ECLI:NL:RBLIM:2024:1604

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
C/03/297992 / HA ZA 21-552
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van samenwerkingsovereenkomst en conservatoire beslagen in civiele procedure

In deze civiele procedure tussen Maasveste Berben Bouw B.V. (MBB) en een gedaagde partij, die in reconventie optreedt, staat de ontbinding van een samenwerkingsovereenkomst centraal. De rechtbank Limburg heeft op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. MBB vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat de gedaagde partij tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de overeenkomst buitengerechtelijk was ontbonden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij niet tekort was geschoten in zijn verplichtingen, omdat er wel degelijk inhoudelijk overleg was gevoerd over de herziene begroting. De rechtbank concludeerde dat de ontbinding van de overeenkomst door MBB op 16 april 2020 niet rechtsgeldig was, omdat er geen sprake was van een tekortkoming aan de zijde van de gedaagde partij. Hierdoor werden de vorderingen van MBB in conventie afgewezen.

In reconventie vorderde de gedaagde partij de opheffing van conservatoire beslagen die door MBB waren gelegd. De rechtbank oordeelde dat, aangezien de vorderingen van MBB in conventie waren afgewezen, er geen rechtsgrond was voor de conservatoire beslagen. De rechtbank heeft de beslagen onrechtmatig verklaard en MBB opgedragen deze op te heffen. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagde partij, die in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/297992 / HA ZA 21-552
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak van
MAASVESTE BERBEN BOUW B.V.,
te Sint Odiliënberg,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: MBB,
advocaat: mr. L.W.J.P.F. Einig te Venlo,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
advocaat: mr. C.R. van Breevoort te Nijmegen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 oktober 2021 met de producties 1 t/m 22;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met de producties
1. t/m 7;
- de rolbeslissing van 5 januari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie met productie 23;
- de akte overlegging producties 8 t/m 14 in conventie en reconventie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 september 2022 waarin de zaak
in verband met mediation is verwezen naar de parkeerrol;
- de brieven aan partijen van 3 mei 2023 betreffende wijziging van de behandelend rechter;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 november 2023;
- de spreekaantekeningen van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en MBB hebben op 1 december 2017 een samenwerkingsovereenkomst gesloten betreffende de bouw van acht woningen in opdracht van particuliere kopers (hierna: ‘SOK’). Partijen zijn onder andere het navolgende overeengekomen:
ARTIKEL 3. ONTBINDENDE VOORWAARDEN
3.1
De onderhavige overeenkomst wordt tussen partijen aangegaan onder de bij niet-vervulling ontbindende voorwaarden:
(…)
c. dat Woningborg planacceptatie heeft afgegeven t.b.v. de certificering van de woningen uiterlijk op 31 december 2018
ARTIKEL 9. RISICO PRIJSSTIJGINGEN LONEN EN MATERIALEN
(…)
9.3.
De indexering zal 0,2% per maand zijn voor een maximale periode van 3 jaar
(tot 1 december 2020). Voor een eventuele periode na 1 december 2020
zullen partijen te zijner tijd in overleg treden om nieuwe afspraken te maken
over de betreffende indexering. Indien partijen er niet in slagen om voor de
periode na 1 december 2020 nieuwe afspraken te maken, wordt deze
overeenkomst geacht te zijn ontbonden.
(…)
ARTIKEL 14. BEEINDIGING / ONTBINDING
14.1.
Indien een der Partijen in gebreke blijft -na behoorlijke ingebrekestelling- om
aan enige verplichting uit hoofde van de onderhavige overeenkomst
jegens de wederpartij te voldoen is, na enkel schriftelijke aanzegging van de
zijde van de andere partij, de onderhavige overeenkomst zonder rechtelijke
tussenkomst ontbonden. Bovengemelde ontbinding laat onverminderd het
recht van de in niet gebreke zijnde partij tot het vorderen van nakoming en/of
vergoeding van schade, tevergeefs gemaakte interne en externe kosten,
gederfde AK en winst daaronder begrepen. (…)
2.2.
Partijen zijn op 22 mei 2019 een aanvullende overeenkomst (hierna: ‘AOK’) overeengekomen. Daarin is onder meer opgenomen:
Ontbindende voorwaarden / indexering:
Er is op 31-12-2018 nog geen planacceptatie afgegeven door Woningborg (zie art. 3.1 lid c).
Beide partijen gaan akkoord met een verschuiving van deze datum tot 1 mei 2020.
In samenhang met deze verschuiving heeft Maasveste Berben Bouw B.V. het recht, indien de benodigde verkoopdrempel voor start bouw niet voor 01 november 2019 is behaald en start bouw niet voor 1 januari 2020 kan plaatsvinden, in plaats van de overeengekomen indexering in art. 9.3 een indexering door te voeren conform werkelijkheid vóór start bouw. Hiertoe zal Maasveste Berben Bouw B.V. uiterlijk 6 weken na het behalen van de verkoopdrempel de open begroting herzien met actuele prijzen en offertes en voorleggen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Partijen treden omtrent de herziene begroting met elkaar in overleg. Indien dit overleg niet binnen 3 weken na voorlegging begroting aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] leidt tot overeenstemming wordt de overeenkomst ontbonden.
2.3.
Op 1 november 2019 is de verkoopdrempel niet gehaald.
2.4.
Bij e-mailbericht van 31 januari 2020 heeft MBB bevestigd dat partijen in afwijking van de AOK hebben afgesproken dat MBB binnen zes weken na ondertekening voor akkoord door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een herziene open begroting zal voorleggen (hierna: ‘OVK III’). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft die afspraak voor akkoord ondertekend op 5 februari 2020.
2.5.
MBB heeft de herziene begroting bij e-mailbericht van 20 maart 2020 aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gezonden. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft hierop bij e-mailbericht van 3 april 2020 als volgt gereageerd:
“Uw prijsvoorstel voor de bouw van de 8 woningen d.d. 20 maart 2020 biedt voor diverse betrokkenen geen perspectief.
(…)
Wanneer wenst u een afspraak te maken om een en ander nader toe te lichten.”
2.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft bij e-mail van 5 april 2020 aan MBB – onder andere – geschreven:
“2. (…) De voorgestelde prijsstijgingen van de bouwkosten zijn aan MBB te wijten en dienen niet op ons bordje gelegd te worden.
3. De marktsituatie in de bouw is in enkele weken totaal veranderd, bouwprijzen staan enorm onder druk. Hiermee dient rekening te worden gehouden.”
2.7.
Partijen hebben – na enige correspondentie over en weer – op 8 april 2020 in de ochtend telefonisch overleg gevoerd over de herziene begroting. Dit overleg heeft niet tot overeenstemming geleid.
2.8.
MBB heeft op 8 april 2020 een e-mail aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gezonden, waarin – onder andere – het navolgende is te lezen:
“ (…) In ons gesprek hedenochtend heeft u aangegeven de herziene begroting niet te willen bespreken.
(…)
U haalt hierbij wederom vele zaken uit het verleden aan die op dit moment niet relevant zijn aangezien deze met de Aanvullende Overeenkomst volledig zijn afgehandeld.
Wij vragen u hierbij dringend nogmaals om nader (inhoudelijk) overleg dan wel
overeenstemming op de ingediende herziene begroting.
Indien dit inhoudelijke overleg dan wel een overeenstemming uitblijft kunnen wij niet anders
dan u voor zover nodig in gebreke te stellen volgens artikel 14.1 van de Samenwerkingsovereenkomst.
Wij geven hierbij aan dat wij bereid zijn gezien uw huidige standpunt en het uitblijven van een inhoudelijk overleg over de herziene begroting om de overeengekomen termijn van 3 weken (eindigend 10 april a.s.) te verlengen met 1 week t/m 17 april.
U heeft ook aangegeven het gevoel te hebben dat de diverse marktprijzen de komende tijd
zullen gaan dalen. (…)
Wij hebben aangegeven dat (…) het voor ons bespreekbaar is om het project
op HOLD te zetten voor een periode van bijvoorbeeld 3 maanden en over 3 maanden
nogmaals een herziene begroting te maken (…).
(…)
Wij hebben afgesproken dat u zich beraadt over bovenstaande en ons uiterlijk vrijdag a.s. nader bericht over een en ander.”
2.9.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft bij e-mail van 9 april 2020 MBB verzocht de offerte (herziene open begroting) opnieuw tegen het licht te houden, zodat de prijzen meer in de buurt komen van het voorstel van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . MBB heeft hierop op dezelfde datum gereageerd met (onder andere) de mededeling dat de herziene begroting zorgvuldig is opgesteld en dat daarin marktconforme prijzen zijn opgenomen. In de daarop volgende mailwisseling op die dag is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] akkoord gegaan met verlenging van de termijn tot en met 17 april 2020.
2.10.
Bij e-mail van 14 april 2020 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan MBB verzocht hem de dag daarna te bellen over de herberekening van de aangeboden offerte.
2.11.
Nadat partijen op 16 april 2020 een telefonisch onderhoud hebben gehad, heeft MBB bij schrijven van diezelfde dag de overeenkomsten tussen partijen op grond van artikel 14 lid 1 van de SOK ontbonden. Reden voor de ontbinding is tekortkoming van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de nakoming van de AOK, omdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , kort gezegd, niet bereid is tot inhoudelijk overleg op basis van de herziene begroting.
2.12.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft hierop bij e-mail van 17 april 2020 als volgt gereageerd:
“Ik ben onaangenaam verrast door uw brief van 16 april die ik gisteren per e-mail om 18:37 ontving. Ik heb u eerder die dag een paar keer gebeld maar u zat telkens in bespreking. Even voor 17:00 belde u mij terug en heb ik aangegeven dat er volgens mij op een aantal punten binnen de offerte wel degelijk mogelijkheden zijn om de prijzen van de bouwkosten te reduceren en dat ik daar graag over wilde overleggen om een compromis te bereiken en het project een vervolg te geven. U bleef echter volhouden dat de door MBB afgegeven prijzen marktconform zijn en dat u die op geen enkel punt wilt reduceren. Ik heb aangegeven dat dit een heel andere boodschap is dan ik in uw laatste e-mail van 9 april heb gelezen en dat ik me daarover wenste te beraden en morgen (vandaag dus) contact over zou opnemen. In die e-mail heeft u mij namelijk toten met17 april 2020 de tijd gegund om overleg te hebben over uw herziene offerte. In uw brief van gisteren bevestigt u ook dat die periode voor overleg is afgesproken.
Ik begrijp dat u de overeenkomsten met uw brief van gisteren ontbonden heeft. Dat is naar mijn mening onterecht en in strijd met de gemaakte afspraken. Ik verzoek u dan ook mij vandaag te berichten dat u die brief volledig terugneemt en alsnog gelegenheid geeft voor overleg over de offerte. Als u dat niet doet is het Maasveste die tekortschiet in de overeenkomsten en de op basis daarvan gemaakte afspraken. In dat geval zal ik Maasveste aansprakelijk moeten houden voor de schade die daardoor ontstaat. Ik hoop echter dat we alsnog als volwassenen een redelijk overleg kunnen hebben over de herziene offerte en daarover een even redelijk compromis kunnen bereiken.”
2.13.
MBB heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij e-mail van 17 april 2020 bericht in onderling overleg te willen treden, onder voorbehoud van alle rechten en weren.
2.14.
Op 26 mei 2020 hebben partijen met elkaar gesproken. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is daarbij bijgestaan door een adviseur, de heer [naam adviseur] .
2.15.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft bij e-mail van 8 juni 2020 zijn samenvatting van dit gesprek aan MBB gezonden. Daarin schrijft hij onder meer:
“(…)
Bij de één op één vergelijking van de twee begrotingen blijkt volgens de heer [naam adviseur] dat Maasveste een prijsstijging van bijna 19% doorvoerde, terwijl een marktconforme stijging hooguit 11% zou behoren te bedragen, een verschil van bijna 8%. Bij de beoordeling heeft de heer [naam adviseur] ook gekeken naar regionale cijfers en informatie van andere aannemers.
In ons gesprek gaf u aan dat voor de bouwkosten van de woningen in 2017 een begroting is gemaakt en dat bij de leveranciers en onderaannemers in 2020 nieuwe prijzen zijn gevraagd. U gaf aan dat de prijzen zijn geactualiseerd aan de hand van huidige marktprijzen voor dezelfde uitgangspunten en dezelfde bouwwijze.
Het bouwplan en de installaties zijn volgens de heer [naam adviseur] niet gewijzigd en het ontwerp van de woningen voorziet niet in specifieke bouwmaterialen waarvan de prijzen in de afgelopen jaren meer dan gemiddeld gestegen zijn. Het zijn standaard woningen.
