ECLI:NL:RBLIM:2024:1503

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
10741285 CV EXPL 23-4333
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten in verband met een aggregaat ter beschikking gesteld aan een hondensportvereniging

In deze zaak vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat de gedaagde partij, de Vereniging met Volledige Rechtsbevoegdheid GebruikshondenSportvereniging Sittard e.o. (GHSV), wordt veroordeeld tot betaling van € 1.700,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst waarbij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een aggregaat ter beschikking heeft gesteld aan GHSV, met de afspraak dat GHSV het oude aggregaat aan hem zou teruggeven. GHSV heeft echter niet gereageerd op de betalingsverzoeken van [eiser in conventie, verweerder in reconventie].

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is voor de gestelde nadere overeenkomst tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en GHSV. De kantonrechter concludeert dat de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet toewijsbaar is, omdat niet is komen vast te staan dat er een overeenkomst is gesloten die GHSV verplichtte tot betaling van het gevorderde bedrag. De vordering wordt afgewezen, evenals de vorderingen voor wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

In reconventie heeft GHSV [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangesproken voor € 255,00 aan buitengerechtelijke kosten, maar ook deze vordering wordt afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat GHSV geen incassowerkzaamheden heeft verricht die deze kosten rechtvaardigen. Beide partijen worden veroordeeld in de proceskosten, waarbij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de kosten van GHSV moet vergoeden en GHSV geen kosten aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hoeft te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10741285 CV EXPL 23-4333
Vonnis van de kantonrechter van 27 maart 2023
in de zaak van:
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde mr. H.F.A. Bronneberg,
tegen
VERENIGING MET VOLLEDIGE RECHTSBEVOEGDHEID GEBRUIKSHONDENSPORTVERENIGING SITTARD E.O.,
gevestigd te Sittard (gemeente Sittard-Geleen), kantoor houdend te Heerlen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde G. Debije.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en GHSV genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord met een eis in reconventie
- de rolbeslissing van 6 december 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald op 2 februari 2024,
- de mondelinge behandeling op 2 februari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
GHSV is een hondensportvereniging, waarvan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] lid is geweest.
2.2.
Op enig moment – wanneer dat is geweest is door partijen niet vermeld – bleek een stroomaggregaat waarvan GHSV gebruik maakte voor haar elektriciteitsvoorziening defect te zijn.
2.3.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft medio december 2016 een ander aggregaat aan GHSV ter beschikking gesteld.
2.4.
Bij brief van 16 januari 2023 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan GHSV het volgende medegedeeld:
“Cliënt deelt mij mede dat hij een aggregaat ter waarde van € 1.800,00 ten behoeve van uwe vereniging ter beschikking gesteld heeft. Allereerst was het de bedoeling dat dit als sponsoring zou gebeuren met de voorwaarde dat cliënt het oude aggregaat zou ontvangen. Dat laatste is nimmer geschied.
Voornoemd aggregaat is nog altijd in uw bezit. Dit inmiddels zonder toestemming van de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
Om tot een minnelijke oplossing te komen stelt cliënt voor dat hij € 1.700,00 ontvangt en dit tegen finale kwijting.”
2.5.
GHSV heeft daarop gereageerd bij brief van 1 februari 2023, waarin onder meer het volgende staat:
“Ongeveer vier jaar geleden kwam de heer [naam] met een aggregaat naar de vereniging, met de mededeling dat dit aggregaat gesponsord werd door de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Tevens deelde de heer [naam] mede dat de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het kapotte aggregaat zou krijgen (sloopwaarde € 300,00).”
GHSV heeft in deze brief het standpunt ingenomen dat [naam] niet bevoegd was om een afspraak met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te maken. GHSV stelt in de brief aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor om hem een bedrag van € 300,00 te betalen.
2.6.
Bij brief van 23 februari 2023 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan GHSV als tegenvoorstel een bedrag van € 1.500,00 genoemd tegen finale kwijting. Verder heeft hij GHSV medegedeeld dat, mocht zij niet akkoord gaan met dit tegenvoorstel, hij GHSV sommeert tot betaling van € 1.800,00.
