ECLI:NL:RBLIM:2024:1745

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
ROE 22/1989
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet toekennen compensatie piket-toelage op grond van Ondernemingsovereenkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 10 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet toekennen van compensatie voor de piket-toelage beoordeeld. Eiser, lid van de ondernemingsraad Limburg, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Korpschef van Politie, dat hem geen compensatie voor de gemiste piket-toelage toekende. De rechtbank oordeelt dat de Korpschef ten onrechte niet is overgegaan tot het toekennen van deze compensatie op basis van artikel 4, tweede lid, van de Ondernemingsovereenkomst van 12 juni 2014. De rechtbank stelt vast dat eiser door zijn werkzaamheden voor de ondernemingsraad niet meer wordt ingeroosterd voor piketdiensten, waardoor hij de bijbehorende toelage misloopt. De Korpschef had in zijn verweerschrift aangevoerd dat de ondernemingsovereenkomst enkel een compensatie voor de operationele toelage beoogt, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet blijkt uit de tekst van de overeenkomst. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waardoor eiser nu ook aanspraak heeft op compensatie van de piket-toelage. De rechtbank bepaalt dat de Korpschef het door eiser betaalde griffierecht vergoedt en veroordeelt de Korpschef in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1989

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Sajtos),
en

De Korpschef van Politie

(gemachtigde: mr. M. Boelens-Ten Seldam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet toekennen van compensatie voor de consignatie-toelage (piket-toelage) op grond van artikel 4 van de Ondernemingsovereenkomst van 12 juni 2014 tussen de politie, vertegenwoordigd door de politiechef van de eenheid Limburg en de ondernemingsraad van de eenheid Limburg (ondernemingsovereenkomst).
1.1.
Met het bestreden besluit van 21 juli 2022 op het bezwaar van eiser is de Korpschef bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.3.
De Korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld, gevoegd met de zaak tussen [naam] en de Korpschef (zaaknummer: AWB 22/2108). Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] en de gemachtigde van de Korpschef. Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst. In beide zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2. Eiser is op 7 december 2021 gestart als lid van de ondernemingsraad Limburg. Op 31 januari 2022 heeft de Korpschef eiser een brief (het primaire besluit) gestuurd met daarin een overzicht van de afspraken over de facilitering van zijn lidmaatschap bij de ondernemingsraad. In de brief is onder andere opgenomen dat eiser aanspraak kan maken op een compensatie van de operationele-toelage.
3. Eiser is het niet met de afspraken eens. Volgens eiser wordt ten onrechte geen compensatie verstrekt voor het gemis aan piket-toelage. Hij heeft daarom bezwaar ingediend.
De besluitvorming
4. In het bestreden besluit van 21 juli 2022 heeft de Korpschef het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Volgens de Korpschef is het niet de bedoeling van de ondernemingsovereenkomst om ook een compensatie voor het gemis aan piket-toelage te verstrekken. Dit kan volgens de Korpschef worden afgeleid uit het feit dat sinds de inwerkingtreding van de ondernemingsovereenkomst in december 2013 de Korpschef nog nooit is over gegaan tot betaling hiervan. Daarbij wordt in artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst enkel gesproken over een compensatie van de operationele toelage. In tegenstelling tot de operationele toelage kent het Besluit bezoldiging politie (Bbp) bovendien geen afbouwtoelage/compensatie voor het gemis aan piket-toelage. In het Bbp wordt niet voorzien in een afbouwregeling voor de situatie dat deze toelage wegvalt. De ondernemingsovereenkomst is in lijn met deze regelgeving opgesteld. De Korpschef wijst er verder op dat de piket-toelage geen vast onderdeel van het inkomen vormt omdat het een toelage is die afhankelijk is van het aantal gedraaide piketdiensten en per maand kan variëren. Daarmee valt het niet onder de inkomensachteruitgang zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst. Artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst, moet volgens de Korpschef worden gezien als een waarborg. Dit maakt dat er geen sprake kan zijn van een compensatie voor het gemis aan piket-toelage, nu dat regulier in de rechtspositie niet bestaat. Toekenning van de compensatie zou neerkomen op een uitbreiding van de rechtspositie ten voordele van eiser en niet op compensatie.
