3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het
proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2]van 23 november 2022, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 23 november 2022 was ik in de rechtbank te Roermond. Ik stond daar en zag dat [verdachte] die ook uit de zaal kwam recht op mij af liep. Zonder enige aanleiding sloeg [verdachte] mij met kracht, met zijn rechter open hand, met kracht in mijn gezicht. Hij raakte mij tegen mijn rechterwang en deels mijn neus. Ik kreeg een waas voor mijn ogen en voelde mij duizelig. Door de kracht van de klap viel ik toen ook tegen een paar stoelen aan. Ik raakte uit balans. Door de klap had ik een rode verkleuring van de rechterwang van mijn gezicht. Hiervan is een foto gemaakt welke is bijgevoegd.
Een
opname van beeldals bedoeld in artikel 567 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een foto van het letsel, als bijlage bijgevoegd bij het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] .
Het
proces-verbaal van bevindingen van officier van justitie [naam 2]van 23 november 2022, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Direct na het verlaten van de zittingzaal door [verdachte] hoorde ik tumult uit de hal van de rechtbank komen. [slachtoffer 2] verklaarde dat hij door [verdachte] op zijn gezicht was geslagen. Ik kon duidelijk zien dat zijn rechterwang vuurrood en enigszins verdikt was. Ook kon ik zien dat [slachtoffer 2] erg geschrokken was: zijn handen trilden en hij stond te trillen op zijn benen. [naam 5] verklaarde dat hij had gezien dat er een slaande beweging was gemaakt door verdachte in de richting van [slachtoffer 2] .
De
verklaring van de verdachte ter terechtzittingvan 12 maart 2024, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Ik maakte een afwerende beweging. Ik heb zijn gezicht wel geraakt, dat ontken ik niet.
Bewijsoverweging
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte [slachtoffer 2] een klap in zijn gezicht heeft gegeven.
Verdachte heeft op zitting ook verklaard dat hij [slachtoffer 2] in het gezicht geraakt heeft. Dat zou echter geweest zijn naar aanleiding van provocaties door [slachtoffer 2] . De raadsvrouw heeft dit vertaald naar een beroep op noodweer. Dat beroep verwerpt de rechtbank.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, daaronder onder omstandigheden mede begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor een dergelijke aanranding.
Uit de verklaring van de verdachte komt enkel naar voren dat [slachtoffer 2] op enig moment in de richting van verdachte ‘wacht maar’ heeft gezegd en daarbij een hand heeft uitgestoken.
Mocht de verdachte, de enige die hierover verklaard heeft, hierin al gevolgd worden, dan zijn een uitgestoken hand en de woorden ‘wacht maar’ geen gedragingen die kunnen worden beschouwd als een feitelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed, evenmin als gedragingen die een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor opleveren.
Van een noodweersituatie was dan ook geen sprake.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld
Bewijsmiddelen
Het
proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1]van 26 november 2022, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Op 26 november 2022 bevond ik mij in de woning van [naam 3] (de rechtbank begrijpt [naam 3] ) te Vlodrop. Omstreeks 01:30 hoorde ik een mannenstem achter mij. Ik draaide mijn hoofd in de richting van waar de stem vandaan kwam om te kijken wie het was. Op dat moment hoorde ik een klik. Ik kan deze klik omschrijven als het geluid van een stiletto als deze uitgeklikt wordt. Ik hoorde dit geluid, keek vervolgens de man achter mij in de ogen aan en ik voelde vervolgens dat ik werd aangevallen in mijn hals. Ik voelde niet meteen pijn maar ik voelde dat er meteen bloed begon te stromen. Toen ik deze man in zijn ogen keek herkende ik hem als [verdachte] .
De Letselrapportage Forensische Geneeskunde van GGD Limburg-Noordvan 27 november 2022, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Naam: [slachtoffer 1] .
In linker hals bevond zich een wond, ca 4 cm vanaf de middellijn en 3 cm onder de kaaklijn, van ca 2 cm, die gehecht is met vijf hechtingen. De plaats van de steekwond is in potentie risicovol, omdat de halsslagader in dit gebied loopt. Bovenstaand letsel kan ontstaan zijn door een scherp of puntig voorwerp.
De
verklaring van de verdachte ter terechtzittingvan 12 maart 2024, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Ik had met [naam 3] (de rechtbank begrijpt [naam 3] ) geappt wat we aan het doen waren. Ik ben door een taxi bij hem thuis afgezet en toen ben ik de trap opgelopen en naar binnen gegaan.
Bewijsoverweging
Uit de gebezigde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte op 26 november 2022 [slachtoffer 1] in zijn hals gestoken heeft. [slachtoffer 1] heeft daardoor ook steekletsel opgelopen.
In het licht van de tenlastelegging moet de vraag beantwoord worden of het handelen van de verdachte een poging tot doodslag was.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een steek in de hals fatale gevolgen kan hebben. Met een steek kan immers gemakkelijk de in de hals liggende halsslagader geraakt worden en een slagaderlijke bloeding kan binnen enkele minuten de dood tot gevolg hebben. In juridische termen: er bestaat een aanmerkelijke kans op de dood als iemand in zijn hals gestoken wordt.
De vraag is dan of de verdachte deze aanmerkelijke kans heeft aanvaard? Ook daarop luidt het antwoord naar het oordeel van de rechtbank bevestigend. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank valt het steken met een scherp en puntig voorwerp in de hals van een slachtoffer daaronder.
De rechtbank oordeelt dus de poging tot doodslag bewezen.