ECLI:NL:RBLIM:2024:150

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
ROE 23 / 1232
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere zuiveringsheffing voor alleenstaande bewoner door opvang van Oekraïense vluchtelingen

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een alleenstaande bewoner en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen. De eiser, die twee Oekraïense vluchtelingen in zijn woning opvangt, is van mening dat de opgelegde aanslag voor zuiveringsheffing onredelijk is. Het Waterschap heeft de aanslag gebaseerd op het feit dat er door de opvang van de vluchtelingen sprake is van een meerpersoonshuishouden, wat leidt tot een hogere vervuilingswaarde en dus een hogere heffing. De rechtbank oordeelt dat het Waterschap geen aanleiding heeft gezien om de hardheidsclausule toe te passen, omdat de Oekraïners een financiële toelage ontvangen die hen in staat stelt bij te dragen aan de kosten van hun opvang. De rechtbank stelt vast dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de wooncomponent van de toelage onvoldoende is om de extra kosten te dekken. De rechtbank concludeert dat de aanslag terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt dat de verantwoordelijkheden van de eiser ten aanzien van de opvang van de vluchtelingen en de bijbehorende kosten voor zijn rekening komen. De rechtbank wijst erop dat de Handreiking Particuliere Opvang Oekraïners geen rechtsregels bevat die de rechtbank of het Waterschap binden.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 23 / 1232

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], wonend te [woonplaats], eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit met dagtekening 17 februari 2023 heeft verweerder – voor zover hier van belang – aan eiser voor het jaar 2023 voor de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) een aanslag zuiveringsheffing woning ten bedrage van € 203,88 opgelegd (hierna: de aanslag).
Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 11 april 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de aanslag ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 8 april 2023 een reactie op het bestreden besluit aan verweerder gestuurd. Gelet op het bepaalde in artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht heeft verweerder deze reactie ter behandeling als beroepschrift doorgezonden aan de rechtbank.
Eiser heeft aanvullende stukken ingezonden.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft geen van de partijen verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de uitspraak bepaald op heden.