Standpunt eiser
5. Eiser is het niet met de Korpschef eens. Artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst, bepaalt dat inkomensderving door werkzaamheden voor de ondernemingsraad financieel wordt gecompenseerd. Als gevolg van de toetreding tot de ondernemingsraad wordt eiser door zijn teamchef niet meer ingezet voor piketdiensten. Eiser loopt daardoor de bijbehorende piket-toelage mis. Eiser heeft op grond van artikel 18 van het Bbp recht op een piket-toelage. Eiser wil financiële compensatie voor dit verlies. Volgens eiser is artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst, niet bedoeld om alleen de operationele toelage te compenseren, maar iedere toelage die door toetreding vermindert. Eiser draait al jaren piketdiensten en om die reden vormen de inkomsten uit de piket-toelage voor eiser een structurele basis van zijn inkomen. Het betreft hier een bedrag van rond de € 110,00 netto per maand. Eiser dient dan ook financieel gecompenseerd te worden op de wijze die in artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst wordt beschreven.
Verweerschrift
6. In het verweerschrift stelt de Korpschef zich aanvullend op het standpunt dat uit de berekeningswijze van de compensatie, die is genoemd in artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst, ook volgt dat het de bedoeling is om alleen de operationele toelage te compenseren. Er staat immers alleen vermeld hoe die compensatie moet worden berekend. Als het ook de bedoeling was geweest om de piket-toelage te compenseren, dan zou die toelage ook expliciet zijn vermeld en dan zou ook zijn vermeld hoe die compensatie had moeten worden berekend. Daarnaast wijst de Korpschef er nogmaals op dat er sinds de inwerkingtreding van de ondernemingsovereenkomst nooit een compensatie is verstrekt wegens een gemis aan piket-toelage. Aangezien er al zo lang sprake is van een bepaalde uitvoering is er op dat punt volgens de Korpschef een duurovereenkomst ontstaan. Tot slot geeft de Korpschef aan dat er sinds 8 maart 2019 een model landelijke ondernemingsovereenkomst is, dat in het geheel geen bepaling omtrent compensatie voor toelages kent. Het model is weliswaar niet door de eenheid Limburg overgenomen, maar het toekennen van een compensatie voor de piket-toelage zou daardoor nog meer landelijk ongelijkheid creëren tussen OR-leden.
Oordeel rechtbank
7. Het geschil draait om de uitleg van artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst. De rechtbank heeft de vraag te beantwoorden of het besluit van de Korpschef tot het niet toekennen van een aanspraak op compensatie voor het gemis aan piket-toelage rechtens stand kan houden. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
8. Artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst (rechtspositie (vrijgestelde) OR leden) luidt als volgt:
2. Voor leden van de OR blijven individuele en collectieve arbeidsvoorwaardelijke rechtspositionele afspraken onverminderd van kracht. Indien leden van de OR er door hun werkzaamheden voor de OR in inkomen op achteruit gaan wordt de inkomensderving financieel gecompenseerd. Ontving een vrijgesteld lid van de OR voorafgaand aan de toetreding tot de OR
een toelagedie door die toetreding (gedeeltelijk) vermindert dan wordt die vermindering gecompenseerd tot aan het gemiddelde van de toelagen in de 12 maanden voorafgaand aan de toetreding tot de OR.
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat de Korpschef ter zitting niet heeft bestreden dat eiser als gevolg van zijn werkzaamheden voor de ondernemingsraad door zijn teamchef niet meer wordt ingeroosterd voor piketdiensten, omdat de teamchef heeft aangegeven dat dit niet te combineren valt met de OR-werkzaamheden.
