ECLI:NL:RBLIM:2024:1541

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
03.100217.23 en 03.071232.23 en 03.063590.18, 03.700468.16 en 20.000761.20 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens belediging van politieambtenaren en poging tot zware mishandeling met TBS-maatregel

Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van politieambtenaren en poging tot zware mishandeling van een postbode. De rechtbank heeft de verdachte in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, wat voortvloeit uit ernstige psychiatrische problematiek, waaronder een schizofrene stoornis en verslavingsproblematiek. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen en een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank heeft geen 38z-maatregel opgelegd, omdat de aard en ernst van de feiten en de reeds opgelegde TBS-maatregel dit niet rechtvaardigen.

De zaak is inhoudelijk behandeld op 20 maart 2024, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde feit van zware mishandeling, maar de rechtbank heeft het subsidiair tenlastegelegde feit van poging tot zware mishandeling wel bewezen geacht. De verdachte heeft de politieambtenaren beledigd door hen te beschuldigen en heeft zich verzet tegen hun aanhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een psychotische episode bevond ten tijde van de feiten, wat zijn handelen in sterke mate heeft beïnvloed.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, een postbode, toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 678,97 aan schadevergoeding, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen afgewezen, gezien de opgelegde TBS-maatregel en de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.100217.23 en 03.071232.23 (ttz.gev.)
Parketnummers : 03.063590.18, 03.700468.16 en 20.000761.20 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] (voormalig Zaïre),
verblijvend in de [kliniek] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.F. Driessen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 maart 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De benadeelde partij [slachtoffer] is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Parketnummer 03.100217.23
Feit 1:[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel dit heeft geprobeerd;
Parketnummer 03.071232.23
Feit 1:twee politieambtenaren in functie heeft beledigd;
Feit 2:zich met geweld of bedreiging met geweld heeft verzet tegen politieambtenaren in functie.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 03.100217.23
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde feit, nu het letsel van het slachtoffer niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Zij acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit wel bewezen, gelet op, onder meer, de bekennende verklaring van de verdachte.
Parketnummer 03.071232.23
De officier van justitie acht alle feiten bewezen en heeft daarbij naar voren gebracht dat het proces-verbaal van bevindingen voldoende is om ook tot een bewezenverklaring van wederspannigheid te komen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 03.100217.23
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde feit, nu het bewijs ontbreekt voor zwaar lichamelijk letsel. Zij heeft zich ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 03.071232.23
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 2, nu de verdachte ontkent geweld te hebben gebruikt en in het proces-verbaal van bevindingen in onvoldoende mate staat beschreven waaruit het geweld bestond waarmee de verdachte zich zou hebben verzet. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03.100217.23 [1]
Primair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer. Er is weliswaar sprake van letsel, onder meer een brilhematoom en meerdere schaafwonden, maar dit betreft geen zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het subsidiair tenlastegelegde acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2024; [2]
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 14 april 2023. [3]
De rechtbank volstaat ten aanzien van de bewezenverklaring met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de raadsvrouw ten aanzien van dat feit geen vrijspraak heeft bepleit.
Parketnummer 03.071232.23 [4]
Feit 1
De rechtbank acht het aan de verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2024; [5]
- het proces-verbaal bevindingen van de politie van 13 maart 2023. [6]
De rechtbank volstaat ten aanzien van de bewezenverklaring met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de raadsvrouw ten aanzien van dat feit geen vrijspraak heeft bepleit.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding. De in het proces-verbaal van bevindingen vervatte verklaring van verbalisanten over de gang van zaken is dusdanig summier dat de rechtbank onvoldoende in staat is om vast te stellen waaruit het geweld precies heeft bestaan. De verdachte zal daarom van feit 2 worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
Parketnummer 03-100217-23 subsidiair:
op 11 april 2023, in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen heeft geslagen en met geschoeide voet met kracht tegen het gezicht heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 03-071232-23 feit 1:
op 13 maart 2023 te Maastricht opzettelijk ambtenaren, te weten [naam 1] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Limburg en [naam 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Limburg, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "wat ga je doen, vieze rat";
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 03-100217-23 subsidiair:
poging tot zware mishandeling
Parketnummer 03-071232-23 feit 1:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Door M. de Klerk, GZ-psycholoog, en M.F. de Vries, psychiater, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC), is over de geestvermogens van de verdachte op 10 november 2023 een pro justitia rapportage uitgebracht. Zij hebben daarin geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat de verdachte naar voren komt als een in psychisch opzicht beperkt draagkrachtige man, bij wie sprake is van evidente, ernstige psychiatrische problematiek.
Er is sprake van een langdurende psychotische episode in het kader van een schizofrene stoornis, ernstige verslavingsproblematiek en antisociale persoonlijkheidsproblematiek. Omdat schizofrenie een chronische stoornis betreft die op symptomatisch niveau wel te behandelen, maar nimmer te genezen is, schizofrenie niet van de ene op de andere dag ontstaat (noch verdwijnt) en er klachten van psychose beschreven zijn ruim voor het ten laste gelegde, kan gesteld worden dat de schizofrene stoornis aanwezig was ten tijde van het ten laste gelegde. Ook mag aangenomen worden dat ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een verslaving aan zowel cannabis, als alcohol, evenals de antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rapporteurs zijn van mening dat de psychotische klachten (meer specifiek de paranoïde waandenkbeelden en de hieruit voortvloeiende gestoorde realiteitstoetsing, de beperkte agressieregulatie en impulscontrole tijdens psychoses, alsmede de cognitieve problematiek voortvloeiend vanuit de schizofrene stoornis), aanzienlijk hebben doorgewerkt in het aan de verdachte ten laste gelegde (indien bewezen) en wel in die mate dat zij het handelen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde in ieder geval in zeer sterke mate bepaald hebben. Zij adviseren om aan de verdachte het hem ten laste gelegde (indien bewezen) in tenminste sterk verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies, met welke bevindingen en conclusies de rechtbank zich kan vereniging en die zij tot de hare maakt, tot de conclusie dat bij de verdachte niet sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 335 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden conform het reclasseringsadvies. De officier van justitie heeft verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Voorts heeft zij gevorderd aan de verdachte een maatregel op te leggen in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 03.071232.23 en het primair feit onder parketnummer 03.100217.23 verzocht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf sterk te matigen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht niet in verhouding staat tot de aard en de ernst van de door haar bewezen geachte feiten. De raadsvrouw verzet zich niet tegen oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Voorts acht zij een maatregel in de zin van artikel 38z Sr niet aangewezen, nu de verdachte in het kader van de terbeschikkingstellingsmaatregel zal worden behandeld, waardoor het recidiverisico al in voldoende mate zal worden beperkt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in een tijdsbestek van één maand schuldig gemaakt aan belediging van politieambtenaren en een poging tot zware mishandeling. De belediging vond plaats nadat de politie was geïnformeerd dat de verdachte vermoedelijk spullen had weggenomen uit een winkel zonder deze te hebben betaald. Op het moment dat de politieambtenaren de verdachte daarmee confronteerden werd hij recalcitrant en maakte hij hen, ten overstaan van voorbijgangers, uit voor ‘vieze rat’. De politieambtenaren zijn door de woordelijke uiting van de verdachte in hun eer en goede naam aangetast. Door dergelijke uitspraken te doen heeft de verdachte hun gezag als ambtsdrager ondermijnd en de rechtbank neemt dat de verdachte kwalijk.
Enkele weken later heeft de verdachte op klaarlichte dag midden op straat een postbode aangevallen die bezig was met zijn dienstronde. Na te zijn verzocht enkele stappen naar voren te zetten, zodat de postbode zijn bakfiets kon keren, liep de verdachte op hem af en heeft hij hem met gebalde vuist en met kracht in zijn gezicht geslagen. De verdachte is vervolgens de postbode achternagelopen, terwijl die zich aan de situatie wilde onttrekken, en heeft toen met gebalde vuisten meerdere malen ingeslagen op het lichaam van de postbode en daarbij onder meer zijn gezicht geraakt. Nadat de postbode door deze klappen uit balans raakte en op de grond belandde, heeft de verdachte hem hard in zijn gezicht geschopt. Het is een kwestie van geluk dat de postbode hierdoor geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent de verdachte deze geweldsuitbarsting, die zonder enige aanleiding heeft plaatsgevonden, zwaar aan, en neemt in strafverzwarende zin onder meer mee dat de postbode op het moment dat hij werd aangevallen een functie in de openbare ruimte vervulde.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van de verdachte, waaruit naar voren komt dat hij in de loop der jaren meermaals is veroordeeld wegens onder meer geweldsdelicten en ten tijde van het bewezenverklaarde in meerdere proeftijden liep.
Hier staat tegenover dat de rechtbank de verdachte wegens ernstige psychiatrische problematiek sterk verminderd toerekeningsvatbaar acht voor de door hem gepleegde feiten. Dit heeft een sterk matigend effect op de op te leggen gevangenisstraf. Alles afwegende en gelet op de aard en de ernst van de feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen passend.
Uit de inhoud van een aantal zich in het dossier bevindende rapportages over de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte volgt, zoals hiervoor al werd overwogen, dat de verdachte lijdt aan ernstige psychiatrische problematiek, bestaande uit een langdurende psychotische episode van een schizofrene stoornis, ernstige verslavingsproblemen en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Vanwege deze psychiatrische problematiek legt hij de verantwoordelijkheid voor zijn handelen buiten zichzelf, toont hij geen empathie voor slachtoffers en toont hij nagenoeg geen berouw. Klachten van psychose die aansluiten bij een schizofrene stoornis zijn al ruim voor de bewezenverklaarde feiten beschreven. Dit geldt tevens voor de antisociale persoonlijkheidsstoornis, die in het vijftiende levensjaar van de verdachte al werd beschreven en in de loop der jaren uit een consistent beloop van hardnekkige gedragspatronen is gebleken. De verdachte gebruikte bovendien in de vijf jaar voorafgaand aan de feiten grote hoeveelheden alcohol en cannabis. Hij heeft verklaard dat hij ook op de dag van het bewezenverklaarde deze middelen had gebruikt.
De bij de verdachte bestaande psychiatrische problematiek leidt er volgens de deskundigen toe, dat de verdachte paranoïde waandenkbeelden ervaart, dat hij beschikt over een beperkte agressieregulatie en impulscontrole tijdens psychoses en dat er door de schizofrene stoornis tevens sprake is van cognitieve problematiek. Deze omstandigheden hebben het bewezenverklaarde handelen van de verdachte in zeer sterke mate bepaald, waardoor de deskundigen tot het advies zijn gekomen om het bewezenverklaarde in sterk verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De deskundigen hebben, onder meer gelet op het door hen vastgestelde hoge recidiverisico voortvloeiende uit de psychiatrische problematiek, geadviseerd om aan de verdachte de terbeschikkingsmaatregel met voorwaarden op te leggen. De verdachte is inmiddels al opgenomen in de [kliniek] waar hij behandeling krijgt voor zijn problematiek en hij lijkt gemotiveerd te zijn om aan die behandeling mee te werken en dat te zullen blijven doen. Met behulp van voorwaarden kan zijn behandeltraject worden omkleed waardoor het risico op (gewelds)recidive onder het toezicht van de reclassering kan worden gereduceerd.
De rechtbank zal deze adviezen overnemen en een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bij de verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Voorts betreft een poging tot zware mishandeling een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld in de zin van artikel 37a, lid 1 onder 2, Sr. Uit het dossier en het ter terechtzitting verhandelde is tevens gebleken dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank zal daarbij aan de verdachte de voorwaarden opleggen zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 22 februari 2024, met uitzondering van het contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] . De rechtbank overweegt daartoe dat het haar in onvoldoende mate duidelijk is geworden wat de noodzaak is van een dergelijk contactverbod, nu de verdachte gedurende een lange periode zal worden behandeld en onder toezicht zal staan als gevolg waarvan de kans dat de verdachte contact zal krijgen met het slachtoffer in voldoende mate zal worden beperkt. Bij haar oordeel betrekt de rechtbank bovendien dat slachtoffer [slachtoffer] niet heeft verzocht een contactverbod op te leggen. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard de voorwaarden na te leven.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het recidiverisico is door de deskundigen als hoog ingeschat en dat er sprake is van een reëel gevaar op herhaling van geweldsmisdrijven blijkt ook uit het strafblad van de verdachte. Gelet op dat risico acht de rechtbank termen aanwezig om de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden te bevelen.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet geen aanleiding tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z Sr. Aan de verdachte wordt reeds de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, inhoudende onder meer een opname in een zorginstelling, een behandeling en toezicht, opgelegd. De wet maakt mogelijk dat deze maatregel zo nodig, tot een maximale duur van 9 jaren, verlengd kan worden. De oplegging van een 38z-maatregel, die eerst aanvangt na beëindiging van de terbeschikkingstellingsmaatregel, staat naar het oordeel van de rechtbank bovendien niet in verhouding tot de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Daarbij komt dat wanneer de verdachte zich niet houdt aan de uit hoofde van artikel 38z Sr op te leggen voorwaarden, hij in hechtenis zal worden genomen, hetgeen er niet toe zal leiden dat de verdachte een noodzakelijke opname in een zorginstelling en behandeling zal ondergaan. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat, indien mocht blijken dat de verdachte na afloop van de terbeschikkingstellingsmaatregel nog enige vorm van behandeling behoeft, kan worden onderzocht of verdere hulpverlening geboden is, bijvoorbeeld in de vorm van een zorgmachtiging.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 678,97, bestaande uit € 78,97 aan materiële schade en € 600,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2023 tot de dag der algehele betaling, terzake van het onder parketnummer 03.100217.23 tenlastegelegde.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering in haar geheel toewijsbaar en vordert tevens de verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Nu de gevorderde schadeposten naar het oordeel van de rechtbank rechtstreekse schade als gevolg van het strafbaar feit betreffen, de omvang van deze schadeposten door de verdediging niet is betwist en de vordering de rechtbank ook anderszins niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zullen de materiële schadeposten worden toegewezen zoals gevorderd.
Immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat het recht daarop slechts bestaat voor zover artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) hierop een aanspraak geeft. Gelet op het bovenstaande en de feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen, in het bijzonder de aard van het door de verdachte gepleegde strafbare feit, is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. Er is sprake van aantasting in de persoon, als bedoeld in artikel 6:106, lid 1 onder b, BW. Het gevorderde bedrag van € 600,- ter zake van immateriële schade acht de rechtbank geheel toewijsbaar.
Conclusie
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank in totaal een schadevergoeding van
€ 678,78 aan de benadeelde [slachtoffer] zal toewijzen. De rechtbank zal het gevorderde bedrag vermeerderen met de wettelijke rente en legt tevens de schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte ten behoeve van de benadeelde partij. Als de verdachte niet aan zijn betalingsverplichting voldoet, zal aan hem 13 dagen gijzeling worden opgelegd.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

8.1
Vorderingen
Parketnummer 03.063590.18
Bij vonnis van 12 juni 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van een mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge, onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd is ingegaan op 11 december 2020.
Parketnummer 03.700468.16
Bij vonnis van 21 december 2018 van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank is de verdachte ter zake van een diefstal met geweld op de openbare weg, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 220 dagen, waarvan 141 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 20 mei 2021.
Parketnummer 20.000761.20
Bij arrest van 28 december 2021 van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch is de verdachte ter zake van het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 12 januari 2022.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het feit dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd vanwege de behandeling die hij behoeft, acht de rechtbank de toewijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging niet opportuun. De rechtbank overweegt in dit kader voorts dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht de gevangenisstraf die de rechtbank zal opleggen ruimschoots overschrijdt, welke overschrijding niet voor compensatie of verrekening in aanmerking komt. De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging dan ook afwijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57, 266, 267, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde bij parketnummer 03.100217.23 en van feit 2 onder parketnummer 03.071232.23 tenlastegelegd;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Terbeschikkingstelling
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
i. de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
ii. de ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- de ter beschikking gestelde zich op afspraken bij de reclassering meldt. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- de ter beschikking gestelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de ter beschikking gestelde vast te stellen;
- de ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering.;
- de ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is ;
- de ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken;
- de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- de ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- de ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
iii. de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
iv. de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in [kliniek] of een soortgelijke zorginstelling (FPK, FPA), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
v. de ter beschikking gestelde laat zich behandelen door een (forensische) ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
vi. de ter beschikking gestelde verblijft in een nader te specificeren instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
vii. als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, kan de ter beschikking gestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
viii. de ter beschikking gestelde gebruikt geen drugs en/of alcohol;
ix. de ter beschikking gestelde werkt mee aan controle van het drugs- en alcoholverbod. De controle gebeurt met urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
x. de ter beschikking gestelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- geeft de reclassering opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;

Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van € 678,97, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 11 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 03.063590.18, 03.700468.16, 20.000761.20
- wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en mr. D.W.H.M. Wolters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.R.G. van Kerkhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 april 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. 03-100217-23 feit 1 primair:
hij op of omstreeks 11 april 2023, in de gemeente Maastricht, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen te slaan en/of met geschoeide voet met kracht in het gezicht te trappen;
T.a.v. 03-100217-23 feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 11 april 2023, in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen heeft geslagen en/of met geschoeide voet met kracht tegen het gezicht heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. 03-071232-23 feit 1:
hij, op of omstreeks 13 maart 2023 te Maastricht opzettelijk ambtenaren ,te weten [naam 1] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Limburg en [naam 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Limburg, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "wat ga je doen, vieze rat", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
T.a.v. 03-071232-23 feit 2:
hij op of omstreeks 13 maart 2023 te Maastricht, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen de ambtenaren, [naam 1] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Limburg en [naam 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door zich in tegengestelde richting te bewegen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, registratienummer PL2411-2023056749, gesloten d.d. 16 april 2023, digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 26.
2.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2024.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 14 april 2023, dossierpagina’s 3 en 4.
4.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, registratienummer PL2300-2023039026, gesloten d.d. 13 maart 2023, digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 16.
5.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2024.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van de politie van 13 maart 2023, dossierpagina 4.