ECLI:NL:RBLIM:2024:1478

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
10644878 \ CV EXPL 23-3731
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de omvang van het huurobject tussen een voetbalvereniging en de gemeente

In deze zaak heeft de Sportvereniging Altweerterheide, gevestigd in Weert, een geschil met de Gemeente Weert over de omvang van het gehuurde, namelijk het aantal kleedkamers dat de Sportvereniging rechtmatig in gebruik heeft. De Sportvereniging stelt dat zij recht heeft op het exclusieve gebruik van vier kleedlokalen, terwijl de Gemeente van mening is dat dit slechts twee kleedlokalen betreft. De huurovereenkomst, die in 1998 is ingegaan, bevat geen duidelijke omschrijving van het gehuurde, wat heeft geleid tot verschillende interpretaties door beide partijen. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 21 februari 2024, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Sportvereniging niet in staat is geweest om voldoende bewijs te leveren voor haar vorderingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Sportvereniging niet ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat zij niet kan aantonen dat zij recht heeft op het gebruik van vier kleedlokalen. De vorderingen van de Sportvereniging zijn afgewezen, en zij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de Gemeente. Dit vonnis is uitgesproken op 3 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10644878 \ CV EXPL 23-3731
Vonnis van 3 april 2024
in de zaak van
SPORTVERENIGING ALTWEERTERHEIDE,
te Weert,
eisende partij,
hierna te noemen: de Sportvereniging,
gemachtigde: mr. A.J.T.M. Hendriks,
tegen
GEMEENTE WEERT,
te Weert,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Gemeente,
gemachtigde: mr. B. van Duijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 13
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 14
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de brief d.d. 9 februari 2024 van de Gemeente met productie 15
- de mondelinge behandeling van 21 februari 2024
- de spreekaantekeningen zijdens de Sportvereniging
- de door mr. Hendriks ter zitting overgelegde notulen van de Sportvereniging.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het om

2.1.
Tussen partijen is verschil van mening over de omvang van het huurobject. Volgens de Sportvereniging betreft het huurobject (in elk geval) vier kleedlokalen, terwijl dit er volgens de Gemeente twee zijn.

3.De feiten

3.1.
De Sportvereniging is een voetbalvereniging gelegen op het Sportpark “Op den Das” in Altweerterheide (gemeente Weert). De Gemeente verhuurt aan de sportvereniging een aantal kleedlokalen op het sportpark.
3.2.
In de tussen partijen gesloten (ongedateerde) huurovereenkomst is – voor zover hier van belang – opgenomen:
“De verhuurder verhuurt aan de huurder, die in huur aanneemt de kleedaccommodatie aan de [adres] te [plaats] , in oranje aangegeven op de aan deze overeenkomst gehechte plattegrond, beide partijen bekend, wordende daarvan geen nadere omschrijving verlangd, zulks voor onbepaalde tijd, ingaande 1 mei 1998 onder bepaling: (..)”.
3.3.
Vanaf het moment van ingaan van de huurovereenkomst in 1998 heeft de Sportvereniging altijd het exclusieve gebruik gehad van 2 kleedlokalen terwijl zij het gebruik van nog eens twee kleedlokalen moest delen met andere verenigingen, die ook gebruik maken van het sportpark.
3.4.
In 2004 en/of 2005 hebben partijen gesproken over (onder meer) het gebruik van de kleedlokalen, omdat de sportvereniging behoefte had aan meer (kleed)ruimte. Dat heeft niet geleid tot een andere verdeling van de beschikbare ruimte.
3.5.
Bij brief van 29 april 2022 heeft de gemachtigde van de Sportvereniging (kort gezegd) aan de Gemeente gevraagd om in overleg te treden over (onder meer) het gebrek aan kleedlokalen. Tevens is (onder meer) aangegeven dat de Sportvereniging niet beschikt over een schriftelijke huurovereenkomst. Op 17 juni 2022 heeft het gesprek tussen partijen plaatsgevonden. De Gemeente heeft de tussen partijen gesloten schriftelijke huurovereenkomst aan de Sportvereniging overhandigd.
3.6.
Na bestudering van de huurovereenkomst heeft de Sportvereniging aan de Gemeente laten weten dat de Sportvereniging op basis van de schriftelijke huurovereenkomst recht heeft op het exclusieve gebruik van vier kleedlokalen. De Gemeente is het hier niet mee eens.
3.7.
Partijen hebben geprobeerd om het geschil op te lossen, hetgeen niet is gelukt.

