ECLI:NL:RBLIM:2024:1379

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10873349 \ AZ VERZ 24-2
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatige beëindiging van het dienstverband en gefixeerde schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster, aangeduid als [verzoeker], en haar werkgever, Reina Museumbites BV. De werkneemster was in dienst getreden op 30 augustus 2023, maar heeft zich op 12 november 2023 ziekgemeld. Op 14 november 2023 heeft de werkgever het dienstverband met onmiddellijke ingang beëindigd, wat door de werkneemster als onregelmatig werd bestempeld. De werkneemster verzocht de kantonrechter om te bepalen dat het ontslag onregelmatig was en om een gefixeerde schadevergoeding van € 2.808,00 toe te kennen, evenals een billijke vergoeding en betaling van achterstallig salaris en openstaande vakantiedagen.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag inderdaad onregelmatig was, omdat de werkgever geen opzegtermijn in acht had genomen. De werkneemster had recht op de gefixeerde schadevergoeding, die werd toegewezen. Echter, de gevraagde billijke vergoeding werd afgewezen, omdat de werkneemster deze niet voldoende had onderbouwd. Daarnaast werden de vorderingen voor het achterstallige salaris en de eindafrekening van vakantiedagen toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens aan de werkgever opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedure bij ontslag en de rechten van werknemers in geval van onregelmatige beëindiging van het dienstverband.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rekestnummer: 10873349 \ AZ VERZ 24-2
Beschikking van 26 maart 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaatsnaam] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. R.M.J. Schoonbrood,
tegen
REINA MUSEUMBITES BV,
te Venlo,
verwerende partij,
hierna te noemen: Reina,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- de mondelinge behandeling op 27 februari 2024 en de voortzetting daarvan op 18 maart 2024.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is met ingang van 30 augustus 2023 bij Reina in de functie van [functie] in dienst getreden voor de duur van een jaar. Zij verdiende een salaris van € 15,00 per uur, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. Dit komt overeen met een bruto maandsalaris van € 2.808,00 inclusief vakantietoeslag.
2.2.
[verzoeker] heeft zich op 12 november 2023 ziekgemeld.
2.3.
Bij brief van 14 november 2023 schrijft Reina het volgende:
“Met gemengde gevoelens wil ik je hierbij laten weten je dienstverband per heden 14 november 2023 te beëindigen.
Het is belangrijk voor ons om open en eerlijk te communiceren over de recente ontwikkelingen met betrekking tot je prestatie en je aanpassing aan de bedrijfscultuur.
Deze beslissing is niet lichtvaardig genomen, maar na zorgvuldige overwegingen ben ik tot de conclusie gekomen dat er aanzienlijke uitdagingen zijn in de afstemming van de verwachtingen van het bedrijf.
De eindafrekening van het salaris wordt einde deze maand verwerkt inclusief de uitbetaling.
Ik waardeer je inzet en bijdragen aan het bedrijf en wens je veel succes in je nieuwe baan”.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt – samengevat – :
Te bepalen dat het gegeven ontslag op 14 november 2023 onregelmatig is en Reina te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ad € 2.808,00;
Te bepalen dat het gegeven ontslag Reina ernstig te verwijten valt en Reina te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding ad € 2.808,00,
Reina te veroordelen tot betalen van het achterstallig salaris van de maand november 2023 ad € 885,00, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
Reina te veroordelen tot betaling van de eindafrekening van de openstaande verlofdagen en vakantiegeld ad € 920,00, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
Reina te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 730,38;
Reina te veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Reina is bij brief van de griffier van 15 januari 2024 opgeroepen om te verschijnen op de mondelinge behandeling op 27 februari 2024. Reina is toen niet verschenen en heeft zich ook niet afgemeld. Daarop heeft de kantonrechter bepaald dat de mondelinge behandeling op 18 maart 2024 zou worden voortgezet en dat [verzoeker] Reina bij exploot moest oproepen. Dit heeft [verzoeker] gedaan. Bij exploot van 5 maart 2024 is de oproep en een afschrift van het verzoekschrift aan Reina betekend. Op de mondelinge behandeling van 18 maart 2024 is Reina wederom niet verschenen.
Het ontslag
4.2.
[verzoeker] verzoekt in de eerste plaats te bepalen dat het gegeven ontslag op 14 november 2023 onregelmatig is en Reina te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van een maandsalaris ad € 2.808,00.