2.7.
GHSV heeft daarop bij brief van 23 maart 2023 aan de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (onder meer) medegedeeld:
“We zijn bereid om dit aggregaat [kantonrechter: het oude aggregaat] aan de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te overhandigen, mede omdat hem dit toen was beloofd.”
2.8.
Bij brief van 8 mei 2023 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan GHSV medegedeeld dat het aggregaat maar een uiterst beperkte waarde heeft en dat het aanbod van GHSV om dit aggregaat aan hem te overhandigen “geen oplossing” is. De gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] doet in deze brief als “laatste voorstel” dat GHSV aan hem € 1.250,00 betaalt.
2.9.
GHSV heeft daarna niet meer gereageerd en geen betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verricht.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert GHSV bij vonnis – uitvoerbaar bij voorraad – te veroordelen tot betaling van:
€ 1.700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot de dag van betaling,
€ 255,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
de proceskosten.
3.2.
GHSV voert verweer. De stellingen die GHSV heeft betrokken in het op 12 januari 2024 ingekomen stuk zullen niet bij de beoordeling van dit verweer betrokken worden. GHSV heeft immers reeds op de rolzitting van 8 november 2023 een conclusie van antwoord in conventie ingediend. Het op 12 januari 2024 ingekomen stuk kan niet aangemerkt worden als een (nadere) conclusie van antwoord. GHSV is namelijk niet in de gelegenheid gesteld een dergelijke conclusie te nemen.
in reconventie
3.3.
Op de rolzitting van 8 november 2023 heeft GHSV een conclusie van eis in reconventie ingediend. Zij vordert daarin om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van
€ 255,00 buitengerechtelijke kosten.
3.4.
Bij brief van 12 januari 2024 heeft GHSV nog een stuk ingediend waarin zij (onder meer) vermeldt dat zij haar eis in reconventie wijzigt. De kantonrechter laat deze brief met eiswijziging buiten beschouwing. Een wijziging van eis kan tot aan het eindvonnis ingediend worden. Dat moet gebeuren tijdens de rolzitting (art. 130 lid 1 Rv), maar dat is hier niet gebeurd. Verder had GHSV de mogelijkheid om tijdens de mondelinge behandeling haar eis te wijzigen. Nu ook dat niet is gebeurd heeft er geen wijziging van eis plaatsgevonden.
3.5.
De kantonrechter zal dus beoordelen of de hiervoor in 3.3. omschreven vordering in reconventie toewijsbaar is.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Vaststaat dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in december 2016 aan GHSV een aggregaat ter beschikking heeft gesteld. Ook staat vast dat hij toen met GHSV als tegenprestatie is overeengekomen dat GHSV het oude (defecte) aggregaat aan hem zou geven. Het betreft dus een overeenkomst van ruil in de zin van art. 7:49 BW.
4.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat daarna een nadere overeenkomst is gesloten met GHSV. Die overeenkomst houdt volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in dat GHSV aan hem een bedrag van € 1.700,00 zou betalen voor het aggregaat dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan GHSV geleverd heeft. Hij stelt dat dit met hem is afgesproken door [naam] , nadat medio 2023 zich een potentiële koper had gemeld voor het oude aggregaat. Deze koper zou voor het oude aggregaat € 1.700,00 willen betalen.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat deze (nadere) overeenkomst met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gesloten is. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
4.2.1.
Het tijdstip waarop deze nadere overeenkomst volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zou zijn gesloten, past evident niet binnen de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de dagvaarding geschetste tijdlijn en ook de door hem overgelegde producties wijzen er niet op dat hij in mei 2023 een nadere overeenkomst met [naam] heeft gesloten. De kantonrechter houdt het ervoor dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich hier heeft vergist en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft beoogd aan te voeren dat hij in 2022 die nadere overeenkomst met [naam] (namens GHSV) gesloten heeft.
4.2.2.
