3.3.1Vrijspraak voor feiten 1 en 2 onder parketnummer 03.050204.23
Feit 1
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, nu niet bewezen kan worden dat de verdachte het opzet had om [slachtoffer 3] zwaar te mishandelen. Het gooien van een bord in de richting van [slachtoffer 3] maakt nog niet dat er sprake is van opzet op zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin, nu ‘in de richting van’ een breed begrip is en onvoldoende is gebleken dat daarbij sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreiging jegens [slachtoffer 2] , omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte die bedreiging heeft geuit richting [slachtoffer 2] dan wel dat zij van de bedreiging die de verdachte tegen verbalisanten heeft geuit op de hoogte is geraakt. Noch uit de verklaring van [slachtoffer 2] noch uit andere stukken in het dossier blijkt dat zij aanwezig was bij de geuite dreigende woorden. De bedreiging is niet op een andere wijze ten laste gelegd. Overigens blijkt uit de vordering tot schadevergoeding namens [slachtoffer 2] dat zij drie keer door de verdachte is bedreigd maar valt hieruit niet af te leiden of dit onder meer de bedreiging op 18 februari 2023 betreft. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat de bedreiging met de woorden:
“Jullie kunnen vanaf nu hier 24/7 politie in de straat neerzetten want ik ga de buurvrouw vermoorden!”in de richting van [slachtoffer 2] is geuit dan wel haar heeft bereikt en zal verdachte van dit feit vrijspreken.
3.3.2Bewijs voor feit 3 onder parketnummer 03.050204.23 en de feiten onder parketnummer 03.194353.23
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bewijsmiddelen onder parketnummer 03.050204.23
Feit 3:
[slachtoffer 3] verklaart in een verhoorzakelijk weergegeven onder meer:
Op zaterdag, 18 februari 2023, tussen ongeveer 17.30 uur en 17.45 uur is er een conflict tussen mij en mijn vriend [verdachte] ontstaan. Mijn dochter heeft een bord tegen haar knie gekregen waardoor er letsel ontstond.
Mijn vriend [verdachte] werd boos op mij omdat ik op bed lag. Hij kwam naar boven met een bord, met eten, in zijn hand en stampte daarmee de deur van onze slaapkamer eruit. Daardoor vloog de deur uit zijn scharnier. Ik zag dat [verdachte] het bord in mijn richting gooide, ik kan mij niet meer herinneren hoe hij het bord gooide. Ik zag dat het bord tegen de knie van mijn dochter van zeven jaar terechtkwam en ik zag dat het bord kapot sprong tegen haar knie. Door de deze klap ontstond er een wond op de knie van mijn dochter. Mijn dochter gaf aan dat zij pijn aan haar knie had. Ik zag dat er bloed op mijn bed en op de muur zat.
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3]relateren zakelijk weergegeven als volgt:
Op zaterdag 18 februari 2023 waren wij verbalisanten belast met de noodhulpdienst. Die dag ontvingen wij het bericht van de meldkamer dat er (dringend) politie interventie gewenst was in Well (Limburg), [adres 1] in verband met een conflict in die woning. In de woning troffen wij aan [verdachte] (hierna: [verdachte] ) en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ). In tranen en hevig geëmotioneerd hoorde ik, [verbalisant 1] , [slachtoffer 3] zeggen dat:
- zij samen met haar dochter, zij heet [slachtoffer 4] , op de slaapkamer op bed zat;
- haar dochter [slachtoffer 4] 7 jaar oud is;
- [verdachte] opzettelijk een bord (met friet) naar haar ( [slachtoffer 3] ) had gegooid;
- dit bord vervolgens gebarsten was;
- haar dochter [slachtoffer 4] hierbij letsel aan haar been had opgelopen.
Op 18 februari 2023 werd dochter [slachtoffer 4] opgehaald bij [naam 2] . In de woning heb ik, [verbalisant 1] , enkele foto’s gemaakt van het letsel van dochter [slachtoffer 4] .
