ECLI:NL:RBLIM:2024:134

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
10670780 \ CV EXPL 23-3695
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde abonnementsgelden en reiskosten door NS Reizigers B.V.

In deze zaak vordert NS Reizigers B.V. (hierna: NS) van de gedaagde partij, die in persoon procedeert, betaling van een bedrag van € 530,60, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op onbetaald gelaten abonnementsgelden en reiskosten in het kader van het 'Basisproduct van NS Flex' en het 'NS Flex Dal Voordeel' abonnement. De gedaagde heeft erkend dat hij de in rekening gebrachte bedragen verschuldigd is, maar betwist de extra kosten, omdat hij een betalingsregeling met NS heeft getroffen na ontvangst van de dagvaarding. NS stelt dat de gedaagde in verzuim is, omdat hij geen betaling heeft gedaan volgens de gemaakte afspraken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van NS is gebaseerd op twee overeenkomsten: de abonnementsovereenkomst en de reisovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat NS aan haar (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan en dat een deel van de hoofdsom, te weten € 467,31, toewijsbaar is. De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf 7 augustus 2023. De kantonrechter heeft echter de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat NS niet heeft aangetoond vanaf wanneer de gedaagde in verzuim was.

De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 589,84. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.P.J. Quaedackers op 10 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10670780 \ CV EXPL 23-3695
Vonnis van de kantonrechter van 10 januari 2024
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS REIZIGERS B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
gemachtigde Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna worden aangeduid met NS respectievelijk [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Hoewel daartoe bij brief van de griffier van 18 oktober 2023 in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek genomen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
NS vordert – samengevat – de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 530,60, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
NS stelt dat de vordering ziet op onbetaald gelaten abonnementsgelden en reiskosten in het kader van:
- het “Basisproduct van NS Flex”
- het “NS Flex Dal Voordeel” abonnement en
- de overeenkomst van personenvervoer.
2.3.
NS heeft op grond van voormelde overeenkomst verschuldigde bedragen bij [gedaagde] in rekening gebracht.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 461,39 onbetaald gelaten. Voorts stelt NS dat [gedaagde] aan haar een vergoeding van € 69,21 ter zake van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
2.4.
[gedaagde] erkent dat hij de in rekening gebrachte bedragen verschuldigd is. Omdat hij direct na ontvangst van de dagvaarding een betalingsregeling met NS heeft getroffen vindt hij de thans gevorderde extra kosten onnodig.
Verder stelt [gedaagde] dat hij door meerdere verhuizingen in korte tijd geen eerder bericht dan de dagvaarding heeft ontvangen.
2.5.
NS Reizigers heeft bij repliek haar vordering nader uitgewerkt en het verweer van [gedaagde] als volgt besproken.
Volgens het uittreksel van de BRP-gegevens stond [gedaagde] in de periode van 28 december 2020 tot 8 november 2022 ingeschreven op het adres [adres 2] , [woonplaats 2] . Alle facturen en aanmaningen van zowel NS zelf als van de incassogemachtigde, Bos Incasso, zijn naar dit adres gestuurd. Tevens zijn in deze periode diverse mails naar het door [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst opgegeven e-mailadres gezonden. Voordat de procesgemachtigde, LAVG, [gedaagde] heeft gedagvaard, heeft zij de zogenaamde veertiendagenbrief naar het huidige woonadres van [gedaagde] gestuurd. Er kan dus geen sprake zijn van rauwelijks dagvaarden en dient [gedaagde] ook de proceskosten te betalen, aldus NS.
Daarnaast wist [gedaagde] dat hij door het afsluiten van een abonnement een maandelijkse betalingsverplichting aan NS had. [gedaagde] had uit zijn eigen boekhouding kunnen en moeten concluderen dat hij niet iedere maand een bedrag aan NS had voldaan.
Nadat [gedaagde] was gedagvaard, heeft hij contact opgenomen met LAVG en is er een betalingsregeling onder het verband van een vonnis afgesproken. Afspraak was dat [gedaagde] uiterlijk 31 augustus 2023 een eerste betaling zou hebben gedaan. Dit is niet gebeurd. NS handhaaft haar vordering dan ook onverkort.
2.6.
[gedaagde] heeft geen conclusie van dupliek genomen en daarmee zijn verweer niet nader onderbouwd.