Overwegingen

1. Eiser is eigenaar en alleenstaande bewoner van de woning. In april 2022 heeft hij twee Oekraïense vluchtelingen in zijn woning opgevangen.
2. Bij het begin van het heffingsjaar 2023 stonden hierdoor op het adres van de woning van eiser drie personen in de Basisregistratie Personen (hierna: de BRP) ingeschreven. Omdat sprake is van een meerpersoonshuishouden heeft verweerder op grond van artikel 18, eerste lid, van de Verordening zuiveringsheffing Waterschap Limburg 2022 (hierna: de Verordening) de vervuilingswaarde van de woning gesteld op drie vervuilingseenheden met een tarief van € 67,96 per vervuilingseenheid (totaal € 203,88).
3. Eiser vindt het niet redelijk dat hij vanwege het opvangen van Oekraïense vluchtelingen meer zuiveringsheffing moet betalen. Hij wordt hierdoor onevenredig getroffen. De wooncomponent van het leefgeld dat de Oekraïners ontvangen, is volgens eiser onvoldoende om alle kosten te betalen en daarom heeft hij al veel kosten voor zijn rekening moeten nemen. Eiser vindt niet dat hij van hulpzoekenden, die dat niet kunnen betalen, een vergoeding kan vragen.
4. Verweerder heeft dit standpunt voorgelegd aan het Waterschap Limburg. Het Waterschap heeft dit aangemerkt als een verzoek om gebruik te maken van de bevoegdheid om met toepassing van de hardheidsclausule de aanslag te verminderen tot het tarief voor een eenpersoonshuishouden. De hardheidsclausule van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR), in samenhang met het bepaalde in artikel 231 van de Gemeentewet, geeft het Waterschap de bevoegdheid tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard en aldus een voor eiser begunstigende beslissing te nemen.
5. Volgens het Waterschap ontvangen Oekraïners die in een particuliere opvangvoorziening binnen de gemeentegrens verblijven en zijn ingeschreven in de BRP op grond van artikel 12, eerste lid, van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne maandelijks een financiële toelage (totaal € 364,18). Een deel van dit bedrag bestaat, zoals is bepaald in artikel 12, tweede en vijfde lid, van die regeling, uit een wooncomponent van € 93,- per persoon. De Oekraïners worden hiermee in staat gesteld om vrijwillig een bijdrage te leveren aan de kosten die eiser voor hun opvang maakt, zoals de verhoogde waterschapsbelasting. Het is aan eiser om hierover met de door hem opgevangen Oekraïners afspraken te maken. Dat eiser hiervan geen gebruik maakt en zelf de verhoogde kosten betaalt, komt voor zijn rekening. Op grond van het vorenstaande ziet het Waterschap geen aanleiding om toepassing te geven aan de hardheidsclausule.
6. De rechtbank overweegt dat een besluit over het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule van artikel 63 van de AWR niet aan de beoordeling van de rechtbank is onderworpen omdat dit geen voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel b, van de AWR is. De rechtbank dient daarom verweerders standpunt met betrekking tot de hardheidsclausule te respecteren.
7. Het doel van de zuiveringsheffing is het bestrijden van kosten verbonden aan het zuiveren van water. Die kosten zijn hoger als meer mensen een woning bewonen en daarom wordt bij meer dan één bewoner gerekend met een vervuilingswaarde van drie vervuilings- eenheden. Uit wat onder 5 is vermeld blijkt verder dat de door eiser opgevangen Oekraïners specifiek voor woonkosten, waartoe de lokale belastingen behoren, een vergoeding ontvangen. Dat de toegekende wooncomponent van die vergoeding ontoereikend is om de kosten te betalen, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank wijst er daarbij op dat de vanwege de opvang hogere gemeentelijke lasten zijn kwijtgescholden en de verhoging van de zuiveringsheffing op maandbasis per persoon maar een bedrag van € 5,66 betreft (€ 67,96 / 12). De door eiser opgevangen Oekraïners moeten dan ook geacht worden in staat te zijn om eisers meerkosten te compenseren. Dat eiser daarover geen afspraken met de opgevangen Oekraïners heeft gemaakt, hij zelf de meerkosten voor zijn rekening neemt en de Oekraïners andere bestedingskeuzes maken, moet, gelijk aan het standpunt van het Waterschap, voor zijn rekening komen. De rechtbank ziet in deze zaak dan ook geen grond om strijdigheid met het evenredigheidsbeginsel aan te nemen.
8. Eisers verwijzing naar de Handreiking Particuliere Opvang Oekraïeners (hierna: de Handreiking) is voor de rechtbank geen aanleiding om daar anders over te oordelen. De Handreiking is bedoeld om particulieren te informeren over hoe zij Oekraïners een opvangplek kunnen aanbieden, waar zij op moeten letten en welke voorzieningen voor de Oekraïners beschikbaar zijn. De Handreiking bevat geen rechtsregels waaraan verweerder en de rechtbank gebonden zijn.
9. Bovendien volgt uit de Handreiking (versie 4 van 5 oktober 2022) niet dat de meerkosten aan heffingen vanwege een grotere omvang van het huishouden worden vergoed of kwijtgescholden. Aan het daarin verwoorde uitgangspunt dat gastgezinnen geen negatieve gevolgen ondervinden op de te betalen lokale heffingen, kan namelijk (ook) worden voldaan door over de vergoeding hiervan afspraken te maken met de opgevangen Oekraïners. Zij ontvangen hiervoor immers een toelage. In latere versies van de Handreiking wordt dit duidelijker verwoord. Zo is in versie 7 van 20 juni 2023 het volgende opgenomen:

Aan de gemeente betaalt u een aantal heffingen. Sommige heffingen, zoals die voor afvalstoffen en voor het riool, verschillen per huishouden. Hoe meer mensen uw huishouden telt, hoe meer u betaalt. Ook het waterschap vraagt zulke heffingen, namelijk voor de waterzuivering en voor verontreiniging.
Als u vluchtelingen uit Oekraïne opvangt, kunnen uw heffingen voor de gemeente en voor het waterschap hoger worden. Denk bijvoorbeeld aan de afvalheffing, die in sommige gemeenten afhankelijk is van het aantal personen in een huishouden. Aan deze extra kosten kan uw gast bijdragen met de wooncomponent uit het leefgeld. Het is belangrijk dat u hierover duidelijke afspraken maakt met uw gast voordat u gaat samenwonen.
10. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder terecht aan eiser op basis van een meerpersoonshuishouden een aanslag zuiveringsheffing woning heeft opgelegd.
11. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.M.M. Kleijkers, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D.R.H. Lechanteur, griffier.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 januari 2024.
griffier de rechter is verhinderd
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: 12 januari 2024.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).