4.Het geschil

4.1.
De Sportvereniging vordert - samengevat - :
  • de Gemeente te veroordelen tot nakoming van de verplichting uit de huurovereenkomst, in die zin dat de Gemeente het exclusief gebruik van vier kleedlokalen, twee scheidsrechterslokalen en berging aan de Sportvereniging dient te verstrekken, alsmede de Gemeente te veroordelen tot het staken en gestaakt houden van het medegebruik van twee kleedlokalen;
  • te verklaren voor recht dat de Sportvereniging vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag dat zij weer de beschikking heeft over de volledige door haar gehuurde kleedaccommodatie een jaarlijkse huursom verschuldigd is van € 1.974,48;
  • de Gemeente te veroordelen in de proceskosten, inclusief beslagkosten, met rente.
4.2.
De Gemeente voert verweer. De Gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de Sportvereniging, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de Sportvereniging, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de Sportvereniging in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Sportvereniging is ontvankelijk
5.1.
Allereerst moet worden geoordeeld of de Sportvereniging ontvankelijk is in haar vorderingen, aangezien de Gemeente bij verweer die ontvankelijkheid wegens het ontbreken van een (proces)besluit/volmacht ter discussie heeft gesteld.
5.2.
Het uitgangspunt is dat voor het aanhangig maken van een gerechtelijke procedure toestemming van het bestuur en/of de algemene ledenvergadering van een vereniging vereist is. Blijkens de geldende/geregistreerde statuten van de Sportvereniging (zie productie 2 bij conclusie van antwoord) zou er ter zake een bestuursbesluit moeten zijn genomen door de gezamenlijk bevoegde bestuurders en zou dat besluit door de algemene leden vergadering moeten zijn goedgekeurd (zie artikel 14 lid 5, onder II, sub e van de statuten).
Uit de ter zitting overgelegde notulen van de algemene ledenvergadering van de Sportvereniging (pagina 2 onder het kopje “Kleedlokalen”) van 20 januari 2020 blijkt dat het bestuur om goedkeuring heeft gevraagd aan haar leden om de kwestie over de kleedlokalen aan de rechter voor te leggen en dat de goedkeuring unaniem is gegeven. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat voldaan is aan voormelde bepaling uit de statuten, zodat de Gemeente kan worden ontvangen in haar vorderingen.
Omvang van het gehuurde
5.3.
De vraag is vervolgens wat door de Sportvereniging van de Gemeente wordt gehuurd. De tussen partijen gesloten huurovereenkomst laat daarover geen misverstand bestaan, namelijk “
de kleedaccommodatie aan de [adres] te [plaats] , in oranje aangegeven op de aan deze overeenkomst gehechte plattegrond”.Deze omschrijving is niet voor verschillende interpretatie vatbaar zodat uit de overeenkomst – zonder nadere uitleg - blijkt wat partijen beoogden.
5.4.
Het feit dat beide partijen niet beschikken over de – kennelijk ooit – aangehechte kaart (het standpunt van de Sportvereniging, dat zij ter zitting innam, dat de kaart wel voorhanden is, wordt hierna besproken) maakt het vorenstaande niet anders. Dat maakt het immers nog geen “uitlegkwestie” maar een bewijsvraag.
5.5.
In dat verband acht de kantonrechter van belang dat vanaf de aanvang van de huur in 1998 tot het moment waarop de advocaat van de Sportvereniging een exemplaar van de huurovereenkomst in handen kreeg, dus gedurende ongeveer 24 jaar, de Sportvereniging altijd twee kleedlokalen in exclusief gebruik (huur) heeft gehad en van twee kleedkamers het medegebruik (op basis van een rooster). Gedurende die lange periode is door de Sportvereniging nimmer – in welke context dan ook – het standpunt ingenomen dat zij het exclusieve gebruik van vier kleedlokalen had gehuurd.
De Sportvereniging stelt nu dat de juridische toestand afwijkt van de toestand zoals die 24 jaar feitelijk is geweest. Naar het oordeel van de kantonrechter draagt zij daarvan dan de bewijslast.
5.6.
Ter vervulling van de op haar rustende bewijslast heeft de Sportvereniging in de eerste plaats gewezen op een plattegrond, welke als productie 2 bij dagvaarding is overgelegd. De Sportvereniging stelt dat het hier gaat om de aangehechte plattegrond uit de overeenkomst. Op deze plattegrond is een deel van de sporthal ingekleurd en volgens de Sportvereniging betreft dat de volledige kleedaccommodatie. De Gemeente bestrijdt dat het hier handelt om de plattegrond waarnaar in de huurovereenkomst wordt verwezen.
5.7.
De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat de betreffende plattegrond de plattegrond is waarnaar in de huurovereenkomst wordt verwezen. Daarvoor is het volgende van belang:
  • de Sportvereniging stelt dat zij niet beschikte over de huurovereenkomst, die is haar pas op 17 juni 2022 door de Gemeente overhandigd. Volgens de Gemeente zat daar geen plattegrond bij want zij beschikt er (ook) niet over;
  • de Sportvereniging heeft in deze procedure, in of buiten rechte, nimmer het standpunt ingenomen dat zij beschikte over de betreffende plattegrond. Ook niet nadat haar op 17 juni 2022 de huurovereenkomst was overhandigd. Dat heeft zij pas voor het eerst gedaan tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2024;
  • de plattegrond is op A-3 formaat, de overeenkomst op A-4 formaat. Het lijkt niet logisch dat verschillende formaten zijn gebruikt als de documenten bij elkaar hoorden;
  • de plattegrond bevat geen enkele aanwijzing dat deze hoort bij de huurovereenkomst, zoals bijvoorbeeld de vermelding op de plattegrond dat het om de bijlage bij de huurovereenkomst gaat of een paraaf van beide partijen;
  • in de huurovereenkomst staat dat het gehuurde is gemarkeerd in oranje, op de overgelegde plattegrond is het deel van de sportaccommodatie dat het gehuurde zou betreffen gemarkeerd in geel.
Daarmee is het volstrekt ongewis of deze plattegrond deel uitmaakt van de huurovereenkomst en komt aan dit stuk geen bewijswaarde toe.
5.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter specifiek gevraagd naar de eventuele beschikbaarheid als getuige van de oud-bestuurders die in 1998 betrokken waren bij de gesprekken met de Gemeente in verband met de huurovereenkomst. Deze zouden echter overleden zijn of aan dementie lijden.
5.9.
De heer [naam bestuurder] , als bestuurder namens de Sportvereniging ter zitting aanwezig, heeft op vragen van de kantonrechter verklaard dat hij niet betrokken was bij het sluiten van de huurovereenkomst in 1998 en daar zelf verder ook geen weet van had. De Sportvereniging heeft altijd gedacht dat de juridische situatie gelijk was aan de feitelijke situatie totdat in 2022 de advocaat van de Sportvereniging de huurovereenkomst onder ogen kreeg, aldus [naam bestuurder] .
De conclusie die de kantonrechter hieruit trekt is dat er bij de Sportvereniging kennelijk niemand meer aanwezig is die uit eigen waarneming kan verklaren over wat er indertijd gehuurd is of die daar in ieder geval nog weet van heeft (anders dan, “we dachten dat we gehuurd hadden wat we feitelijk ook gekregen hebben”).
De Sportvereniging heeft wel getuigenbewijs van haar stelling aangeboden maar gelet hierop acht de kantonrechter dat niet ter zake doende.
Conclusie
5.10.
De Sportvereniging zal niet worden toegelaten tot nadere bewijslevering. Dat betekent dat zij niet aan de op haar rustende bewijslast kan voldoen. De vorderingen van de Sportvereniging dienen – gelet op al het voorgaande – afgewezen te worden.
Proceskosten
5.11.
De Sportvereniging is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Gemeente worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00
5.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van de Sportvereniging af,
6.2.
veroordeelt de Sportvereniging in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de Sportvereniging niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt de Sportvereniging tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2. en 5.3. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.
no