3.De beoordeling

Twee overeenkomsten
3.1.
De vordering van NS is gebaseerd op een tweetal overeenkomsten, te weten een overeenkomst die tot doel heeft de consument bij latere sluiting van overeenkomsten inzake passagiersvervoer een korting te verlenen (het Flex Dal Voordeel abonnement, hierna te noemen: de abonnementsovereenkomst) en een overeenkomst voor de aankoop van een of meer passagiersvervoerbewijzen in de zin van artikel 8:100 BW (hierna te noemen: de reisovereenkomst).
3.2.
Van de openstaande facturen ziet een bedrag groot € 7,90 op abonnements-termijnen en € 453,49 op reiskosten.
De reisovereenkomst
3.3.
De vordering van NS uit hoofde van onbetaald gelaten reiskosten is gebaseerd op verschillende tussen NS en [gedaagde] tot stand gekomen reisovereenkomsten. Deze reisovereenkomsten dienen te worden gekwalificeerd als overeenkomsten van personenvervoer in de zin van artikel 8:100 BW, welke overeenkomsten vallen onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. Hierop zijn slechts de artikelen 6:230i lid 1, 6:230j, 6:230k en 6:230v lid 2 en 3 BW van toepassing.
3.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende gesteld en gebleken dat NS ter zake heeft voldaan aan haar (pre)contractuele informatieverplichtingen.
3.5.
Dit betekent dat in ieder geval een deel van de hoofdsom toewijsbaar is en wel een bedrag van € 453,49.
De abonnementskostenovereenkomst
3.6.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar aan de consument de informatie verstrekken die staat opgesomd in artikel 6:230m lid 1 BW. Artikel 6:230v BW bevat voor overeenkomsten op afstand nadere regels over de wijze en het moment waarop de handelaar die informatie moet verstrekken.
3.7.
In zijn uitspraak van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677) heeft de Hoge Raad de vraag beantwoord wanneer de rechter moet overgaan tot ambtshalve onderzoek en toepassing van sancties en welke sancties kunnen worden toegepast. Hieruit volgt dat de rechter ambtshalve dient te onderzoeken of de handelaar heeft voldaan aan:
- de informatieplichten waaraan de wet bij niet-naleving ervan specifieke sancties verbindt (hierna: categorie i)
- de essentiële informatieplichten van art. 6:230m lid 1 BW (hierna: categorie ii).
Essentiële precontractuele informatieplichten
3.8.
De kantonrechter is van oordeel dat NS aan alle essentiële informatieplichten van 6:230m lid 1 BW heeft voldaan.
Essentiële contractuele informatieplichten
3.9.
De kantonrechter is van oordeel dat NS aan alle essentiële contractuele informatieplichten heeft voldaan.
Conclusie hoofdsom
3.10.
Gelet op het voorgaande is € 467,31 (= € 453,49 + € 7,90) aan hoofdsom toewijsbaar.
De wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten
3.11.
[gedaagde] heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente, zodat die over de toewijsbare hoofdsom van € 467,31 wordt toegewezen.
3.12.
NS maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van
€ 69,21. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Alvorens aanspraak bestaat op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, moet kunnen worden vastgesteld dat en met ingang van welke data [gedaagde] in verzuim is. NS heeft echter nagelaten om te stellen vanaf welke data [gedaagde] in verzuim is. Om die reden kan niet worden vastgesteld dat de veertiendagenbrief is verstuurd nadat [gedaagde] in verzuim is geraakt, zodat de buitengerechtelijke incassokosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De conclusie
3.17.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 467,31, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling, zal worden toegewezen.
De proceskosten
3.13.
De kantonrechter constateert uit het verweer van [gedaagde] dat hij de verschuldigdheid van de proceskosten betwist. NS heeft dit verweer van [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter bij repliek voldoende gemotiveerd weersproken. [gedaagde] heeft geen conclusie van dupliek genomen en daarmee zijn verweer niet nader onderbouwd. De kennelijke omstandigheid, dat [gedaagde] door meerdere verhuizingen in korte periode (een deel van) de correspondentie niet heeft ontvangen kan [gedaagde] niet aan NS tegenwerpen. Er is niet gebleken dat hij adreswijzigingen aan NS heeft doorgegeven. De gevolgen van het niet doorgeven van adreswijzigingen komen geheel voor rekening en risico van [gedaagde] .
3.14.
Gelet op de uitkomst van de procedure, zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van NS worden begroot op:
  • dagvaarding € 107,84
  • griffierecht € 322,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 589,84

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan NS tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 467,31, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van NS gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 589,84,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC