Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.Het verdere verloop van de procedure
- de akte van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van 7 februari 2024 met producties 26 en 27;
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 april 2024 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden. De zaak betreft de verdeling van de gemeenschappelijke inboedel, een auto en de woning na het beëindigen van hun samenlevingsovereenkomst. De eiseres in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.E.A. Hendrix, vorderde onder andere een vergoeding voor de hypothecaire aflossingen die de gedaagde in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Keybeck, zou hebben gedaan tijdens hun samenwoning. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd van de hoogte van de aflossingen en wees de vordering op dat punt af.
De rechtbank heeft de verdeling van de gemeenschappelijke goederen vastgesteld, waarbij de eiseres de inboedelzaken kreeg, terwijl de gedaagde de auto toegewezen kreeg, met een verplichting om een bedrag aan de eiseres te betalen. Daarnaast werd de verkoop van de woning gelast, met specifieke voorwaarden voor de makelaar en de partijen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten tussen de partijen worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.