ECLI:NL:RBLIM:2024:1403

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
C/03/319041 / HA RK 23-102
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming bestuurders van een stichting met tegenverzoek tot vergoeding voor zaakwaarneming en déchargeverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de benoeming van bestuurders van de Stichting Amazon Fund. De verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben verzocht om de benoeming van drie specifieke personen tot bestuurders van de stichting, aangezien de statutair toegelaten termijn van het vorige bestuur in 2021 was verstreken zonder dat nieuwe bestuurders waren benoemd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting momenteel geen bestuurders heeft en dat de verzoekers recht hebben op benoeming van de voorgestelde kandidaten, die zich bereid hebben verklaard de functie te vervullen.

Daarnaast hebben de verzoekers en de verweerder, [verweerder], zelfstandig tegenverzoeken ingediend voor vergoeding van kosten uit hoofde van zaakwaarneming en déchargeverlening. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze verzoeken niet ontvankelijk zijn, omdat vorderingen tot betaling van schadevergoeding en déchargeverlening in een dagvaardingsprocedure moeten worden ingediend en niet via een verzoekschrift. De rechtbank heeft de verzoeken van [verzoeker 1], [verzoeker 2] en [verweerder] afgewezen en de benoeming van de drie voorgestelde bestuurders goedgekeurd.

De rechtbank heeft de benoeming van [persoon 1] als voorzitter, [persoon 2] als penningmeester en [persoon 3] als secretaris van de Stichting Amazon Fund bevestigd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rekestnummer: C/03/319041 / HA RK 23-102
Beschikking van 27 maart 2024
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

te [plaatsnaam 1] ,
2.
[verzoeker 2],
te [plaatsnaam 2] ,
verzoekende partijen,
hierna te noemen: [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
advocaat: mr. A.P.C. Houben te Weert,
en
[verweerder],
te [plaatsnaam 3] ,
advocaat: mr. L.J. van Gastel te Amstelveen,
verwerende partij met een zelfstandig tegenverzoek
hierna te noemen: [verweerder]
en
STICHTING AMAZON FUND,
te Roosteren,
belanghebbende,
hierna te noemen: de Stichting

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het verzoekschrift;
 het verweerschrift met zelfstandig tegenverzoek;
 de door [verweerder] ingezonden productie 18;
 de door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ingediende wijziging van het verzoek, tevens houdende akte indienen producties;
 de door [verweerder] ingezonden productie 19;
 de mondelinge behandeling waar alleen [verweerder] in persoon is verschenen.
1.2.
De rechtbank heeft vervolgens de zaak op beschikking gesteld.

2.Het verzoek en het tegenverzoek

2.1.
[verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verweerder] vormden het driekoppig bestuur van de Stichting.
De statutair toegelaten termijn van hun (her)benoeming (in totaal zes jaar) is in 2021 verstreken en er zijn geen nieuwe bestuurders benoemd.
2.2.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] verzoeken vanwege het ontbreken van een bestuur benoeming van een drietal met naam genoemde personen tot bestuurder van de Stichting. Ook verzoeken zij – in aanvulling op het oorspronkelijk ingediende verzoekschrift – [verzoeker 1] en [verzoeker 2] te erkennen als zaakwaarnemers van de Stichting en de door hen gemaakte kosten toe te kennen ten laste van de Stichting.
2.3.
[verweerder] heeft verweer gevoerd tegen de toewijzing van het verzoek en bij zelfstandig tegenverzoek – samengevat – verzocht een viertal met naam genoemde personen tot bestuurder van de Stichting te benoemen, het nieuwe bestuur opdracht te geven décharge te verlenen aan het oude bestuur voor het gevoerde bestuursbeleid en [verweerder] te erkennen als zaakwaarnemer van de Stichting en de door hem gemaakte kosten toe te kennen ten laste van de Stichting.

3.De beoordeling

3.1.
In de ochtend van 21 februari 2024, kort voor de zitting, heeft de rechtbank kennisgenomen van de zijdens [verzoeker 1] en [verzoeker 2] op 20 februari 2024 aan de griffie toegezonden e-mail met bijlage. De e-mail was namelijk op 20 februari 2024 na het sluiten van de griffie, aan de rechtbank verzonden.
3.2.
In deze e-mail werd medegedeeld dat de mondelinge behandeling die om 9.30 uur gepland stond geen doorgang hoeft te vinden en dat partijen de als bijlage meegezonden regeling in een beschikking/proces-verbaal opgenomen willen zien.
3.3.
De rechtbank heeft de advocaten van verzoekers en verweerder direct na kennisneming van de e-mail telefonisch laten weten dat de rechtbank de e-mail en de ingezonden brief buiten beschouwing laat omdat deze te laat zijn ingediend. Ook is medegedeeld dat de mondelinge behandeling doorgang zal vinden en dat hun aanwezigheid daarbij gewenst is.
3.4.
De rechtbank acht in dit verband van belang dat partijen eerder (voor de mondelinge behandeling van 15 november 2023) de rechtbank reeds om aanhouding hebben verzocht om een regeling te betrachten. De rechtbank heeft destijds bij e-mailbericht van 14 november 2023 de behandeling aangehouden en partijen geïnformeerd dat zij tot een eenparig verzoek kunnen komen, dat zo mogelijk schriftelijk kan worden afgedaan. De rechtbank wijst er nog maar eens op dat een eenparig verzoek niet hetzelfde is als (het verzoek tot vastlegging van) een tussen partijen overeengekomen regeling. Waar het onderwerp van de (tegen)verzoeken ziet op benoeming van stichtingbestuurders door de rechtbank op grond van artikel 2:299 BW, is immers geen sprake van rechtsvorderingen tussen verzoekers enerzijds en verweerder/tegenverzoeker anderzijds, die zien op rechtsgevolgen die ter vrije dispositie van partijen staan.
3.5.
Aldus dient de rechtbank te beslissen op de aan haar voorgelegde (tegen)verzoeken als hiervoor onder rechtsoverwegingen 2.2 en 2.3. weergegeven.
Benoeming van bestuurders
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot het benoeming van drie bestuurders kan worden toegewezen. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten.
3.7.
Op grond van artikel 2:299 BW kan de rechtbank bestuurders benoemen wanneer bestuursfuncties niet overeenkomstig de statuten zijn vervuld. De rechtbank houdt daarbij zoveel mogelijk rekening met de statuten.
3.8.
De rechtbank is van oordeel dat de Stichting op dit moment geen bestuurders in functie heeft en verwerpt het standpunt van [verweerder] dat hij thans nog bestuurder is. De statutaire zittingstermijn (maximaal 6 jaar inclusief herbenoeming) van de bij de oprichting van de Stichting aangestelde bestuurders (waaronder [verweerder] ) is namelijk verstreken zonder dat door het zittende bestuur overeenkomstig de statuten in hun opvolging is voorzien of daaromtrent is besloten. Het verstrijken van de statutaire zittingstermijn heeft dan ook tot gevolg dat de bestuurders van rechtswege defungeren. Dit betekent dat [verweerder] geen statutair bestuurder meer is van de Stichting. De stelling van [verweerder] dat geen van de beëindigingsgronden uit artikel 8 van de statuten zich heeft voorgedaan kan hem in dat kader niet baten, nu artikel 8 van de statuten slechts bepaalt op welke gronden het bestuurslidmaatschap binnen de benoemde periode kan eindigen.
3.9.
Op grond van de statuten (artikel 4 lid1) bestaat het bestuur uit ten minste drie leden. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben drie leden voorgesteld, die zich ook bereid hebben verklaard de bestuursfunctie te vervullen. Het betreft [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] . De rechtbank zal deze personen overeenkomstig het verzoek benoemen tot bestuurslid van de Stichting. In de door [verweerder] tegen deze personen aangedragen bezwaren ziet de rechtbank onvoldoende redenen om van hun benoeming af te zien.
3.10.
Anders dan [verweerder] lijkt te stellen is de omstandigheid dat de voorgedragen personen allen reeds een verleden hebben met de Stichting en/of werkzaam zijn geweest voor de Stichting, geen contra-indicatie voor hun geschiktheid maar juist een bevestiging dat zij betrokken zijn bij het belang van de Stichting en al in meer of mindere mate bekend zijn met de activiteiten van de Stichting en de dagdagelijkse gang van zaken binnen de Stichting. [verweerder] erkent ook dat [persoon 1] als adviseur veel voor de Stichting heeft gedaan. Dat dit advieswerk in de loop der tijd minder is geworden maakt hem niet ongeschikt voor de functie, evenmin als zijn gevorderde leeftijd. Bovendien kunnen de thans door de rechtbank te benoemen bestuursleden op hun beurt – waar nodig – voorzien in de benoeming van nieuwe bestuursleden.
3.11.
Omdat de door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] aangedragen bestuursleden voor benoeming in aanmerking komen en daarmee wordt voorzien in een door de statuten voorgeschreven bestuur van minimaal drie personen, bestaat geen reden of belang meer om de in het tegenverzoek genoemde kandidaten tot bestuurslid te benoemen. Het tegenverzoek zal dan ook worden afgewezen.
Zaakwaarneming en décharge
3.12.
[verweerder] verzoekt bij tegenverzoek om toekenning van een vergoeding ten laste van de Stichting uit hoofde van zaakwaarneming alsmede om het nieuwe bestuur van de Stichting opdracht te geven tot déchargeverlening. In reactie daarop hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hun verzoek eveneens aangevuld met een verzoek tot toekenning van een vergoeding uit hoofde van zaakwaarneming. De rechtbank zal [verweerder] , [verzoeker 1] en [verzoeker 2]
niet-ontvankelijk verklaren in deze (tegen)verzoeken en legt hierna uit waarom.
3.13.
Vorderingen tot betaling van schadevergoeding uit hoofde van zaakwaarneming, dan wel déchargeverlening horen thuis in de dagvaardingsprocedure en kunnen niet bij verzoekschrift worden aangebracht, zodat de rechtbank [verweerder] , [verzoeker 1] en [verzoeker 2]
in deze verzoeken niet-ontvankelijk verklaart.
3.14.
Nu het geen vorderingen tussen verzoekers enerzijds en verweerder anderzijds betreft maar vorderingen die zich richten jegens de Stichting, terwijl deze (zelfstandige tegen)verzoeken bovendien geen enkele betrekking hebben op het oorspronkelijk verzoek tot benoeming van stichtingbestuurders (hetgeen op grond van artikel 282 lid 4 Rv wel zou zijn vereist), ziet de rechtbank geen grond voor verwijzing van dit deel van de (tegen)verzoeken met gebruikmaking van de wisselbepaling van artikel 69 Rv.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
benoemt [persoon 1] , geboren te [plaatsnaam 4] op [geboortedatum 1] 1939, wonende te [plaatsnaam 5] aan [adres 1] , tot bestuurslid van de Stichting Amazon Fund in de functie van voorzitter,
4.2.
benoemt [persoon 2] , geboren te [plaatsnaam 6] op [geboortedatum 2] 1963, wonende te [plaatsnaam 1] aan [adres 2] , tot bestuurslid van de Stichting Amazon Fund in de functie van penningmeester,
4.3.
benoemt [persoon 3] , geboren te [plaatsnaam 7] op [geboortedatum 3] 1959, wonende te [plaatsnaam 8] aan [adres 3] , tot bestuurslid van de Stichting Amazon Fund in de functie van secretaris,
4.4.
verklaart [verzoeker 1] en [verzoeker 2] niet-ontvankelijk in hun verzoeken voor zover die zien op (schade)vergoeding uit hoofde van zaakwaarneming als vermeld in het aanvullend verzoekschrift onder IV,
4.5.
verklaart [verweerder] niet ontvankelijk in zijn verzoeken voor zover die zien op (schade)vergoeding uit hoofde van zaakwaarneming en (opdracht tot) déchargeverlening als vermeld in het zelfstandig tegenverzoek opgenomen in het verweerschrift onder bullet zes tot en met acht,
4.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J.M.G. Rulkens en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.
CB