Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Wonen Limburg en de bewindvoerder van een onderbewindgestelde huurder. De vordering van Wonen Limburg betrof de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de onderbewindgestelde, die een huurachterstand had van € 4.336,79. De kantonrechter oordeelde dat de huurschuld sinds de aanvraag voor schuldhulpverlening niet was opgelopen, en dat het woonbelang van de huurder zwaarder woog dan het belang van Wonen Limburg bij ontruiming. De kantonrechter weegt daarbij de stabiele financiële situatie van de huurder en de impact van ontruiming op de omgangsregeling met zijn kinderen mee. De kantonrechter concludeert dat ontbinding en ontruiming niet noodzakelijk zijn om de huurachterstand te innen, en wijst de vorderingen van Wonen Limburg tot ontbinding en ontruiming af. Wel wordt de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten, in totaal € 4.942,60, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.