3.3Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
Op 11 augustus 2022 hebben verbalisanten in een proces-verbaal hun bevindingen gerelateerd met betrekking tot een onderzoek naar Sky data tussen de Sky accounts [accountnaam 1] en [accountnaam 2] om een beeld te krijgen van een eventueel samenwerkingsverband en de daarbij betrokken personen. Hieruit volgt dat de verdachte gebruik maakt van het Sky account: [accountnaam 1] . [naam 2] maakt gebruik van het Sky account: [accountnaam 2] . Op 9 oktober 2020 heeft chatverkeer plaatsgevonden tussen deze Sky accounts waaruit blijkt dat de verdachte op diezelfde dag een bevraging heeft gedaan op de naam [naam 1] . Er worden daarbij ook afbeeldingen van de opgevraagde documenten gedeeld. Op enkele van deze afbeeldingen is het logo van de gemeente Brunssum en het logo van Parkstad Limburg zichtbaar. Verder is op deze afbeeldingen te zien “afgegeven te Brunssum op 9 oktober 2020”.
Op 22 september 2022 hebben verbalisanten in een proces-verbaal hun bevindingen gerelateerd met betrekking tot een onderzoek naar Sky data tussen de Sky accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 3] , [accountnaam 5] en [accountnaam 4] om een beeld te krijgen van een eventueel samenwerkingsverband en de daarbij betrokken personen. Hieruit volgt dat de verdachte gebruik maakt van het Sky account: [accountnaam 1] . [naam 2] maakt gebruik van het Sky account: [accountnaam 3] . [naam 4] maakt gebruik van de Sky accounts: [accountnaam 5] en [accountnaam 4] . Op 16 februari 2021 heeft chatverkeer plaatsgevonden tussen het Sky account van [naam 2] en het eerste account van [naam 4] waarin [naam 4] aan [naam 2] vraagt of hij aan “madam” een adres kan vragen. Hierop reageert [naam 2] vervolgens dat hij dat al gedaan heeft en dat zij de gegevens naar [naam 4] zal sturen. Vervolgens heeft er op diezelfde dag chatverkeer plaatsgevonden tussen het Sky account van de verdachte en het tweede Sky account van [naam 4] waarin de verdachte zegt dat ze aan het zoeken is, maar niets kan vinden. Ze vraagt daarom om meer informatie. Ze stuurt [naam 4] daarnaast een afbeelding van de bevraging. Vervolgens heeft er op 16 februari 2021 chatverkeer plaatsgevonden tussen de Sky accounts van de verdachte en [naam 2] waarin de verdachte ook bij [naam 2] aangeeft dat zij niets heeft gevonden en om extra informatie vraagt. Ze stuurt daarbij ook een afbeelding van de bevraging.
De leidinggevende van de verdachte heeft op 23 februari 2022 bij de politie – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – de volgende getuigenverklaring afgelegd:
V: vraag verbalisant
A: antwoord van de getuige
T: toelichting op de vraag
“T: [verdachte] met de (ADHOC) zoekvraag " [naam 4] "' en op (een) nummer [naam 4] bevraagd in BRP (Basisregistratiesysteem Personen/GBA) op 03 februari 2021 rond 22.18 uur. Ook wordt [naam 4] bevraagd op
22-02-2021 te 15:40. Deze bevraging is gelijktijdig met ene [naam 6]
03-05-2021 te 09:12
03-05-2021 te 09:11
03-05-2021 te 09:11
V: Wat kunt u over deze bevraging verklaren?
A: Op 3 februari 2021 heeft [verdachte] niet gewerkt. Ook niet thuis. Bovendien ligt het tijdstip ver buiten kantoor tijd. Deze bevraging kan echt nooit aan haar werk gerelateerd zijn. De bevragingen in combinatie met [naam 6] op die andere dagen heb ik ook niet kunnen verklaren. Het is net als bij die andere bevragingen; ik heb geen enkele rechtmatige grondslag kunnen vinden of een aanwijzing die er op zou kunnen duiden dat deze personen noodzakelijk waren om te bevragen.”
De verdachte heeft op 23 november 2021 bij de politie – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
“V: Sinds wanneer bent u werkzaam bij de gemeente Brunssum?
A: Ik ben in totaal 5 jaar werkzaam bij de gemeente Brunssum.
V: Heeft bij uw aanstelling de ambtseed of de ambtsbelofte afgelegd?
A: Ik heb de ambtseed afgelegd.
(…)
V: Heb je met jouw SKY telefoon gecommuniceerd met [naam 2] en [naam 4]
A: Ja met allebei.
V: Waarover?
A: Ja met [naam 2] over van alles en nog wat. Met die andere meneer heb ik niet veel gecommuniceerd. Zoals die foto bijvoorbeeld. Jullie kunnen ook zien in het systeem dat ik dat heb opgezocht.
O: Uit ons onderzoek is gebleken dat u toegang heeft en geautoriseerd bent tot de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) bij de gemeente Brunssum. Uit verder onderzoek is gebleken dat op 16 februari 2021 alleen in de Gemeentelijke Basis Administratie van de gemeente Brunssum de gegevens zijn opgezocht van:
[naam 3] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] . BSN nummer: [BSN-nummer] .
V: Heeft u [naam 3] bevraagd in het GBA?
A: Ik dacht in het GRP. Mag ik nog een keer de foto zien? Nee, het is via de GBAV gegaan.
V: Hoe is dat verzoek gekomen om deze persoon op te zoeken? Met welk doel?
A Ik heb het op verzoek van meneer [naam 4] gedaan. Hij vroeg het mij mondeling. Hij noemde mij een achternaam en een geboortedatum. Het was die achternaam [naam 3] volgens mij.
V: Wat werd er verder over afgesproken?
A: Ik heb daar de foto van gemaakt en naar de heer [naam 4] gestuurd Zover ik weet heb ik het niet naar anderen gestuurd.
O: Uit onze gegevens blijkt dat het ook naar [naam 2] is gestuurd.
A: Ja dan zal het zo zijn. Ik heb geen zin om er hier over te gaan liegen. Het zal zo zijn dat ik het ook naar [naam 2] heb gestuurd.
(…)
O: Gezien de berichten op SKY-ID [accountnaam 1] ( [verdachte] ) vermoeden wij dat u van de door u opgezochte gegevens van [naam 3] een foto heeft gemaakt en deze op 16 februari 2021 om 14.20.35 uur via uw SKY-ID [accountnaam 1] achtereenvolgens verstuurt naar het SKI-ID [accountnaam 4] in gebruik bij [naam 4] en op 16 februari 2021 om 14.15.28 uur naar het SKY-ID [accountnaam 3] in gebruik bij [naam 2] .
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Dat klopt.
Ter terechtzitting van 22 maart 2024 heeft de verdachte – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
“Ik heb bij de politie een bekennende verklaring afgelegd. Ik heb toen gezegd dat ik wist dat het niet mocht wat ik heb gedaan. Ik neem verantwoordelijkheid voor mijn eigen deel.”
Verbalisanten hebben op 22 november 2021 getracht de woning aan de [adres] te [plaats] in Duitsland te doorzoeken, aangezien de verdachte had aangegeven hier te wonen. De verbalisanten hebben gerelateerd dat zij er door de aanwezige bewoner op werden gewezen dat de verdachte hier niet woonachtig was en hier ook nooit gewoond heeft. Zij had hier geen kamer. Volgens deze bewoner gebruikte de verdachte dit adres enkel als postadres en kwam zij soms langs om de post op te halen. De verbalisanten hebben vervolgens in de woning gekeken of er mogelijke aanwijzingen waren die erop zouden duiden dat de verdachte hier toch woonachtig was, maar deze hebben zij niet kunnen vinden. De verbalisanten hebben hierop besloten de woning niet te doorzoeken, nu de verdachte hier niet woonachtig bleek te zijn.
De bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van de voornoemde en besproken bewijsmiddelen van oordeel dat de aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De rechtbank gaat hiermee voorbij aan het ter terechtzitting opgeworpen verweer van de verdediging dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het tenlastegelegde in Nederland heeft plaatsgevonden. Het kan immers worden uitgesloten dat de ten laste gelegde feiten in Duitsland hebben plaatsgevonden, nu de verbalisanten hebben vastgesteld dat de verdachte niet woonachtig was op het opgegeven adres in Duitsland en dit enkel een postadres betrof. Er zijn verder geen aanknopingspunten dat de feiten buiten Nederland zouden hebben plaatsgevonden.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank ten aanzien van feit 2 alleen de bevraging van [naam 3] , [naam 1] en [naam 4] bewezen. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier onvoldoende is komen vast te staan dat de andere bevragingen niet werkgerelateerd waren.
De rechtbank ziet feit 1 als een voortgezette handeling van feit 2 voor wat betreft de bevraging van [naam 3] en [naam 1] , omdat het ambtsgeheim is geschonden nadat door middel van computervredebreuk niet werkgerelateerde bevragingen zijn gedaan. De rechtbank zal hiermee bij de afdoening van deze zaak rekening houden.
Wat betreft de ten laste gelegde periode is de rechtbank van oordeel dat 16 februari 2021 de einddatum is, nu dat de laatste datum is waarop kan worden bewezen dat de verdachte onbevoegd informatie heeft opgezocht in de gemeentelijke basisadministratie en onbevoegd met derden heeft gedeeld.