Beoordeling door de rechtbank
2. Eiser is op 1 december 2019 gestart als lid van de ondernemingsraad Limburg. Op 31 januari 2022 heeft de Korpschef eiser een brief (het primaire besluit) gestuurd met daarin een overzicht van de afspraken over de facilitering van zijn lidmaatschap bij de ondernemingsraad. In de brief is onder andere opgenomen dat eiser aanspraak kan maken op een compensatie van de operationele toelage.
3. Eiser is het niet met de afspraken eens. Volgens eiser wordt ten onrechte geen compensatie verstrekt voor het gemis aan piket-toelage. Hij heeft daarom bezwaar ingediend.
4. In het bestreden besluit van 21 juli 2022 heeft de Korpschef het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Volgens de Korpschef is het niet de bedoeling van de ondernemingsovereenkomst om ook een compensatie voor het gemis aan piket-toelage te verstrekken. Dit kan volgens de Korpschef worden afgeleid uit het feit dat sinds de inwerkingtreding van de ondernemingsovereenkomst in december 2013 de Korpschef nog nooit is over gegaan tot betaling hiervan. Daarbij wordt in artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst enkel gesproken over een compensatie van de operationele toelage. In tegenstelling tot de operationele toelage kent het Besluit bezoldiging politie (Bbp) bovendien geen afbouwtoelage/compensatie voor het gemis aan piket toelage. In het Bbp wordt niet voorzien in een afbouwregeling voor de situatie dat deze toelage wegvalt. De ondernemingsovereenkomst is in lijn met deze regelgeving opgesteld. De Korpschef wijst er verder op dat de piket-toelage geen vast onderdeel van het inkomen vormt omdat het een toelage is die afhankelijk is van het aantal gedraaide piketdiensten en per maand kan variëren. Daarmee valt het niet onder de inkomensachteruitgang zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst. Artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst, moet volgens de Korpschef worden gezien als een waarborg. Dit maakt dat er geen sprake kan zijn van een compensatie voor het gemis aan piket-toelage, nu dat regulier in de rechtspositie niet bestaat. Toekenning van de compensatie zou neerkomen op een uitbreiding van de rechtspositie ten voordele van eiser en niet op compensatie.
5. Eiser is het niet met de Korpschef eens. Volgens eiser wordt ten onrechte geen compensatie verstrekt voor het gemis aan piket-toelage. Volgens eiser is de handelswijze van de Korpschef in strijd met de wet, het recht of enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
6. In het verweerschrift stelt de Korpschef zich aanvullend op het standpunt dat uit de berekeningswijze van de compensatie, die is genoemd in artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst, ook volgt dat het de bedoeling is om alleen de operationele toelage te compenseren. Er staat immers alleen vermeld hoe die compensatie moet worden berekend. Als het ook de bedoeling was geweest om de piket-toelage te compenseren, dan zou die toelage ook expliciet zijn vermeld en dan zou ook zijn vermeld hoe die compensatie had moeten worden berekend. Daarnaast wijst de Korpschef er nogmaals op dat er sinds 2014 nooit een compensatie is verstrekt wegens een gemis aan pikettoelage. Aangezien er al zo lang sprake is van een bepaalde uitvoering is er op dat punt volgens de Korpschef een duurovereenkomst ontstaan. Volgens de Korpschef is er geen sprake van strijd met de wet of het recht omdat het Bbp ook geen compensatie kent voor het wegvallen van een piket toelage. Schending van een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is volgens de Korpschef ook niet aan de orde. Tot slot geeft de Korpschef aan dat er sinds 8 maart 2019 een model landelijke ondernemingsovereenkomst is, dat geen compensaties voor toelages buiten het Bbp om kent. Het model is weliswaar niet door de eenheid Limburg overgenomen, maar het toekennen van een compensatie voor piket zou landelijk ongelijkheid zou creëren tussen OR-leden.
7. Het geschil draait om de uitleg van artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst. De rechtbank heeft de vraag te beantwoorden of het besluit van de Korpschef tot het niet toekennen van een compensatie voor het gemis aan piket-toelage rechtens stand kan houden. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
8. Artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst (rechtspositie (vrijgestelde) OR leden) luidt als volgt:
2. Voor leden van de OR blijven individuele en collectieve arbeidsvoorwaardelijke rechtspositionele afspraken onverminderd van kracht. Indien leden van de OR er door hun werkzaamheden voor de OR in inkomen op achteruit gaan wordt de inkomensderving financieel gecompenseerd. Ontving een vrijgesteld lid van de OR voorafgaand aan de toetreding tot de OR
een toelagedie door die toetreding (gedeeltelijk) vermindert dan wordt die vermindering gecompenseerd tot aan het gemiddelde van de toelagen in de 12 maanden voorafgaand aan de toetreding tot de OR.