10. De rechtbank stelt voorts vast dat in de ondernemingsovereenkomst, anders dan de Korpschef stelt, niet expliciet staat vermeld dat alleen een
operationele toelagewordt gecompenseerd, er staat immers niet
operationele toelage,maar
toelage.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is ook niet gebleken dat het de bedoeling van de ondernemingsovereenkomst is om alleen een compensatie voor gemis van operationele toelage te verstrekken. Anders dan de Korpschef stelt is de berekeningswijze van artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst, geen aanwijzing dat met
toelageeen
operationele toelagewordt bedoeld
.Immers, uit de berekeningswijze volgt dat het gemiddelde van de
toelagenin de 12 maanden voorafgaand aan de toetreding tot de ondernemingsraad wordt gecompenseerd. Hieruit blijkt, anders dan de Korpschef stelt, niet dat deze berekeningswijze alleen van toepassing is op een operationele toelage en niet ook kan gelden voor andere toelagen, zoals de piket-toelage, waarbij – net als bij een operationele toelage – sprake is van een fluctuerende toelage. Dat de piket-toelage geen vast onderdeel van het inkomen vormt en er volgens de Korpschef daarom geen sprake kan zijn van een inkomensderving, zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst, volgt de rechtbank evenmin. Dit geldt immers, zoals de Korpschef ter zitting heeft erkend, ook voor een operationele toelage en is dus naar het oordeel van de rechtbank ook geen aanwijzing dat de Korpschef heeft bedoeld om alleen de operationele toelage te compenseren.
12. De Korpschef wijst er verder op dat er, sinds de inwerkingtreding van de ondernemingsovereenkomst per 12 december 2013, nog nooit is overgegaan tot compensatie van de piket-toelage. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit niet dat daaruit volgt dat de conclusie kan worden getrokken dat er sprake is van een duurovereenkomst en dus alleen een operationele toelage wordt gecompenseerd. Het is bovendien niet ondenkbaar dat deze situatie zich, zoals eiser ter zitting stelt, gelet op de bijzondere positie van eiser als rechercheur, eerder niet heeft voorgedaan. Hoewel voor de rechtbank onduidelijk is gebleven of deze situatie zich al dan niet eerder heeft voorgedaan, is het argument van de Korpschef, dat nooit eerder tot compensatie van de piket-toelage is overgegaan, voor de rechtbank, gelet op de overwegingen onder rechtsoverweging 9 tot en met 11, niet van doorslaggevend belang.
13. Ook verder is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat het de bedoeling van de ondernemingsovereenkomst is om alleen een compensatie voor gemis van operationele toelage te verstrekken. Dat het model landelijke ondernemingsovereenkomst van 8 maart 2019 geen bepaling omtrent compensatie voor toelages kent, waardoor er nog meer landelijk ongelijkheid zou kunnen ontstaan tussen OR-leden, brengt de rechtbank ook niet tot een ander oordeel. De rechtbank overweegt dat volgens mededeling van de zijde van de Korpschef die landelijke ondernemingsovereenkomst niet door alle eenheden wordt gevolgd. De eenheid Limburg hanteert nog een eigen overeenkomst waarin wel een compensatie voor toelages is opgenomen. Het ligt op weg van de eenheid Limburg om, wanneer het niet de bedoeling is om een compensatie voor gemis aan piket-toelage te verstrekken, de ondernemingsovereenkomst in zoverre aan te passen en wellicht zelfs aan te sluiten bij de landelijke ondernemingsovereenkomst.
14. Gelet op het vorenstaande is het besluit tot het enkel toekennen van een aanspraak op compensatie van de operationele-toelage en het bestreden besluit tot handhaving daarvan in strijd met het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond
.Dat betekent dat de Korpschef ten onrechte niet op grond van artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst, is overgegaan tot het toekennen van een aanspraak op een compensatie voor de gemiste piket-toelage. Dit brengt met zich dat het bestreden besluit en het primaire besluit dan ook – achteraf bezien – inhoudelijk niet juist zijn. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven. De rechtbank voorziet zelf in de zaak, in die zin dat het bestreden besluit wordt vernietigd en het primaire besluit in zoverre worden herroepen, dat eiser ook aanspraak heeft op compensatie van de piket-toelage. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat het aan de Korpschef is om nader te bepalen wat deze aanspraak concreet betekent.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de Korpschef aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
17. De rechtbank veroordeelt de Korpschef in de door eiser gemaakte proceskosten. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 21 juli 2022;
- herroept het primaire besluit van 31 januari 2022 in zoverre, dat eiser ook aanspraak heeft op compensatie van de piket-toelage;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat de Korpschef aan eiser het betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
- veroordeelt de Korpschef in de proceskosten tot een totaalbedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.H. Span-Henkens, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M.L. Kousen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 10 april 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.