ECLI:NL:RBLIM:2024:1663

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
03.288188.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk door een gemeenteambtenaar

Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een gemeenteambtenaar die werd beschuldigd van schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk. De verdachte, geboren in 1998 en woonachtig in Duitsland, was werkzaam bij de gemeente Brunssum en had in de periode van 9 oktober 2020 tot en met 16 februari 2021 meermalen vertrouwelijke informatie opgevraagd en gedeeld met derden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk haar ambtsgeheim had geschonden door de gemeentelijke basisadministratie te bevragen en deze informatie te delen via de versleutelde berichtendienst Sky. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 150 uren op, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan computervredebreuk en het opzettelijk schenden van geheimen die zij uit hoofde van haar ambt verplicht was te bewaren. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte, haar eerdere goede functioneren en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.288188.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1998,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 maart 2024. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:in de periode van 9 oktober 2020 tot en met 22 november 2021 meermalen als ambtenaar bij de gemeente Brunssum opzettelijk haar ambtsgeheim heeft geschonden door de gemeentelijke basisadministratie te bevragen met betrekking tot twee personen en vervolgens te delen met derden;
Feit 2:in dezelfde periode op meerdere tijdstippen computervredebeuk heeft gepleegd door het onbevoegd gebruik maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en zich zo toegang te verschaffen tot servers van de Rijkdienst voor identiteitsgegevens.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De verdachte was werkzaam bij de afdeling burgerzaken van de gemeente Brunssum. Uit de veiliggestelde gegevens uit de versleutelde berichtendienst Sky [1] volgt dat de verdachte de gebruiker was van een Sky-account en dat zij via dit account printscreens of documenten met informatie afkomstig uit het gemeentesysteem heeft doorgestuurd naar andere Sky accounts. Hierdoor is de verdenking ontstaan dat de verdachte vertrouwelijke informatie aan derden heeft verstrekt. De Rijksrecherche heeft vervolgens al haar werkgegevens (mails, logins etc.) opgevraagd bij de gemeente Brunssum en er heeft een doorzoeking plaatsgevonden in het gemeentehuis. Daaruit volgt dat de verdachte in oktober 2020 op naam van een collega informatie heeft opgezocht over [naam 1] en vervolgens deze informatie via Sky heeft gedeeld met het account van de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ). In februari 2021 heeft de verdachte informatie over [naam 3] opgezocht en vervolgens via Sky gedeeld met de accounts van zowel de heer [naam 4] (hierna: [naam 4] ) als [naam 2] . Uit de berichten lijkt te volgen dat het niet de eerste keer is dat zij vertrouwelijke informatie opzoekt voor [naam 2] .
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdachte gedurende heel 2021 diverse andere dubieuze bevragingen gedaan die volgens haar werkgever nooit werkgerelateerd zijn. Een van de namen die zij meerdere keren heeft bevraagd is die van [naam 4] . Ook zijn er bevragingen van [naam 5] , eveneens een bekende crimineel, van wie ook nog eens het paspoort is aangetroffen in het postvak van de verdachte. De verklaring die de verdachte ter terechtzitting aflegt over deze vreemde bevragingen is minimaal en verklaart lang niet alle bevragingen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten, omdat niet kan worden vastgesteld dat de ten laste gelegde gedragingen in Brunssum of überhaupt in Nederland hebben plaatsgevonden. De raadsman wijst er in dit verband op dat er bevragingen buiten kantooruren hebben plaatsgevonden, dat de verdachte vanwege Corona vaak thuis werkte en dat zij destijds in Duitsland woonde.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met dien verstande dat het onder beide verdenkingen slechts om twee momenten gaat en het niet een hele periode betreft zoals is tenlastegelegd. Daarbij moeten de tenlastegelegde feiten worden gezien als een voortgezette handeling, nu zij een logisch gevolg van elkaar zijn. De eventueel bewezenverklaarde computervredebreuk betreft namelijk alleen de twee bevragingen die later met derden zijn gedeeld. Van de andere bevragingen kan immers niet worden vastgesteld dat zij onbevoegd zijn gedaan.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