4.3.
Reina heeft bij brief van 14 november 2023 laten weten het dienstverband met onmiddellijke ingang te willen beëindigen. Zij heeft daarbij geen opzegtermijn in acht genomen. De opzegging is hiermee onregelmatig gedaan. Op basis van artikel 7:672 lid 11 BW heeft [verzoeker] recht op een schadevergoeding. De tekst van voornoemd artikel luidt als volgt: ”
De partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, is aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren”.
4.4.
[verzoeker] verzoekt ter zake om toekenning van een bedrag van € 2.808,00 bruto. Tegen dit bedrag is geen verweer gevoerd, zodat dit wordt toegewezen.
De billijke vergoeding
4.5.
[verzoeker] verzoekt verder te bepalen dat het gegeven ontslag Reina ernstig te verwijten valt en Reina te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding ad € 2.808,00 bruto. Ter onderbouwing stelt [verzoeker] dat dat de opgegeven reden voor de opzegging vals is en de wettelijke opzegtermijn niet in acht is genomen. Bij brief van 20 december 2023 is aangegeven dat [verzoeker] zich heeft ziekgemeld en dat ziekmelden geen reden is voor ontslag op staande voet. Ook is in de brief aangegeven dat de gegeven reden voor het ontslag niet conform de waarheid is, zodat er sprake is van een ontslag onder valse voorwendselen. Dit maakt het ontslag ernstig verwijtbaar, aldus [verzoeker] .
4.6.
Omdat in het voorgaande is geoordeeld dat Reina heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW en de ernstige verwijtbaarheid daarmee is gegeven, heeft [verzoeker] op grond van artikel 7:681 lid 1 aanhef en onder a BW recht op een billijke vergoeding. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval, waarbij acht wordt geslagen op de door de Hoge Raad in de New Hairstyle-beschikking (ECLI:NL:HR:2017:1187) genoemde, en nadien herhaalde, gezichtspunten. Uit de New Hairstyle-beschikking blijkt dat het er bij de begroting van de billijke vergoeding uiteindelijk om gaat dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarbij kan rekening worden gehouden met de gevolgen van het ontslag, voor zover deze gevolgen zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt. De billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter. [verzoeker] heeft de hoogte van de gevorderde billijke vergoeding op geen enkele manier onderbouwd, zodat deze niet kan worden toegewezen.
Het achterstallige salaris en eindafrekening
4.7.
[verzoeker] stelt onbetwist dat zij een bedrag van € 885,00 bruto te goed heeft aan achterstallig salaris over de maand november 2023 en € 920,00 bruto aan openstaande vakantiedagen en vakantietoeslag. De kantonrechter zal deze bedragen daarom toewijzen evenals de daarover gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
[verzoeker] vordert ter zake betaling van een bedrag van € 730,38. De kantonrechter zal ook dit bedrag toewijzen. [verzoeker] heeft immers in voldoende mate aangetoond buitengerechtelijke werkzaamheden te hebben verricht, die toewijzing van incassokosten rechtvaardigen. Het gevraagde bedrag komt de kantonrechter bovendien niet onredelijk voor.
De proceskosten
4.9.
In de uitkomst van de procedure ziet de kantonrechter aanleiding Reina in de kosten van [verzoeker] te veroordelen. Deze worden begroot op € 87,00 aan vastrecht, € 543,00 aan salaris gemachtigde en de nakosten ad € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing), zijnde een totaal van € 765,00. Omdat [verzoeker] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal Reina niet worden veroordeeld tot betaling van de kosten van het exploot van oproeping.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bepaalt dat het gegeven ontslag op 14 november 2023 onregelmatig is en veroordeelt Reina tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ad € 2.808,00 bruto,
5.2.
veroordeelt Reina tot betaling van het achterstallig salaris over de maand november 2023 ad € 885,00 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 11 januari 2024 tot aan de dag van betaling,
5.3.
veroordeelt Reina tot betaling van eindafrekening openstaande verlofdagen en vakantiegeld ad € 920,00 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 11 januari 2024 tot aan de dag van betaling,
5.4.
veroordeelt Reina tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 780,38,
5.5.
veroordeelt Reina in de proceskosten ad € 765,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Reina niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.
plg