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat de Korpschef ter zitting niet heeft bestreden dat eiser als gevolg van zijn werkzaamheden voor de ondernemingsraad door zijn teamchef niet meer wordt ingeroosterd voor piketdiensten, omdat de teamchef heeft aangegeven dat dit niet te combineren valt met de OR-werkzaamheden.
10. De rechtbank stelt voorts vast dat in de ondernemingsovereenkomst, anders dan de Korpschef stelt, niet expliciet staat vermeld dat alleen een
operationele toelagewordt gecompenseerd, er staat immers niet
operationele toelage,maar
toelage.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is ook niet gebleken dat het de bedoeling van de ondernemingsovereenkomst is om alleen een compensatie voor gemis van operationele toelage te verstrekken. Anders dan de Korpschef stelt is de berekeningswijze van artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst, geen aanwijzing dat met
toelageeen
operationele toelagewordt bedoeld
.Immers, uit de berekeningswijze volgt dat het gemiddelde van de
toelagenin de 12 maanden voorafgaand aan de toetreding tot de ondernemingsraad wordt gecompenseerd. Hieruit blijkt, anders dan de Korpschef stelt, niet dat deze berekeningswijze alleen van toepassing is op een operationele toelage en niet ook kan gelden voor andere toelagen, zoals de piket-toelage, waarbij – net als bij een operationele toelage – sprake is van een fluctuerende toelage. Dat de piket-toelage geen vast onderdeel van het inkomen vormt en er volgens de Korpschef daarom geen sprake kan zijn van een inkomensderving, zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst, volgt de rechtbank evenmin. Dit geldt immers, zoals de Korpschef ter zitting heeft erkend, ook voor een operationele toelage en is dus naar het oordeel van de rechtbank ook geen aanwijzing dat de Korpschef heeft bedoeld om alleen de operationele toelage te compenseren.
12. De Korpschef wijst er verder op dat er, sinds de inwerkingtreding van de ondernemingsovereenkomst per 12 december 2013, nog nooit is overgegaan tot compensatie van de piket-toelage. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit niet dat daaruit volgt dat de conclusie kan worden getrokken dat er sprake is van een duurovereenkomst en dus alleen een operationele toelage wordt gecompenseerd. Het is bovendien niet ondenkbaar dat deze situatie zich, zoals eiser ter zitting stelt, gelet op de bijzondere positie van eiser als rechercheur, eerder niet heeft voorgedaan. Hoewel voor de rechtbank onduidelijk is gebleven of deze situatie zich al dan niet eerder heeft voorgedaan, is het argument van de Korpschef, dat nooit eerder tot compensatie van de piket-toelage is overgegaan, voor de rechtbank, gelet op de overwegingen onder rechtsoverweging 9 tot en met 11, niet van doorslaggevend belang.
13. Ook verder is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat het de bedoeling van de ondernemingsovereenkomst is om alleen een compensatie voor gemis van operationele toelage te verstrekken. Dat het model landelijke ondernemingsovereenkomst van 8 maart 2019 geen bepaling omtrent compensatie voor toelages kent, waardoor er nog meer landelijk ongelijkheid zou kunnen ontstaan tussen OR-leden, brengt de rechtbank ook niet tot een ander oordeel. De rechtbank overweegt dat volgens mededeling van de zijde van de Korpschef die landelijke ondernemingsovereenkomst niet door alle eenheden wordt gevolgd. De eenheid Limburg hanteert nog een eigen overeenkomst waarin wel een compensatie voor toelages is opgenomen. Het ligt op weg van de eenheid Limburg om, wanneer het niet de bedoeling is om een compensatie voor gemis aan piket-toelage te verstrekken, de ondernemingsovereenkomst in zoverre aan te passen en wellicht zelfs aan te sluiten bij de landelijke ondernemingsovereenkomst.
14. Gelet op het vorenstaande is het besluit tot het enkel toekennen van een aanspraak op compensatie van de operationele-toelage en het bestreden besluit tot handhaving daarvan in strijd met het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van de ondernemingsovereenkomst.