De bewijsmiddelen
Op 11 augustus 2022 hebben verbalisanten in een proces-verbaal hun bevindingen gerelateerd met betrekking tot een onderzoek naar Sky data tussen de Sky accounts [accountnaam 1] en [accountnaam 2] om een beeld te krijgen van een eventueel samenwerkingsverband en de daarbij betrokken personen. Hieruit volgt dat de verdachte gebruik maakt van het Sky account: [accountnaam 1] . [naam 2] maakt gebruik van het Sky account: [accountnaam 2] . Op 9 oktober 2020 heeft chatverkeer plaatsgevonden tussen deze Sky accounts waaruit blijkt dat de verdachte op diezelfde dag een bevraging heeft gedaan op de naam [naam 1] . Er worden daarbij ook afbeeldingen van de opgevraagde documenten gedeeld. Op enkele van deze afbeeldingen is het logo van de gemeente Brunssum en het logo van Parkstad Limburg zichtbaar. Verder is op deze afbeeldingen te zien “afgegeven te Brunssum op 9 oktober 2020”. [3]
Op 22 september 2022 hebben verbalisanten in een proces-verbaal hun bevindingen gerelateerd met betrekking tot een onderzoek naar Sky data tussen de Sky accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 3] , [accountnaam 5] en [accountnaam 4] om een beeld te krijgen van een eventueel samenwerkingsverband en de daarbij betrokken personen. Hieruit volgt dat de verdachte gebruik maakt van het Sky account: [accountnaam 1] . [naam 2] maakt gebruik van het Sky account: [accountnaam 3] . [naam 4] maakt gebruik van de Sky accounts: [accountnaam 5] en [accountnaam 4] . Op 16 februari 2021 heeft chatverkeer plaatsgevonden tussen het Sky account van [naam 2] en het eerste account van [naam 4] waarin [naam 4] aan [naam 2] vraagt of hij aan “madam” een adres kan vragen. Hierop reageert [naam 2] vervolgens dat hij dat al gedaan heeft en dat zij de gegevens naar [naam 4] zal sturen. Vervolgens heeft er op diezelfde dag chatverkeer plaatsgevonden tussen het Sky account van de verdachte en het tweede Sky account van [naam 4] waarin de verdachte zegt dat ze aan het zoeken is, maar niets kan vinden. Ze vraagt daarom om meer informatie. Ze stuurt [naam 4] daarnaast een afbeelding van de bevraging. Vervolgens heeft er op 16 februari 2021 chatverkeer plaatsgevonden tussen de Sky accounts van de verdachte en [naam 2] waarin de verdachte ook bij [naam 2] aangeeft dat zij niets heeft gevonden en om extra informatie vraagt. Ze stuurt daarbij ook een afbeelding van de bevraging. [4]
De leidinggevende van de verdachte heeft op 23 februari 2022 bij de politie – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – de volgende getuigenverklaring afgelegd: [5]
V: vraag verbalisant
A: antwoord van de getuige
T: toelichting op de vraag
“T: [verdachte] met de (ADHOC) zoekvraag " [naam 4] "' en op (een) nummer [naam 4] bevraagd in BRP (Basisregistratiesysteem Personen/GBA) op 03 februari 2021 rond 22.18 uur. Ook wordt [naam 4] bevraagd op
22-02-2021 te 15:40. Deze bevraging is gelijktijdig met ene [naam 6]
03-05-2021 te 09:12
03-05-2021 te 09:11
03-05-2021 te 09:11
V: Wat kunt u over deze bevraging verklaren?
A: Op 3 februari 2021 heeft [verdachte] niet gewerkt. Ook niet thuis. Bovendien ligt het tijdstip ver buiten kantoor tijd. Deze bevraging kan echt nooit aan haar werk gerelateerd zijn. De bevragingen in combinatie met [naam 6] op die andere dagen heb ik ook niet kunnen verklaren. Het is net als bij die andere bevragingen; ik heb geen enkele rechtmatige grondslag kunnen vinden of een aanwijzing die er op zou kunnen duiden dat deze personen noodzakelijk waren om te bevragen.”
De verdachte heeft op 23 november 2021 bij de politie – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [6]
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
“V: Sinds wanneer bent u werkzaam bij de gemeente Brunssum?
A: Ik ben in totaal 5 jaar werkzaam bij de gemeente Brunssum.
V: Heeft bij uw aanstelling de ambtseed of de ambtsbelofte afgelegd?
A: Ik heb de ambtseed afgelegd.
(…)
V: Heb je met jouw SKY telefoon gecommuniceerd met [naam 2] en [naam 4]
A: Ja met allebei.
V: Waarover?
A: Ja met [naam 2] over van alles en nog wat. Met die andere meneer heb ik niet veel gecommuniceerd. Zoals die foto bijvoorbeeld. Jullie kunnen ook zien in het systeem dat ik dat heb opgezocht.