Wat dan verder opvalt is dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in zijn brief van 16 januari 2023 (zie hiervoor in 2.3.) geen melding maakt van een nadere overeenkomst met [naam] (namens GHSV). Wel doet hij in die brief een beroep op de overeenkomst van ruil en stelt hij daarin voor om een minnelijke regeling te treffen die erop neerkomt dat GHSV aan hem € 1.700,00 betaalt omdat zij het oude aggregaat nimmer aan hem geleverd heeft. De inhoud van deze brief pleit juist tegen het bestaan van de nadere overeenkomst waar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich in deze procedure op beroept. Als die overeenkomst zou bestaan, waarom heeft hij zich toen dan niet op die overeenkomst beroepen en waarom stelt hij dan een minnelijke regeling voor? [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geeft over deze voor de hand liggende punten geen uitleg en die uitleg is ook niet te vinden in de door hem overgelegde stukken.
4.2.3.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling dat er wel degelijk sprake is van een nadere overeenkomst met [naam] naar een schriftelijke verklaring van [naam] . Die verklaring kan hem echter niet baten omdat [naam] een heel andere lezing van het gebeurde geeft dan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in zijn dagvaarding. Volgens [naam] heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen aggregaat geleverd aan GHSV, maar was met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] afgesproken dat deze € 1.800,00 zou voorschieten aan GHSV om een nieuw aggregaat te kopen en zou hij dan het oude aggregaat krijgen. Volgens [naam] is met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , toen GHSV het oude aggregaat niet aan hem wilde afgeven, afgesproken dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn geld zou terugkrijgen. Dit alles duidt in de ogen van de kantonrechter veeleer op een vordering op grond van een (niet terugbetaalde) geldlening. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft tijdens de mondelinge behandeling van de zaak vervolgens zijn stellingen aangepast aan het relaas van [naam] . Het feit dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zo wisselvallig is in de feitelijke onderbouwing van zijn vordering, maakt zijn geloofwaardigheid er niet groter op. In ieder geval is op grond van al deze overwegingen niet komen vast te staan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met [naam] nader overeengekomen is dat aan hem een bedrag van € 1.700,00 betaald zou worden.
4.2.4.
Maar ook als de kantonrechter wel tot het oordeel zou zijn gekomen dat de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gestelde afspraak met [naam] gemaakt is, dan nog is zijn vordering niet toewijsbaar. GHSV wijst er namelijk op dat [naam] niet bevoegd was die overeenkomst te sluiten namens GHSV. Dit standpunt is juist en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist dat ook niet. Wel voert hij aan dat hij heeft gehandeld uit gerechtvaardigd vertrouwen. Hiermee doet [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wellicht een beroep op art. 3:61 lid 2 BW, maar dat is in dat geval tevergeefs want hij had dan verder moeten onderbouwen waarom hij redelijkerwijs mocht aannemen dat [naam] de (gestelde) overeenkomst namens GHSV met hem bevoegdelijk mocht sluiten. Die onderbouwing heeft hij niet gegeven.
4.3.
Uit voorgaande overwegingen volgt dat er geen grondslag bestaat voor de vordering om GHSV te veroordelen tot betaling van € 1.700,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Deze vordering wordt daarom afgewezen. Omdat de overige vorderingen (wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten) hiermee onlosmakelijk samenhangen, worden die vorderingen eveneens afgewezen.
4.4.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van GHSV tot op heden begroot op € 408,00 salaris gemachtigde (2 punten x € 204,00).
in reconventie
4.5.
GHSV vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van € 255,00 buitengerechtelijke kosten. Dergelijke kosten kan een partij verschuldigd zijn als de wederpartij incassowerkzaamheden heeft verricht of laten verrichten. De kantonrechter stelt vast dat van dergelijke werkzaamheden aan de zijde van GHSV geen sprake is. De vordering in reconventie wordt dus afgewezen.
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal GHSV worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten in reconventie. Die kosten worden aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van GHSV tot op heden begroot op € 408,00,
in reconventie
5.3.
wijst de vordering af,
5.4.
veroordeelt GHSV tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW