In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 2 april 2024, stond de verdachte, een beveiliger in een penitentiaire inrichting, terecht voor de beschuldiging van ontucht met een gedetineerde. De tenlastelegging betrof seksuele handelingen die de verdachte tussen 1 oktober 2022 en 4 juli 2023 met de gedetineerde heeft verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een machtspositie verkeerde ten opzichte van het slachtoffer, maar oordeelde dat de afhankelijkheidsrelatie geen rol heeft gespeeld bij de seksuele handelingen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer, die aangaven dat de seksuele contacten volledig vrijwillig waren en dat de gedetineerde het initiatief nam. De rechtbank concludeerde dat de seksuele handelingen niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd, omdat de afhankelijkheidsrelatie niet van invloed was op de vrijwilligheid van de handelingen. De verdachte werd daarom vrijgesproken van de tenlastegelegde ontucht. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in haar vordering en veroordeelde haar in de proceskosten.