ECLI:NL:RBLIM:2024:1507

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
ROE 21/3082
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag traject Regeling internationaal handelsverkeer door UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 29 maart 2024, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een traject toe te laten tot de Regeling internationaal handelsverkeer door het UWV aan de orde. Eiseres, een bedrijf dat externe bedrijven technisch ondersteunt, had een aanvraag ingediend om 25 medewerkers van haar dochterorganisatie in Zuid-Afrika te trainen in de processen van de Combined Cycle Gas Turbine (CCGT) en Heat Recovery Steam Generator (HRSG). Het UWV had de aanvraag afgewezen op 6 april 2021, omdat er een reëel risico op verdringing van het prioriteitgenietend werkaanbod zou zijn. Eiseres was het hier niet mee eens en stelde dat het traject voldeed aan de voorwaarden voor toelating.

De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2023 behandeld en concludeert dat het UWV voldoende heeft gemotiveerd dat de aanvraag terecht is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat er geen sprake is van concurrentie met het prioriteitgenietend aanbod. De rechtbank wijst op de aard van het traject, de werkzaamheden die de vreemdelingen zullen uitvoeren, de duur van het traject en de waarde van de te leveren diensten. Eiseres heeft niet duidelijk gemaakt wat het toekomstig perspectief van het traject is en of er daadwerkelijk werk is voor de 25 werknemers na de training.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 21/3082

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , gevestigd in [vestigingsplaats]

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. F. Klaus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van [eiseres] tegen de beslissing op bezwaar van 13 september 2021.
1.1.
[eiseres] heeft bij het UWV een aanvraag gedaan om een traject toe te laten tot de Regeling internationaal handelsverkeer. Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 6 april 2021 afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat de activiteit van het traject geen concurrentie op gaat leveren met het prioriteitgenietend aanbod. Met de beslissing op bezwaar heeft het UWV dit standpunt gehandhaafd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van [eiseres] en het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV de aanvraag van [eiseres] in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die [eiseres] heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat [eiseres] ongelijk krijgt en het UWV haar aanvraag terecht heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
4. [eiseres] is, volgens het uittreksel van het Handelsregister, een bedrijf dat externe bedrijven technisch ondersteunt en arbeidskrachten ter beschikking stelt. Zij heeft een aanvraag gedaan om een traject toe te laten aan de Regeling internationaal handelsverkeer.
4.1.
Uit het aanvraagformulier blijkt dat het traject bestaat uit een samenwerkingsverband tussen [eiseres] en haar dochterorganisatie (hierna: ITP) die is gevestigd in Zuid-Afrika. Daarin staat verder dat [eiseres] 25 medewerkers van ITP zal trainen in specifieke en ingewikkelde processen van de Combined Cycle Gas Turbine (CCGT) in combinatie met een Heat Recovery Steam Generator (HRSG) (hierna: de machines). Door deze training wordt ITP voorbereid op de toekomstige introductie van de machines in Zuid-Afrika. Met dit traject willen [eiseres] en ITP bereiken dat ITP onafhankelijke, zelfstandige inspecties kan uitvoeren op de processen van de machines. Ze hebben daarbij een schatting gemaakt dat het traject in totaal € 600.000,00 zou kosten, welke kosten [eiseres] zal dragen volgens het aanvraagformulier.
Wat is het toetsingskader?
5. Op grond van artikel 1k, eerste lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (BuWav) [1] is geen tewerkstellingsvergunning vereist, indien er sprake is van arbeid die wordt verricht in het kader van een traject. De werkgever die gebruik wil maken van dit artikel moet daartoe een schriftelijke aanvraag tot toelating van een traject indienen bij het UWV. De werkgever dient daarbij het traject, de bijbehorende werkzaamheden en de duur van het traject te melden en dient aan te tonen dat hij aan de voorwaarden van dit artikel voldoet. [2]
5.1.