Het meldformulier Veilig Thuisvermeldt o.a. – voor zover van belang – het volgende:
Achternaam: [slachtoffer 4]
Voornamen: [slachtoffer 4]
Geboren: [geboortedatum 2] 2015
Kind van [slachtoffer 3]
Bewijsoverweging
De verdachte heeft door het gooien van een bord in de richting van [slachtoffer 3] , terwijl haar dochter naast haar op bed zat, de aanmerkelijke kans aanvaard dat het bord kapot zou gaan en letsel of pijn zou kunnen veroorzaken aan de dochter.
Bewijsmiddelen onder parketnummer 03.194353.23
Feit 1:
De aangifte van [slachtoffer 1]vermeldt zakelijk weergegeven onder meer:
Ik doe aangifte van huisvredebreuk.
Op 26 december 2022 was ik thuis in mijn woning gelegen aan de [adres 2] te Well. Mijn woning heeft aan de voorzijde twee deuren, één voordeur en één deur die gebruikt wordt als 'achterdeur'. Deze achterdeur is nooit afgesloten als ik thuis ben. Omstreeks 17.50 uur stond de buurman [verdachte] met zijn voertuig voor mijn huis. Hij zei dat mijn moeder naar buiten moest komen. Mijn oma riep naar [verdachte] dat mijn moeder niet naar buiten zou komen. Ik hoorde [verdachte] roepen: ''Dan kom ik naar binnen.'' Ik hoorde de achterdeur openen en iemand de woning binnen stappen. Ik stond op en liep in de richting van de keuken. Ik zag dat [verdachte] in de keuken stond. Ik liep naar [verdachte] toe om hem te zeggen dat hij de woning moest verlaten. Ik vorderde hem wel 10 keer om mijn woning te verlaten. Ik zag dat [verdachte] in de keuken bleef staan en geen gehoor gaf aan mijn vorderingen. Doordat [verdachte] niet luisterde, ben ik steeds dichter op hem gaan staan om hem zo te dwingen de woning te verlaten. Hij verliet uiteindelijk de woning.
De aangifte van [slachtoffer 2]vermeldt zakelijk weergegeven onder meer:
Op 26 december 2022, was ik in de woning van mijn dochter, genaamd [slachtoffer 1] . Ik hoorde dat een auto aan de voorzijde van de woning stopte. Ik hoorde geschreeuw en herkende de stem als de stem van [verdachte] . Ik hoorde dat [verdachte] riep dat ik naar buiten moest komen. Ik hoorde dat mijn moeder naar [verdachte] riep dat ik niet naar buiten zou komen. Ik hoorde dat [verdachte] riep: ''Dan kom ik naar binnen''. Ik zag dat [verdachte] in de woning stond en gehaast op mij af kwam lopen. Ik zag dat mijn dochter naar [verdachte] toe liep en hem meermaals vorderde om haar woning te verlaten.
De verdachte heeft tijdens de zitting van 8 maart 2024zakelijk weergegeven onder meer het volgende verklaard:
De moeder van de buurvrouw bemoeit zich met onze kinderen. Zij haalt het bloed
onder mijn nagels vandaan. Dit speelt al 2 jaar.
Bewijsoverweging
De vraag of er wederrechtelijk is binnengetreden zal in beginsel moeten worden beantwoord op basis van de verhouding tussen partijen. De verdachte had in dit geval, gelet op feit dat er al lange tijd een burenruzie speelde, moeten weten dat hij niet welkom was en dat hij aldus wederrechtelijk de woning van [slachtoffer 1] is betreden, door via de niet afgesloten achterdeur naar binnen te lopen, zonder uitnodiging daartoe. De verklaring van de verdachte over het naar binnen wuiven vindt tevens geen steun in andere bewijsmiddelen, waardoor de rechtbank aan die verklaring van de verdachte voorbij gaat.
- De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van
- De aangifte van [slachtoffer 2] .
- De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van
- De aangifte van [slachtoffer 2] .