(…)
In het gesprek kwamen we tot de conclusie dat diverse belangrijke onderdelen van de bouwkosten stevig in prijs zijn gestegen. Met name de posten stukadoorwerk, metselwerk, installaties, de hoofddraagconstructie e.a. posten zijn flink in prijs verhoogd.
(…)
We spraken af dat u zou bezien op welke onderdelen van de herziene begroting van maart 2020 nog mogelijkheden zijn om de prijzen te reduceren.
De heer [naam adviseur] stelde verder voor om te bezien of het gunstig is als de (eenvoudige) badkamer in de woningen niet door Maasveste wordt gerealiseerd (…).
Tot slot is afgesproken dat u mij vorige week zou laten weten of u uw herziene begroting nog kunt aanpassen. Kunt u aangeven of u al duidelijkheid kunt geven over die aanpassing en de consequentie van het uit de begroting halen van de badkamer, zodat we mogelijk nader tot elkaar kunnen komen.
(…)”
2.16.
Bij e-mail van 12 juni 2020 schrijft MBB over het overleg van 26 mei 2020 het volgende.
“Tijdens dit overleg is door uw adviseur enkel de opmerking gemaakt dat de prijsstijging t.o.v. de begroting 2017 maximaal ca 11% zou mogen zijn. Ons antwoord hierop is dat de begroting is opgesteld aan de hand van actuele marktprijzen en offertes zoals u tijdens dit overleg hebt ingezien, e.e.a. conform de aanvullende overeenkomst van 22 mei 2019. Urennormen en hoeveelheden zijn t.o.v. de eerdere begroting niet gewijzigd. Van de onderdelen welke in prijs zijn gestegen heeft u inzage gehad in de actuele offertes van onderaannemers.
Daar de goedkeuringsprocedure van Woningborg heeft doorlopen zijn er geen wijzingen, alternatieven of mogelijke bezuinigingen mogelijk.
Inhoudelijk overleg over de herziene begroting heeft niet plaats gevonden ondanks uw eerdere toezeggingen hiertoe. Ook overeenstemming over de herziene begroting is tijdens de bespreking en periode daarna uitgebleven. Enige bereidheid van uw zijde tot (één van) beide ontbreekt tot op heden nog immer waarmee uw tekortschieting in de nakoming van uw verplichting in stand is gebleven. Enig zicht op of concrete afspraken over het vervolg worden door u niet gegeven.
Derhalve zijn wij genoodzaakt om de ontbinding als aangegeven in ons schrijven d.d. 16 april 2020 te handhaven. Wij zullen derhalve zoals eerder kenbaar gemaakt aanspraak maken op de hieraan verbonden afspraken conform de samenwerkingsovereenkomst art. 14 lid 1 en zullen u een overzicht hiervan binnenkort toesturen.”
2.17.
Op 24 juni 2020 heeft MBB ter afrekening een factuur aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gezonden van in totaal € 168.295,27.
2.18.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de verschuldigdheid van die factuur betwist bij e-mail van 7 juli 2020. Hij heeft de factuur niet voldaan.
2.19.
Blijkens correspondentie van de advocaten van partijen heeft nader overleg tussen partijen niet tot overeenstemming geleid.
2.20.
MBB heeft op 24 september 2021 conservatoir beslag doen leggen op (het onverdeelde aandeel in) onroerende zaken en banktegoeden van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .

3.Het geschil

In conventie
3.1.
MBB vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tekort is geschoten in de nakoming van de met MBB gesloten SOK/AOK;
2. voor recht verklaart dat de SOK/AOK tussen MBB en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] door MBB buitengerechtelijk is ontbonden, althans de SOK/AOK tussen MBB en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (partieel) ontbindt;
3. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt tot betaling aan MBB van een schadevergoeding van € 178.717,35, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf primair 16 april 2020, subsidiair vanaf 9 juli 2020 en meer subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt tot betaling van € 2.562,17 aan buitengerechtelijke (incasso)kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt in de kosten van deze procedure, nakosten en beslagkosten daaronder begrepen, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
MBB stelt ter onderbouwing van het gevorderde – samengevat – dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet tot een inhoudelijk overleg over de herziene begroting bereid was en dat hij gelet hierop is tekortgeschoten in zijn verplichting tot inhoudelijk overleg als overeengekomen bij de AOK. MBB had een zorgvuldige en marktconforme herziene begroting opgesteld, die door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] telkens werd verworpen op grond van de oude prijsbepaling en indexering conform de SOK, aldus MBB. Een overleg als bedoeld bij de AOK werd niet door hem gevoerd. MBB stelt dat zij als gevolg daarvan gerechtigd was, na de ingebrekestelling bij
e-mailbericht van 8 april 2020, de overeenkomsten (AOK en SOK) bij brief van 16 april 2020 op grond van artikel 14.1 SOK te ontbinden en een afrekening aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te zenden.
3.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat alle op verzoek van MBB ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gelegde derdenbeslagen en beslagen op onroerende zaken en in ieder geval die op de bouwkavels bekend als [kadasternummer 1] en [kadasternummer 2] , onrechtmatig zijn en MBB gebiedt die beslagen binnen twee weken na betekening van het door de rechtbank in reconventie te wijzen vonnis op te (laten) heffen, althans een zodanige voorziening treft als de rechtbank in goede justitie geraden acht, met veroordeling van MBB in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten.
3.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat de door MBB gelegde beslagen en onrechtmatig zijn, omdat de vorderingen in conventie moeten worden afgewezen. Daarnaast heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aangevoerd dat de schadebegroting van MBB onjuist en overmatig is en dat de specifiek op de bouwkavels gelegde beslagen eerder verhinderen dat hij enige vordering van MBB kan betalen, dan dat die beslagen concreet verhaal bieden.
3.7.
MBB voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
De onderlinge verhouding tussen de overeenkomsten
4.1.
MBB legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij, vanwege een tekortkoming van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de AOK, gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden op grond van artikel 14.1 van de SOK. Daarmee ligt de allereerst vraag voor hoe deze overeenkomsten zich tot elkaar verhouden.
4.2.
Partijen zijn het er over eens dat de verhouding tussen de drie bovenstaande overeenkomsten als volgt is. De SOK is de basis. De AOK vormt alleen een afwijking van de SOK, voor zover dat in de AOK is geregeld. Voor het overige blijft de SOK van kracht.
OVK III betreft alleen een afspraak met betrekking tot de kosten van de herziene begroting ad € 2.800,00. De rechtbank volgt partijen in deze uitleg en neemt tot uitgangspunt dat de SOK, de AOK en OVK III op elkaar voortbouwende overeenkomsten zijn, die samen één geheel vormen. Dit betekent dat een tekortkoming in de nakoming van verbintenissen die voortvloeien uit de AOK in beginsel grond kunnen vormen voor ontbinding op grond van artikel 14.1 SOK.
Is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomsten?
4.3.
De door MBB gestelde tekortkoming in de nakoming, op grond waarvan MBB de overeenkomsten heeft ontbonden, houdt, naar de rechtbank begrijpt, in dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet bereid is geweest tot inhoudelijk overleg – en daarmee tot het bereiken van overeenstemming – over de door MBB in 2020 opgestelde herziene begroting. Deze verbintenis tot het voeren van overleg volgt uit de volgende passage in de AOK:
“Partijen treden omtrent de herziene begroting met elkaar in overleg. Indien dit overleg niet binnen 3 weken na voorlegging herziene begroting aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] leidt tot overeenstemming wordt de overeenkomst ontbonden.”Naar de rechtbank begrijpt ziet het verwijt van MBB vooral op de omstandigheid dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] – volgens MBB – wel verklaarde bereid te zijn tot overleg, maar vervolgens niet daadwerkelijk het overleg met MBB aanging.
4.4.
Deze stelling van MBB vindt echter geen steun in de feiten – zoals hiervoor onder r.o. 2.5 t/m 2.16 vermeld – en is ook, in het licht van het gemotiveerde verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , door MBB onvoldoende nader onderbouwd op de mondelinge behandeling van 23 november 2022. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft in zijn e-mail van 9 april 2020 naar de indexering conform de SOK verwezen, doch hij heeft daarvoor en daarna ook aan MBB toegelicht waarom volgens hem de herziene begroting van MBB onvoldoende passend was. Bijvoorbeeld omdat volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de prijsstijgingen van een aantal – door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] concreet benoemde – grote posten niet marktconform waren en ver uit de pas liepen met de gebruikelijke indexering. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft daarnaast aangegeven dat op een aantal punten binnen de herziene begroting wel degelijk mogelijkheden waren om de prijzen van de bouwkosten te reduceren; MBB hield daarmee volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onvoldoende rekening. Dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voornoemde argumenten naar voren heeft gebracht is door MBB als zodanig niet weersproken. Op de mondelinge behandeling is door de voormalig directeur van MBB (de heer Herberigs) ook bevestigd dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] MBB telefonisch heeft gesproken over de opvallend hoge stijging van een aantal concrete posten. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verder onweersproken gesteld dat hij op 16 april 2020 heeft gezegd dat hij zich zou beraden op het standpunt van MBB en dat hij daarop op 17 april 2020 zou terugkomen. Uit het bovenstaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank afdoende dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de periode tot 17 april 2020 (de periode voorafgaand aan de ontbinding door MBB) bereid was tot inhoudelijk overleg en dat hij ook daadwerkelijk inhoudelijke (financiële) argumenten tegen de herziene begroting van MBB heeft aangevoerd.
Ook met betrekking tot de periode na 17 april 2020 volgt uit het procesdossier niet dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen inhoudelijk overleg wilde voeren. Uit de stukken blijkt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een adviseur had ingeschakeld, de heer [naam adviseur] , om de herziene begroting te beoordelen. [naam adviseur] is ook meegegaan naar de bespreking op 26 mei 2020. Dit geeft blijk van een serieuze intentie tot inhoudelijk overleg. Niet ter discussie staat dat ook tijdens dat overleg [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en zijn adviseur de herziene begroting (de prijsstijging) van MBB inhoudelijk ter discussie hebben gesteld. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ieder inhoudelijk overleg afhield, of dat hij zich onvoldoende heeft ingespannen om de ontbindende voorwaarde uit de AOK (ontbinding indien niet binnen drie weken overeenstemming is bereikt) niet in vervulling te laten gaan.
4.5.
Dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich tijdens de door partijen overeengekomen periode voor het overleg over de herziene begroting – evenals overigens MBB zelf – strak opstelde en er daardoor weinig schot in de zaak zat, maakt deze conclusie niet anders. Niet is gebleken dat helemaal geen inhoudelijk overleg is gevoerd. Ook de stelling van MBB dat de argumenten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet valide waren, omdat hetgeen hij wilde (aanpassing van de prijzen) niet realistisch was, doet aan het voorgaande niet af. Dit getuigt van een verschil in inzicht, maar niet van het ontbreken van de wil tot overleg. Voor zover MBB hiermee heeft bedoeld te stellen dat de voorstellen en opmerkingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] chicaneus waren, in die zin dat hij zelf ook wist dat deze nergens toe zouden kunnen leiden, en ze slechts werden ingezet om het bereiken van overeenstemming te belemmeren, is die stelling onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank merkt bij het voorgaande op dat de verplichting tot het voeren van overleg niet betekent dat de herziene begroting – inclusief de uitgangspunten waarop deze is gebaseerd – zonder meer moet worden geaccepteerd. Evenmin volgt uit de desbetreffende bepaling in de AOK dat ‘overleg’ slechts zou inhouden overleg op postenniveau, waarbij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegenoffertes zou moeten inbrengen. Niet valt in te zien waarom dit overleg niet zou kunnen zien op (voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , in verhouding tot de CBS-indexering) onverklaarbare prijsstijgingen.
4.6.
Gelet op het vorenoverwogene is de gestelde tekortkoming – inhoudende dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is tekortgeschoten in zijn verplichting tot inhoudelijk overleg – ongegrond en moet de gevorderde verklaring voor recht, dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tekort is geschoten in de nakoming van de met MBB gesloten SOK/AOK, worden afgewezen.
Ontbinding overeenkomsten?
4.7.
Uit het voorgaande (r.o. 4.3 - 4.6) volgt dat MBB de overeenkomsten op 16 april 2020 niet rechtsgeldig op grond van artikel 14.1 SOK kon ontbinden. Nog daargelaten de vraag of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (met het e-mailbericht van MBB van 8 april 2020) rechtsgeldig in gebreke was gesteld en of MBB al kon ontbinden, gelet op de nader overeengekomen termijn voor overleg (tot en met 17 april 2020), is immers geen sprake van de gestelde tekortkoming aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Gelet hierop – er is geen sprake van het gestelde gebrek – heeft de buitengerechtelijke ontbinding van 16 april 2020 geen rechtsgevolg en zijn de overeenkomsten (AOK en SOK) niet ontbonden op grond van artikel 14.1 SOK. De bevestiging door MBB van 12 juni 2020, inhoudende dat zij de buitengerechtelijke ontbinding van de SOK /AOK handhaaft, herstelt dit gebrek niet. De primair onder 2 gevorderde verklaring voor recht, dat de SOK/AOK buitengerechtelijk door MBB is ontbonden, moet daarom worden afgewezen.
4.8.
In de AOK is, met betrekking tot het overleg over de herziene begroting het volgende opgenomen (zie r.o. 2.2):
“Indien dit overleg niet binnen 3 weken na voorlegging begroting aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] leidt tot overeenstemming wordt de overeenkomst ontbonden.”Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen verklaard dat hiermee is bedoeld dat de overeenkomst in dat geval (van rechtswege) is ontbonden. Doordat de afspraken onder het kopje ‘ontbindende voorwaarden / indexering’ van de AOK in de plaats zijn getreden van artikel 9.3 van de SOK wordt dit van rechtswege tussen partijen geldende rechtsgevolg, gelet op de samenhang en inhoud van die bepalingen (en gelet op de algemene samenhang tussen de SOK en de AOK, zie r.o. 4.2), geacht te gelden voor beide overeenkomsten, ook al spreekt de tekst van de SOK en AOK telkens over ontbinding van de overeenkomst in enkelvoud.
4.9.
Vast staat dat partijen niet binnen de drie weken zoals genoemd in de AOK (door partijen later bepaald op uiterlijk op 17 april 2020) overeenstemming hebben bereikt. Dit betekent dat op grond van de aanvullende ontbindende bepaling van de AOK en de samenhang tussen de SOK en de AOK, zoals hiervoor overwogen (r.o. 4.2 en 4.8), de overeenkomsten tussen partijen op 17 april 2020 van rechtswege zijn ontbonden. Doordat de overeenkomsten al van rechtswege zijn ontbonden dient ook de vordering tot (partiële) ontbinding van de SOK/AOK – de subsidiaire vordering onder 2 – te worden afgewezen.
4.10.
Het voorgaande brengt mee dat ook de grondslag voor de gevorderde schadevergoeding ontbreekt. Ontbinding van de overeenkomsten op grond van de AOK betekent immers, gelet op de inhoud en strekking van die bepaling, een neutrale ontbinding, welke partijen over en weer geen recht geeft op een vergoeding van schade.
Overig
4.11.
Met de afwijzing van de hoofdvorderingen ontbreekt ook de grond voor toewijzing van de nevenvorderingen tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten; deze zullen daarom worden afgewezen.
4.12.
MBB is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden begroot op:
- griffierecht
1.666,00
- salaris advocaat
4.822,50
(2,50 punten × € 1.929,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
6.627,50
In reconventie
4.13.
Doordat de vorderingen in conventie van MBB in het geheel worden afgewezen is van een opeisbare vordering van MBB op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet gebleken. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat, zoals [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt, het recht op grond waarvan MBB de conservatoire beslagen heeft gelegd, ontbreekt, zodat die beslagen onrechtmatig jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn gelegd. De rechtbank zal de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gevorderde verklaring voor recht daarom toewijzen.
4.14.
Ook de gevorderde veroordeling tot opheffing van het beslag zal de rechtbank, gelet op de afwijzing van de vorderingen in conventie, toewijzen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat met betrekking tot de in dit verband uit te voeren belangenafweging door MBB geen verweer is gevoerd.
4.15.
MBB is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden begroot op:
- salaris advocaat
767,50
(2,50 punten × factor 0,5 × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
906,50
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van MBB af,
5.2.
veroordeelt MBB in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot op heden begroot op van € 6.627,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als MBB niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
verklaart voor recht dat alle op verzoek van MBB ten laste van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gelegde derdenbeslagen en beslagen op onroerende zaken onrechtmatig zijn,
5.5.
gebiedt MBB om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de onder beslissing 5.4 genoemde beslagen op te (laten) heffen,
5.6.
veroordeelt MBB in de proceskosten, aan de zijde [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot op heden begroot op van € 906,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als MBB niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van de verklaring voor recht, uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens en in het openbaar uitgesproken.
CM