Het UWV kan de toelating van een traject weigeren, indien de activiteit naar oordeel van het UWV concurrentie oplevert met het prioriteitgenietend aanbod. Bij die beoordeling dient het UWV de volgende punten mee te wegen:
de aard van het traject;
de aard van de werkzaamheden die de vreemdeling binnen het traject zal uitvoeren;
de duur van het traject;
de waarde van de te leveren of geleverde goederen en diensten;
het verwachte aantal vreemdelingen dat werkzaamheden zal uitvoeren binnen het traject; en
de waarde van het traject. [3]
Wat vindt [eiseres] ?
6. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat het traject wel voldoet aan alle voorwaarden, en het traject daarom dient te worden toegelaten. Zij benadrukt daarbij dat het jaren training en/of ervaring vergt om zelfstandig als volwaardige arbeidskracht te functioneren ten aanzien van de machines. Zij betwist daarom ook de aanname van het UWV dat de buitenlandse arbeidskrachten als volwaardige arbeidskrachten terug zouden keren. Ook geeft [eiseres] aan dat het belangrijk is om het grotere geheel van het traject, het verbeteren van de positie van ITP op de internationale arbeidsmarkt, in het oog te houden. Dit doel past volgens [eiseres] perfect binnen de Regeling internationaal handelsverkeer. Verder vindt [eiseres] dat het UWV te beperkt heeft gekeken of er vraag en aanbod is op de arbeidsmarkt. Zij legt een eigen arbeidsmarktanalyse over waaruit zou blijken dat er een tekort is aan arbeidskrachten in de metaal- en technieksector. [eiseres] vindt ook dat het UWV onvoldoende onderbouwt waarom zij het belang van het traject in twijfel trekt. Verder benadrukt [eiseres] dat er concrete afspraken zijn om de machines in Zuid-Afrika te bouwen, en dat deze ook op andere plekken in Afrika worden gebouwd.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank is van oordeel dat het UWV zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat [eiseres] onvoldoende heeft aangetoond dat er geen sprake is van verdringing van het prioriteitgenietend werkaanbod. De rechtbank motiveert dat als volgt.
7.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat een training ook onder de Regeling internationaal handelsverkeer kan vallen. [eiseres] heeft echter onvoldoende aangetoond wat de aard van het traject, en met name het toekomstig perspectief van dat traject, is. [eiseres] heeft ter zitting aangegeven dat het doel van het traject is om aan 25 werknemers van ITP kennis over te brengen, waardoor zij zelfstandig aan het werk kunnen gaan. De positie van ITP op de internationale markt wordt daardoor versterkt. Hoewel het duidelijk is dat [eiseres] specifieke kennis wil overbrengen, is niet duidelijk wat er na afloop van het traject met die kennis wordt gedaan. Zuid-Afrika beschikt namelijk niet over de machines. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat verwacht wordt dat Zuid-Afrika vanaf 2030 de machines gaat plaatsen, maar dat is – ook blijkens de stellingen van [eiseres] zelf – van vele factoren afhankelijk en onzeker. Een (groot) deel van de kennis die in het traject zou worden opgedaan is daardoor in elk geval tot 2030, maar mogelijk langer, niet bruikbaar. [eiseres] heeft ter zitting wel nog aangevoerd dat de 25 werknemers tot die tijd aan de slag kunnen gaan in energiecentrales, waar zij een deel van hun opgedane kennis toch kunnen inzetten. Los gezien van het feit dat daarmee een (groot) deel van de kennis die de training beoogt over te brengen teniet gaat, heeft [eiseres] ook niet concreet gemaakt dat dit een mogelijkheid is. Zo is niet gebleken dat er voor de 25 werknemers wel daadwerkelijk werk is bij terugkomst.
7.2.
Het UWV heeft er terecht op gewezen dat onderdeel van de aard van het traject een samenwerkingsverband is, dat is uitgewerkt in een samenwerkingsovereenkomst tussen [eiseres] en ITP. Uit die overeenkomst, noch uit de toelichting van [eiseres] blijkt concreet wat ITP in het kader van deze samenwerking voor [eiseres] gaat betekenen. Het is niet duidelijk geworden welk voordeel [eiseres] heeft bij het opleiden van medewerkers van ITP. Dat geldt te meer nu uit de samenwerkingsovereenkomst blijkt dat de volledige kosten van het traject (inclusief personeelskosten) voor rekening van [eiseres] zullen komen.
