] en [naam 4] , liepen licht letsel op bij het verzet van [verdachte] . Ik, verbalisant [naam 7] , heb bij het verzet op de grond mijn vinger opengehaald over de grond aan de straatstenen. Ik zag dat ik bloedde en een wondje heb aan mijn linker middelvinger. Ik, verbalisant [naam 4] , heb mijn elleboog geschaafd aan de straatstenen. Ik zag dat ik een schaafwond heb op mijn linker elleboog. Tevens voelde ik tijdens het verzet iets van de verdachte tegen mijn lip aankomen. Ik zag nu achteraf dat ik een kleine snede en een verdikking aan linkerzijde in mijn lip heb.
Bewijsoverwegingen
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte zich op 28 september 2023 in Heerlen heeft verzet tegen zijn staande houding.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich heeft verzet door te proberen zich uit de greep van verbalisant [naam 4] los te trekken en een slaande beweging richting [naam 4] te maken. Ook stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich heeft verzet door te proberen zich uit de greep van verbalisant [naam 7] los te trekken .
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de verdachte heeft getracht verbalisant [naam 7] te bijten. De rechtbank zal derhalve de verdachte partieel vrijspreken van het proberen te bijten van verbalisant [naam 7] .
Bij het verzet heeft verbalisant [naam 7] zijn linker middelvinger opengehaald en verbalisant [naam 4] een schaafwond aan de ellenboog, een snee in en een verdikking aan zijn lip opgelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het ontstaan van dit letsel uitsluitend het gevolg is geweest van het door de verdachte gepleegde verzet. De door de verdachte ter terechtzitting betrokken stelling dat hij geen letsel heeft veroorzaakt vindt geen steun in de inhoud van de bewijsmiddelen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
De rechtbank acht de feiten 5 en 6 aldus wettig en overtuigend bewezen.
In de zaak met parketnummer 03.031112.24
Feit 1 en feit 2
Bewijsmiddelenoverzicht
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik me op 26 oktober 2023 in Heerlen tegen politieambtenaren heb verzet toen zij mij wilden fouilleren.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] d.d. 26 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 26 oktober 2023, omstreeks 17.00 uur, werd ik door de politiemeldkamer
gestuurd naar het asielzoekerscentrum gelegen aan [straat 2] te Heerlen. Volgens de
meldkamer zou daar een grote vechtpartij onder jongeren gaande zijn. Bij deze
vechtpartij zou men elkaar ook hebben gestoken met messen. (..) Ik hoorde dat de officier van dienst mij en collega [naam 3] vroeg om alle aanwezige personen te fouilleren omdat er de mogelijkheid bestond dat men messen bij zich zou hebben.
(..) Ik zei tegen de man dat hij gefouilleerd ging worden. Ik hoorde dat de man in een voor mij onbekende taal sprak en van mij wegdraaide. (..) Ik pakte de man vast. Ik zag dat de man vervolgens snel omdraaide. Ik zag dat hij met een gebalde vuist in mijn richting sloeg en dat hij mij met deze vuist raakte. Ik voelde dat hij mij met zijn vuist raakte. Ik voelde een doffe en scherpe pijn op mijn rechterjukbeen, vlak naast mijn neus en onder mijn oog. (..) Ik hield de man vast en probeerde hem richting een muur te werken teneinde hem aan te houden voor mishandeling. Ik zag dat collega [naam 3] de man ook vast had en ik zag dat de man een slaande beweging richting collega [naam 3] maakte. Ik hoorde dat collega [naam 3] zei dat hij was geslagen.
Het geschrift inhoudende het medisch consult bij de huisarts van [naam 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Klap op jukbeen gekregen, nu behoorlijk opgezwollen. Langzaam blauw aan het worden. (..) Weke dele zwelling tpv R wang. Pijn aan de kaak.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 26 oktober 2023, omstreeks 17.00 uur, kreeg ik, samen met een collega,
een melding van een massale vechtpartij op het asielzoekerscentrum, gelegen op
[straat 2] in Heerlen. (..) Ik en een andere collega ter plaatse spraken de persoon aan welke het dichtst bij ons stond. Ik zag dat deze persoon direct terugdeinsde toen wij hem aanspraken. Ik hoorde hem in gebrekkig Nederlands zeggen dat hij niet wilde meewerken en er niets mee te maken had. Mijn collega en ik wilden de persoon vastpakken om de fouillering bij hem uit te voeren conform de aan ons verstrekte opdracht. Ik zag dat de persoon uit het niets met een hand, welke tot een vuist gebald was, met kracht uit haalde en mijn collega in het gezicht raakte, ter hoogte van zijn jukbeen. (..) Ik zag, hoorde en voelde dat de persoon zich hevig verzette. (..) Ik voelde dit doordat de persoon zich los probeerde te trekken en veel spierspanning op zijn armen had. Tijdens de worsteling zag ik de hand van de verdachte, welke tot een vuist gebald was, op mij afkomen. Ik draaide mijn hoofd weg naar de rechterkant. Ik voelde dat ik op mijn linkeroor geraakt werd.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de jongen collega [naam 2] met zijn vuist op de rechter wang, van collega [naam 2] , raakte. (..) De verdachte bleef zich verzetten. Hij probeerde om zich heen te slaan, hij trapte
met beiden benen en bewoog zich agressief heen en weer.
Het geschrift inhoudende het medisch consult bij de huisarts van [naam 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Klap op oor gekregen. Dikker en rood, voelt warm aan, en het prikt (..) Oor links erytheem geen zwelling of hematoom geeft pijn aan achter oor geen zwelling, lichte drukpijn niet meningeaal geprikkeld.
Bewijsoverwegingen
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat de verdachte verbalisant [naam 2] , toen deze hem wilde fouilleren, heeft geslagen, waardoor deze pijn en letsel heeft ondervonden. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte, toen hij door verbalisanten [naam 2] en [naam 3] werd vastgepakt met als doel hem te fouilleren, zich lostrok en heeft geslagen en getrapt, waardoor [naam 3] letsel heeft opgelopen.
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 aldus wettig en overtuigend bewezen.