In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft eiseres, een huurder, een vordering ingesteld tegen haar verhuurder, de stichting Woonpunt, met betrekking tot gebreken aan de huurwoning en woonoverlast. Eiseres huurt sinds 4 februari 2016 een woning van Woonpunt en stelt dat de woning gebreken vertoont, waaronder een lekkende keukenkraan, en dat zij hinder ondervindt van geluidsoverlast van de bovenburen en woonoverlast van de buren. Woonpunt betwist de gebreken en de nalatigheid en stelt dat zij niet op de hoogte was van de klachten van eiseres.
De procedure begon met een dagvaarding op 13 maart 2023, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gebreken en dat Woonpunt niet in gebreke is gebleven. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat de klachten van zodanige aard zijn dat Woonpunt had moeten handelen. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van Woonpunt, die zijn begroot op € 795,-.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis benadrukt dat de huurder moet aantonen dat er sprake is van onaanvaardbare overlast en dat Woonpunt niet verplicht is om bij elke klacht van een huurder een onderzoek te starten. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat eiseres onvoldoende specifiek heeft onderbouwd waaruit de geluidsoverlast bestaat en dat de relatie tussen eiseres en haar buren ernstig ontwricht is, maar dat dit niet automatisch leidt tot een verplichting voor Woonpunt om in te grijpen. Het vonnis is uitgesproken op 20 maart 2024.