7.3.
De rechtbank acht het mede gelet op het voorgaande – net als het UWV –onaannemelijk dat de 25 werknemers enkel gaan oefenen op kleine onderdelen van de machines waarover [eiseres] beschikt of kan beschikken, en dat zij op locatie in commercieel opzicht géén werkzaamheden gaan uitvoeren. Het UWV heeft er terecht op gewezen dat het volgens de aanvraag gaat om een praktijkopleiding en heeft daarbij onder meer kunnen verwijzen naar het trainingsprogramma. Daaruit blijkt dat de medewerkers na de interne training van het lassen en de theorie de praktijk in gaan. Het monteren en demonteren is daarbij onderdeel van de inspectie. Het ligt in de rede dat er praktijkwerkzaamheden worden verricht nu het doel van de training (voor de werknemers) er uitdrukkelijk uit bestaat om een zelfstandige medewerker te worden ten aanzien van de werkprocessen rondom de (grote) machines. Daarbij heeft het UWV ook de bedrijfseigen activiteiten van [eiseres] relevant mogen achten. [eiseres] biedt volgens haar eigen website ondersteuning bij bedrijven die tijdelijk extra krachten nodig hebben. Op projectbasis worden hiervoor teams samengesteld passen bij de opdracht. De kans dat de werknemers werkzaamheden gaan verrichten die zorgen voor verdringing op de arbeidsmarkt is daarom reëel.
7.4.
Volgens de Nota van toelichting [4] zal de duur van de werkzaamheden, samen met de andere aspecten, meewegen in de beoordeling of er sprake is van niet concurrerende arbeid. Als uitgangspunten kunnen daarbij onder meer de termijnen uit artikel 1, tweede lid, van het BuWav worden genomen. Daarin staat voor dit geval dat er, in het kader van het ontvangen van trainingen, onder incidentiele arbeid wordt verstaan: arbeid met een maximale duur van 12 aaneengesloten weken binnen een tijdbestek van 36 weken. Die termijn wordt met het aangevraagde traject ruimschoots overschreden. Ter zitting is namelijk gebleken dat er gedurende het traject van 36 maanden, drie keer een groep medewerkers gedurende 9 maanden de training doorloopt. Onderdeel van die training is dan ook de interne (basis)laswerkzaamheden. Gelet hierop heeft het UWV, samen met de aard van het traject en de werkzaamheden, de duur van het traject aan [eiseres] mogen tegenwerpen.
7.5.
Ten aanzien van de waarde van het traject en het aantal werknemers merkt de rechtbank op dat de gemachtigde van het UWV ter zitting heeft aangegeven dat dit door [eiseres] is verduidelijkt. Met het UWV is de rechtbank echter van oordeel dat dit niet wegneemt dat wanneer alle relevante punten in samenhang worden beschouwd, het reëel is dat de in het kader van het traject uit te voeren werkzaamheden concurrentie oplevert met het prioriteitgenietend aanbod. Het UWV heeft voldoende gemotiveerd dat het onwaarschijnlijk is dat 25 werknemers in drie jaar tijd enkel zullen toekijken, waarbij [eiseres] de volledige kosten van het traject draagt, zonder enige in de samenwerkingsovereenkomst opgenomen tegenprestatie en met een onduidelijk toekomstperspectief voor ITP. Het UWV heeft om die reden de aanvraag van [eiseres] mogen afwijzen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag van [eiseres] in stand blijft. Omdat het beroep ongegrond is krijgt [eiseres] het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van B.A.E.I. van Hooff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 29 maart 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit besluit is vervallen per 1 januari 2022.
2.Dat staat in artikel 1k, tweede lid, van het BuWav.
3.Dit staat in artikel 1k, vijfde lid, onder a, van het BuWav.
4.Zie het Staatsblad 2017, 134, p. 10.