ECLI:NL:RBLIM:2024:1323

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
03.050204.23, 03.194353.23 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot zware mishandeling en bedreiging, bewezenverklaring voor mishandeling en huisvredebreuk

Op 22 maart 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, bedreiging, mishandeling van de dochter van zijn partner, en huisvredebreuk. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling en de bedreiging, omdat niet kon worden vastgesteld dat de bedreiging de betreffende persoon had bereikt. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling van de dochter van zijn partner en huisvredebreuk bij de buurvrouw. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevangenisstraf van vier dagen en een taakstraf van 200 uur, waarvan 100 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, opgelegd kreeg. Bij de taakstraf werden bijzondere voorwaarden verbonden, zoals deelname aan gedragsinterventies en ambulante begeleiding. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 maart 2024, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. Slachtoffers hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het proces, maar hun vorderingen tot schadevergoeding werden niet toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorg en begeleiding voor de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen en de context van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03.050204.23, 03.194353.23 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1984,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.H.A. Julicher, advocaat kantoorhoudende te Venray.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 maart 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partijen is op de zitting gehoord mevrouw [naam 1] werkzaam bij slachtofferhulp Nederland. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Onder parketnummer 03.050204.23
Feit 1:geprobeerd heeft zijn partner [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2: [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
Feit 3: [slachtoffer 4] , de dochter van zijn partner, die tot zijn gezin behoort, heeft mishandeld.
Onder parketnummer 03.194353.23
Feit 1:de woning van [slachtoffer 1] wederrechtelijk is binnengedrongen;
Feit 2: [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
Feit 3: [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of brandstichting.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van feit 1 onder parketnummer 03.050204.23. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 onder parketnummer 03.050204.23 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring. Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie voldoende wettig en overtuigend bewezen dat de bedreiging [slachtoffer 2] heeft bereikt en dat er derhalve sprake is van een voltooid delict. Ten aanzien van feit 3, de mishandeling, gaat de officier van justitie uit van de verklaring van [slachtoffer 3] zelf, die ook past bij het letsel van [slachtoffer 4] .
Voor het wederrechtelijk binnendringen en de bedreigingen onder parketnummer 03.194353.23 is voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden, het staat op camerabeelden vastgelegd en het wordt min of meer door de verdachte bekend.
Ten aanzien van feit 3 onder parketnummer 03.194353.23 geldt dat de bedreiging met brandstichting is gericht tegen [slachtoffer 2] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken van de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 03.050204.23 en feit 1 onder parketnummer 03.194353.23. Ten aanzien van de overige feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging voert voor de feiten onder parketnummer 03.050204.23 aan dat wat betreft feit 1 er geen opzet is geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat voor wat betreft feit 2 nergens uit blijkt dat de bedreiging [slachtoffer 2] heeft bereikt en de verdachte hiertoe ook niet het opzet heeft gehad en dat ten aanzien van feit 3 het nooit verdachtes bedoeling is geweest een ander pijn of letsel toe te brengen. De kans dat een ander letsel op loopt bij het gooien van een bord tegen een muur is zeer klein en afhankelijk van het toeval. Niet bewezen kan worden dat er opzet is geweest op het toebrengen van het letsel of pijn. Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 03.194353.23 voert de verdediging aan dat de verdachte naar binnen is gewuifd en op het eerste verzoek gelijk is weggegaan, waardoor er geen sprake was van wederrechtelijk binnendringen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak voor feiten 1 en 2 onder parketnummer 03.050204.23
Feit 1
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, nu niet bewezen kan worden dat de verdachte het opzet had om [slachtoffer 3] zwaar te mishandelen. Het gooien van een bord in de richting van [slachtoffer 3] maakt nog niet dat er sprake is van opzet op zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin, nu ‘in de richting van’ een breed begrip is en onvoldoende is gebleken dat daarbij sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreiging jegens [slachtoffer 2] , omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte die bedreiging heeft geuit richting [slachtoffer 2] dan wel dat zij van de bedreiging die de verdachte tegen verbalisanten heeft geuit op de hoogte is geraakt. Noch uit de verklaring van [slachtoffer 2] noch uit andere stukken in het dossier blijkt dat zij aanwezig was bij de geuite dreigende woorden. De bedreiging is niet op een andere wijze ten laste gelegd. Overigens blijkt uit de vordering tot schadevergoeding namens [slachtoffer 2] dat zij drie keer door de verdachte is bedreigd maar valt hieruit niet af te leiden of dit onder meer de bedreiging op 18 februari 2023 betreft. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat de bedreiging met de woorden:
“Jullie kunnen vanaf nu hier 24/7 politie in de straat neerzetten want ik ga de buurvrouw vermoorden!”in de richting van [slachtoffer 2] is geuit dan wel haar heeft bereikt en zal verdachte van dit feit vrijspreken.
3.3.2
Bewijs voor feit 3 onder parketnummer 03.050204.23 en de feiten onder parketnummer 03.194353.23
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bewijsmiddelen onder parketnummer 03.050204.23 [1]
Feit 3:
[slachtoffer 3] verklaart in een verhoor [2] zakelijk weergegeven onder meer:
Op zaterdag, 18 februari 2023, tussen ongeveer 17.30 uur en 17.45 uur is er een conflict tussen mij en mijn vriend [verdachte] ontstaan. Mijn dochter heeft een bord tegen haar knie gekregen waardoor er letsel ontstond.
Mijn vriend [verdachte] werd boos op mij omdat ik op bed lag. Hij kwam naar boven met een bord, met eten, in zijn hand en stampte daarmee de deur van onze slaapkamer eruit. Daardoor vloog de deur uit zijn scharnier. Ik zag dat [verdachte] het bord in mijn richting gooide, ik kan mij niet meer herinneren hoe hij het bord gooide. Ik zag dat het bord tegen de knie van mijn dochter van zeven jaar terechtkwam en ik zag dat het bord kapot sprong tegen haar knie. Door de deze klap ontstond er een wond op de knie van mijn dochter. Mijn dochter gaf aan dat zij pijn aan haar knie had. Ik zag dat er bloed op mijn bed en op de muur zat.
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [3] relateren zakelijk weergegeven als volgt:
Op zaterdag 18 februari 2023 waren wij verbalisanten belast met de noodhulpdienst. Die dag ontvingen wij het bericht van de meldkamer dat er (dringend) politie interventie gewenst was in Well (Limburg), [adres 1] in verband met een conflict in die woning. In de woning troffen wij aan [verdachte] (hierna: [verdachte] ) en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ). In tranen en hevig geëmotioneerd hoorde ik, [verbalisant 1] , [slachtoffer 3] zeggen dat:
- zij samen met haar dochter, zij heet [slachtoffer 4] , op de slaapkamer op bed zat;
- haar dochter [slachtoffer 4] 7 jaar oud is;
- [verdachte] opzettelijk een bord (met friet) naar haar ( [slachtoffer 3] ) had gegooid;
- dit bord vervolgens gebarsten was;
- haar dochter [slachtoffer 4] hierbij letsel aan haar been had opgelopen.
Op 18 februari 2023 werd dochter [slachtoffer 4] opgehaald bij [naam 2] . In de woning heb ik, [verbalisant 1] , enkele foto’s gemaakt van het letsel van dochter [slachtoffer 4] . [4]
Het meldformulier Veilig Thuis [5] vermeldt o.a. – voor zover van belang – het volgende:
Achternaam: [slachtoffer 4]
Voornamen: [slachtoffer 4]
Geboren: [geboortedatum 2] 2015
Kind van [slachtoffer 3]
Bewijsoverweging
De verdachte heeft door het gooien van een bord in de richting van [slachtoffer 3] , terwijl haar dochter naast haar op bed zat, de aanmerkelijke kans aanvaard dat het bord kapot zou gaan en letsel of pijn zou kunnen veroorzaken aan de dochter.
Bewijsmiddelen onder parketnummer 03.194353.23 [6]
Feit 1:
De aangifte van [slachtoffer 1] [7] vermeldt zakelijk weergegeven onder meer:
Ik doe aangifte van huisvredebreuk.
Op 26 december 2022 was ik thuis in mijn woning gelegen aan de [adres 2] te Well. Mijn woning heeft aan de voorzijde twee deuren, één voordeur en één deur die gebruikt wordt als 'achterdeur'. Deze achterdeur is nooit afgesloten als ik thuis ben. Omstreeks 17.50 uur stond de buurman [verdachte] met zijn voertuig voor mijn huis. Hij zei dat mijn moeder naar buiten moest komen. Mijn oma riep naar [verdachte] dat mijn moeder niet naar buiten zou komen. Ik hoorde [verdachte] roepen: ''Dan kom ik naar binnen.'' Ik hoorde de achterdeur openen en iemand de woning binnen stappen. Ik stond op en liep in de richting van de keuken. Ik zag dat [verdachte] in de keuken stond. Ik liep naar [verdachte] toe om hem te zeggen dat hij de woning moest verlaten. Ik vorderde hem wel 10 keer om mijn woning te verlaten. Ik zag dat [verdachte] in de keuken bleef staan en geen gehoor gaf aan mijn vorderingen. Doordat [verdachte] niet luisterde, ben ik steeds dichter op hem gaan staan om hem zo te dwingen de woning te verlaten. Hij verliet uiteindelijk de woning.
De aangifte van [slachtoffer 2] [8] vermeldt zakelijk weergegeven onder meer:
Op 26 december 2022, was ik in de woning van mijn dochter, genaamd [slachtoffer 1] . Ik hoorde dat een auto aan de voorzijde van de woning stopte. Ik hoorde geschreeuw en herkende de stem als de stem van [verdachte] . Ik hoorde dat [verdachte] riep dat ik naar buiten moest komen. Ik hoorde dat mijn moeder naar [verdachte] riep dat ik niet naar buiten zou komen. Ik hoorde dat [verdachte] riep: ''Dan kom ik naar binnen''. Ik zag dat [verdachte] in de woning stond en gehaast op mij af kwam lopen. Ik zag dat mijn dochter naar [verdachte] toe liep en hem meermaals vorderde om haar woning te verlaten.
De verdachte heeft tijdens de zitting van 8 maart 2024zakelijk weergegeven onder meer het volgende verklaard:
De moeder van de buurvrouw bemoeit zich met onze kinderen. Zij haalt het bloed
onder mijn nagels vandaan. Dit speelt al 2 jaar.
Bewijsoverweging
De vraag of er wederrechtelijk is binnengetreden zal in beginsel moeten worden beantwoord op basis van de verhouding tussen partijen. De verdachte had in dit geval, gelet op feit dat er al lange tijd een burenruzie speelde, moeten weten dat hij niet welkom was en dat hij aldus wederrechtelijk de woning van [slachtoffer 1] is betreden, door via de niet afgesloten achterdeur naar binnen te lopen, zonder uitnodiging daartoe. De verklaring van de verdachte over het naar binnen wuiven vindt tevens geen steun in andere bewijsmiddelen, waardoor de rechtbank aan die verklaring van de verdachte voorbij gaat.
Feit 2:
  • De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van
  • De aangifte van [slachtoffer 2] .
Feit 3:
  • De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van
  • De aangifte van [slachtoffer 2] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 3, onder parketnummer 03.050204.23:
op 18 februari 2023 te Well L, gemeente Bergen (L) een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, [slachtoffer 4] , heeft mishandeld door een bord in de richting van voornoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] te gooien, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft opgelopen;
Feit 1, onder parketnummer 03.194353.23:
op 26 december 2022 te Well L, gemeente Bergen, in de woning, gelegen aan de [adres 2] , [postcode] , Well, bij een ander, te weten bij [slachtoffer 1] , in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
Feit 2, onder parketnummer 03.194353.23:
op 13 januari 2023 te Well L, gemeente Bergen (L) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met zijn hand een schietende beweging te maken en door met zijn hand een snijdende beweging te maken langs zijn hals;
Feit 3, onder parketnummer 03.194353.23:
op 26 december 2022 te Well L, gemeente Bergen (L) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
- brandstichting,
door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek je huis in de brand".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het/de volgende strafbare feit/en op:
Feit 3, onder parketnummer 03.050204.23:
mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin
Feit 1, onder parketnummer 03.194353.23:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
Feit 2, onder parketnummer 03.194353.23:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 3, onder parketnummer 03.194353.23:
bedreiging met brandstichting
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 64 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die heeft geadviseerd;
  • een taakstraf voor de duur van 140 uur, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft bij de formulering van zijn strafeis rekening gehouden met het taakstrafverbod, het strafblad van de verdachte en de richtlijnen van het openbaar ministerie. Voorts heeft de officier van justitie acht geslagen op het reclasseringsrapport en heeft hij oog voor de stappen die de verdachte al heeft gezet.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht te volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest en een taakstraf te matigen tot
70 à 80 uur. Daartoe heeft hij aangevoerd dat alles wat er is gebeurd heeft te maken met een burenruzie. De verdachte wordt continu gevolgd en in de gaten gehouden door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hiervoor wijst de verdediging ook op het reclasseringsrapport en hetgeen de getuige [getuige] van de William Schrikker Stichting ter terechtzitting heeft verklaard. De verdachte is bereid zich aan de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te houden. Hij is hard aan zichzelf aan het werken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich, mede onder invloed van drank, schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 4] , de dochter van zijn vriendin. De verdachte heeft letsel en pijn bij haar veroorzaakt, door een bord in de richting te gooien van haar moeder, terwijl zij naast haar moeder op bed zat. Door dit bord te gooien heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat letsel en pijn bij een van hen zou ontstaan. De verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het kind en haar pijn toegebracht. Thuis is bij uitstek een plek waar een kind zich veilig zou moeten kunnen voelen en dat is voor [slachtoffer 4] die dag niet het geval geweest.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk bij [slachtoffer 1] , zijn buurvrouw, en bedreigingen van [slachtoffer 2] , de moeder van zijn buurvrouw. Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat het gaat om een burenruzie die al jaren speelt. Dit neemt niet weg, dat de verdachte met zijn handelen een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] en haar angst heeft aangejaagd.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een mishandeling en bedreiging. De reclassering heeft omtrent de persoon van de verdachte op 27 oktober 2023 een rapport uitgebracht. Hieruit blijkt het belang van het voortzetten van de contacten met MET ggz. De verdachte geeft ook aan dat hij bereid is zich aan de voorwaarden te houden. Na de schorsing van de voorlopige hechtenis bij de rechter commissaris is de verdachte aan zichzelf gaan werken, is hij al langere tijd clean (met een paar terugvallen) en zijn de verdachte en zijn gezin verhuisd, waardoor het gezin in rustiger vaarwater terecht is gekomen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een positieve ontwikkeling.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een taakstraf voor de duur van 200 uur waarvan 100 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Gelet op het advies van de reclassering acht de rechtbank het van belang dat de verdachte passende begeleiding en behandeling krijgt en zal zij aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering is geadviseerd.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 310,00 aan immateriële schade terzake van feit 1 onder 03.194353.23. De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.000,00 aan immateriële schade terzake van feit 2 onder parketnummer 03.050204.23 en feiten 2 en 3 onder parketnummer 03.194535.23.
Zij vorderen hierbij tevens de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van [slachtoffer 2] geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voor de vordering van [slachtoffer 1] ziet de officier van justitie geen mogelijkheden tot toewijzing. Er is geen sprake van een uitzonderlijk geval waarin aantasting van de persoon kan worden aangenomen. De officier van justitie verzoekt de vordering van [slachtoffer 1] niet ontvankelijk te verklaren.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging wijst ten aanzien van het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer 2] op de eigen schuld van [slachtoffer 2] en stelt zich op het standpunt dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Niet vastgesteld kan worden wie nu precies het slachtoffer is, nu er over en weer van alles is gebeurd. Dit blijkt ook uit hulpverlening die is ingezet. Dat er bedreigingen vanuit verdachtes kant zijn geweest, blijkt uit het dossier. Maar ook vanuit de andere kant zijn er dingen gebeurd, de verdachte is dan alleen niet de persoon om aangifte te doen of camera’s in en om het huis op te hangen om bewijs te verzamelen. In het kader van een schadevergoeding dient in dit geval dan ook alles civielrechtelijk bekeken te worden.
Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat de vordering tot immateriële schadevergoeding van [slachtoffer 1] niet aan de orde is.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor een behandeling in het strafgeding. Er speelt veel meer dan enkel de bewezenverklaarde bedreigingen. Niet vast te stellen is welke bedreigingen voor welke schade hebben gezorgd. Zeker niet nu de verdachte voor een van de ten laste gelegde bedreigingen wordt vrijgesproken. Een beoordeling van de vordering vergt ook een onderzoek naar de vraag of, en zo ja in hoeverre, er sprake is van eigen schuld bij [slachtoffer 2] . De rechtbank zal daarom de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet zonder meer vastgesteld kan worden dat [slachtoffer 1] op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank zal derhalve ook de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 138, 285, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreektde verdachte
vrijvan de onder 03.050204.23 ten laste gelegde feiten 1 en 2;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:

Meldplicht bij de reclassering

a. de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij SVG Reclassering Limburg op het adres Wilhelminaplein 26, 6041CE Roermond (telefoonnummer 0475-786730, optie 2). De veroordeelde blijft zich melden zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Gedragsinterventie agressiebeheersing
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie de Borg of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
de veroordeelde laat zich, indien de reclassering het nodig acht, behandelen door de verslavingszorg Vincent van Gogh of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig acht.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek.
Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
Ambulante begeleiding
de veroordeelde laat zich ambulant begeleiden door MET ggz of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De ambulante begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de ambulante begeleiding.
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
[slachtoffer 2]
  • bepaaltdat de benadeelde partij
    [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkis in de
    vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 1]
  • bepaaltdat de benadeelde partij
    [slachtoffer 1] niet-ontvankelijkis in de
    vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.G. Peters, voorzitter, mr. L. Bastiaans en mr. B. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M.N.F. Roelofs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 maart 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. 03-050204-23 feit 1:
hij op of omstreeks 18 februari 2023 te Well L, gemeente Bergen (L) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [slachtoffer 3] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een bord in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. 03-050204-23 feit 2:
hij op of omstreeks 18 februari 2023 te Well L, gemeente Bergen (L) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Jullie kunnen vanaf nu hier 24/7 politie in de straat neerzetten want ik ga de buurvrouw vermoorden!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
T.a.v. 03-050204-23 feit 3:
hij op of omstreeks 18 februari 2023 te Well L, gemeente Bergen (L) een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, [slachtoffer 4] , heeft mishandeld door een bord tegen de knie, althans het lichaam van die [slachtoffer 4] te gooien en/of een bord in de richting van voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] te gooien, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft opgelopen;
T.a.v. 03-194353-23 feit 1:
hij op of omstreeks 26 december 2022 te Well L, gemeente Bergen, althans in Nederland,
in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen aan [adres 2] , [postcode] , Well, bij een ander, te weten bij [slachtoffer 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen
T.a.v. 03-194353-23 feit 2:
hij op of omstreeks 13 januari 2023 te Well L, gemeente Bergen (L) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met zijn hand een schietende beweging te maken en/of door met zijn hand een snijdende beweging te maken langs zijn hals;
T.a.v. 03-194353-23 feit 3:
hij op of omstreeks 26 december 2022 te Well L, gemeente Bergen (L) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- brandstichting,
door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek je huis in de brand", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2351-2023026769, gesloten d.d. 20 februari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 38.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 februari 2023, pg. 3.
3.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , d.d. 19 februari 2023, pg. 7-8.
4.Fotoblad d.d. 19 februari 2023, pg. 20-21.
5.Meldformulier Veilig Thuis door [verbalisant 1] d.d. 18 februari 2023, pg. 9-10.
6.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023000815, gesloten d.d. 5 juli 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 31.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 30 december 2022, pg. 6.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 30 december 2022, pg. 9-10.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 13 januari 2023, pg. 11-12.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 30 december 2022, pg. 9-10.