O: Uit ons onderzoek is gebleken dat u toegang heeft en geautoriseerd bent tot de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) bij de gemeente Brunssum. Uit verder onderzoek is gebleken dat op 16 februari 2021 alleen in de Gemeentelijke Basis Administratie van de gemeente Brunssum de gegevens zijn opgezocht van:
[naam 3] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] . BSN nummer: [BSN-nummer] .
V: Heeft u [naam 3] bevraagd in het GBA?
A: Ik dacht in het GRP. Mag ik nog een keer de foto zien? Nee, het is via de GBAV gegaan.
V: Hoe is dat verzoek gekomen om deze persoon op te zoeken? Met welk doel?
A Ik heb het op verzoek van meneer [naam 4] gedaan. Hij vroeg het mij mondeling. Hij noemde mij een achternaam en een geboortedatum. Het was die achternaam [naam 3] volgens mij.
V: Wat werd er verder over afgesproken?
A: Ik heb daar de foto van gemaakt en naar de heer [naam 4] gestuurd Zover ik weet heb ik het niet naar anderen gestuurd.
O: Uit onze gegevens blijkt dat het ook naar [naam 2] is gestuurd.
A: Ja dan zal het zo zijn. Ik heb geen zin om er hier over te gaan liegen. Het zal zo zijn dat ik het ook naar [naam 2] heb gestuurd.
(…)
O: Gezien de berichten op SKY-ID [accountnaam 1] ( [verdachte] ) vermoeden wij dat u van de door u opgezochte gegevens van [naam 3] een foto heeft gemaakt en deze op 16 februari 2021 om 14.20.35 uur via uw SKY-ID [accountnaam 1] achtereenvolgens verstuurt naar het SKI-ID [accountnaam 4] in gebruik bij [naam 4] en op 16 februari 2021 om 14.15.28 uur naar het SKY-ID [accountnaam 3] in gebruik bij [naam 2] .
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Dat klopt.
Ter terechtzitting van 22 maart 2024 heeft de verdachte – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
“Ik heb bij de politie een bekennende verklaring afgelegd. Ik heb toen gezegd dat ik wist dat het niet mocht wat ik heb gedaan. Ik neem verantwoordelijkheid voor mijn eigen deel.”
Verbalisanten hebben op 22 november 2021 getracht de woning aan de [adres] te [plaats] in Duitsland te doorzoeken, aangezien de verdachte had aangegeven hier te wonen. De verbalisanten hebben gerelateerd dat zij er door de aanwezige bewoner op werden gewezen dat de verdachte hier niet woonachtig was en hier ook nooit gewoond heeft. Zij had hier geen kamer. Volgens deze bewoner gebruikte de verdachte dit adres enkel als postadres en kwam zij soms langs om de post op te halen. De verbalisanten hebben vervolgens in de woning gekeken of er mogelijke aanwijzingen waren die erop zouden duiden dat de verdachte hier toch woonachtig was, maar deze hebben zij niet kunnen vinden. De verbalisanten hebben hierop besloten de woning niet te doorzoeken, nu de verdachte hier niet woonachtig bleek te zijn. [7]
De bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van de voornoemde en besproken bewijsmiddelen van oordeel dat de aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De rechtbank gaat hiermee voorbij aan het ter terechtzitting opgeworpen verweer van de verdediging dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het tenlastegelegde in Nederland heeft plaatsgevonden. Het kan immers worden uitgesloten dat de ten laste gelegde feiten in Duitsland hebben plaatsgevonden, nu de verbalisanten hebben vastgesteld dat de verdachte niet woonachtig was op het opgegeven adres in Duitsland en dit enkel een postadres betrof. Er zijn verder geen aanknopingspunten dat de feiten buiten Nederland zouden hebben plaatsgevonden.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank ten aanzien van feit 2 alleen de bevraging van [naam 3] , [naam 1] en [naam 4] bewezen. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier onvoldoende is komen vast te staan dat de andere bevragingen niet werkgerelateerd waren.
De rechtbank ziet feit 1 als een voortgezette handeling van feit 2 voor wat betreft de bevraging van [naam 3] en [naam 1] , omdat het ambtsgeheim is geschonden nadat door middel van computervredebreuk niet werkgerelateerde bevragingen zijn gedaan. De rechtbank zal hiermee bij de afdoening van deze zaak rekening houden.
Wat betreft de ten laste gelegde periode is de rechtbank van oordeel dat 16 februari 2021 de einddatum is, nu dat de laatste datum is waarop kan worden bewezen dat de verdachte onbevoegd informatie heeft opgezocht in de gemeentelijke basisadministratie en onbevoegd met derden heeft gedeeld.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1:
in de periode van 9 oktober 2020 tot en met 16 februari 2021 in Nederland, meermalen, geheimen, waarvan zij, verdachte, wist dat zij, verdachte, uit hoofde van haar ambt, te weten gemeenteambtenaar (werkzaam bij de gemeente Brunssum) verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door:
- het bevragen van de gemeentelijke basisadministratie met betrekking tot [naam 3] . en [naam 1] en vervolgens te delen met [naam 4] en/of [naam 2] ;
T.a.v. feit 2:
op meer tijdstippen in de periode van 9 oktober 2020 tot en met 16 februari 2021 in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten servers van de Rijksdienst voor identiteitsgegevens, is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten door zich telkens met een gebruikersnaam en wachtwoord toegang te verschaffen tot servers van de Rijksdienst voor identiteitsgegevens telkens met een ander doel dan waarvoor haar die gebruikersnaam en wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor haar die toegang was toegestaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
voortgezette handeling van
feit 2
computervredebreuk, meermalen gepleegd;
en
feit 1
enig geheim waarvan zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij uit hoofde van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren. De tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht dient bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering te worden gebracht. De officier van justitie vordert daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Zij gaat bij deze strafeis uit van het scenario dat de verdachte ten minste een vermoeden moet hebben gehad dat zij de persoonsgegevens heeft gedeeld met drugscriminelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de straf die de officier van justitie heeft geëist te matigen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte aanvankelijk goed heeft gefunctioneerd bij de gemeente Brunssum. Dit zwakte langzaam af en de verdachte heeft op enig moment een verkeerde beslissing genomen. Zij verkeerde destijds in een hectische en verdrietige periode, waarin zij veel steun kreeg van met name [naam 2] . Ze was jong en heel erg verliefd op hem. Het is een klakkeloze actie van haar geweest en ze heeft niet nagedacht over de gevolgen. Zij ziet nu zelf ook in dat ze het niet had mogen doen. De verdachte bevindt zich momenteel in een nieuwe fase in haar leven en heeft geen contact meer met [naam 2] of [naam 4] .
Daarnaast verzoekt de raadsman de rechtbank rekening te houden met verstrijken van de redelijke termijn ex artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Er is in deze zaak immers sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim 4 maanden. Daar komt nog bij dat de onderhavige strafzaak veel media-aandacht heeft gekregen, waarvan de verdachte de negatieve gevolgen ondervindt. De verdachte heeft bovendien haar werk verloren en heeft sindsdien grote moeite met het vinden van een nieuwe baan, nu zij steeds wordt afgewezen zodra duidelijk is dat zij geen VOG [8] kan krijgen vanwege de onderhavige zaak. Als gevolg hiervan zag zij zich genoodzaakt om weer te gaan wonen bij haar ouders, waardoor zij het gevoel heeft haar ouders tot last te zijn. De verdachte is een
first offender, hetgeen dient mee te wegen bij de eventueel op te leggen straf. Zij heeft daarbij al 15 dagen in voorlopige hechtenis verbleven, wat haar enorm zwaar is gevallen. Zij heeft in gevangenschap zware medicatie gekregen en nadat zij in vrijheid was gesteld heeft er geen afbouw van de medicatie of begeleiding plaatsgevonden. Dit heeft zich geresulteerd in afkickverschijnselen en psychische klachten, waarmee de verdachte tot op de dag van vandaag kampt. Zij heeft ook een te hoog cholesterolgehalte wat naar alle waarschijnlijkheid aan de stress te wijten is, waardoor zich weer een poliep heeft gevormd in de galblaas van de verdachte. Deze poliep dient op korte termijn operatief te worden verwijderd.
De raadsman verzoekt de rechtbank alles afwegende een straf op te leggen die niet langer is dan de duur van het voorarrest, mocht zij al tot het besluit komen een gevangenisstraf op te leggen. Onder verwijzing naar jurisprudentie voert de raadsman aan dat er in vergelijkbare zaken doorgaans een taakstraf wordt opgelegd voor de duur van 40 tot 60 uren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich als ambtenaar van de gemeente Brunssum schuldig gemaakt aan schending van haar ambtsgeheim en computervredebreuk. Zij heeft op verzoek van [naam 4] en [naam 2] de gemeentelijke basisadministratie bevraagd om zo persoonlijke informatie op te zoeken over de heren [naam 3] en [naam 1] . Vervolgens heeft zij deze gegevens op twee datums in 2020 en 2021 via de berichtenapplicatie Sky, gedeeld met [naam 4] en [naam 2] . Anders dan de officier van justitie bij haar strafeis heeft betoogd, kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte toen wist of heeft vermoed dat deze heren mogelijk drugscriminelen zouden zijn.
Het handelen van de verdachte is desondanks zeer verwijtbaar, nu zij door deze vertrouwelijke informatie te delen een zeer groot risico heeft genomen dat de veiligheid voor de personen waarop die informatie ziet in gevaar komt. Uit niets blijkt immers dat zij heeft gevraagd waarvoor deze persoonsgegevens zouden worden gebruikt. Het lijkt erop dat zij zo jong, verliefd en naïef was, dat zij dit gevaar überhaupt niet heeft gezien. De verdachte heeft niet alleen de privacy en veiligheid van burgers geschaad, maar ook afbreuk gedaan aan het vertrouwen dat burgers mogen stellen aan ambtenaren van de gemeente.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken werden opgelegd. Bij een combinatie van het plegen van computervredebreuk en het schenden van het ambtsgeheim wordt veelal een taakstraf opgelegd aan de verdachte.
De rechtbank heeft voor de straftoemeting ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte geen strafblad heeft en zodoende als een
first offenderdient te worden aangemerkt. De verdachte heeft daarnaast al enige tijd in voorarrest gezeten, hetgeen een diepe indruk op haar heeft achtergelaten. De rechtbank heeft ook oog voor het feit dat, gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten en het feit dat haar verdere carrièremogelijkheden door deze strafzaak worden beperkt. Bovendien heeft de rechtbank acht geslagen op het gegeven dat de redelijke termijn met vierenhalve maand is overschreden. Zij zal de verdachte gelet op al deze omstandigheden een lagere taakstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Gezien de getoonde naïviteit, beïnvloedbaarheid en onnadenkendheid van de verdachte in combinatie met de ernst van het feit, acht de rechtbank het wel geboden daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waardoor de strafoplegging mede dient ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 150 uren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal hierbij in mindering worden gebracht, naar rato van twee uren per dag. Daarnaast zal de rechtbank haar een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 56, 138ab en 272 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 150 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
  • veroordeelt de verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren;
  • bepaalt dat dit gedeelde van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.G. Peters, voorzitter, mr. N.P.J. van de Pasch en mr. B. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M.A. Curfs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 april 2024.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
zij in de periode van 9 oktober 2020 tot en met 22 november 2021 in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (enig) geheim(en), waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij, verdachte, uit hoofde van haar ambt, beroep, te weten gemeenteambtenaar (werkzaam bij de gemeente Brunssum) verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door:
- het (laten) bevragen van de gemeentelijke basisadministratie met betrekking tot [naam 3] . en/of [naam 1] en vervolgens te verstrekken aan en/of te delen met [naam 4] en/of [naam 2] ;
T.a.v. feit 2:
zij op een of meer tijdstippen in de periode van 9 oktober 2020 tot en met 22 november 2021 in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten GBA-V, althans (delen van) servers van de Rijksdienst voor identiteitsgegevens, is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten door het onbevoegd gebruik maken van een gebruikersnaam en wachtwoord het systeem GBA-V en door zich (telkens) met een gebruikersnaam en wachtwoord het systeem GBA-V (en de daaraan gekoppelde systemen) toegang te verschaffen tot (delen van) servers van de Rijksdienst voor identiteitsgegevens (telkens) met een ander doel dan waarvoor haar die gebruikersnaam en wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor haar die toegang was toegestaan;

Voetnoten

1.SkyECC is de volledige naam van het bedrijf dat een versleutelde berichtendienst aanbood.
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Rijksrecherche regio Zuid, proces-verbaalnummer 20210076, gesloten d.d. 21 juni 2023, doorgenummerd pg. 1-284.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2022, pg. 262-269.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2022, pg. 257-259.
5.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige d.d. 23 februari 2022, pg. 277-280.
6.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 23 november 2021, pg. 148-149.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2021, pg. 116.
8.Verklaring Omtrent het Gedrag.