ECLI:NL:RBLIM:2024:1321

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
10808981/CV/23-5811
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en de gevolgen voor ontruiming in het kader van schuldsanering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Wonen Limburg en de bewindvoerder van een onderbewindgestelde huurder. De vordering van Wonen Limburg betrof de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de onderbewindgestelde, die een huurachterstand had van € 4.336,79. De kantonrechter oordeelde dat de huurschuld sinds de aanvraag voor schuldhulpverlening niet was opgelopen, en dat het woonbelang van de huurder zwaarder woog dan het belang van Wonen Limburg bij ontruiming. De kantonrechter weegt daarbij de stabiele financiële situatie van de huurder en de impact van ontruiming op de omgangsregeling met zijn kinderen mee. De kantonrechter concludeert dat ontbinding en ontruiming niet noodzakelijk zijn om de huurachterstand te innen, en wijst de vorderingen van Wonen Limburg tot ontbinding en ontruiming af. Wel wordt de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten, in totaal € 4.942,60, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10808981 \ CV EXPL 23-5811
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
STICHTING WONEN LIMBURG,
te Roermond,
eisende partij,
hierna te noemen: Wonen Limburg,
gemachtigde: Hafkamp Groenewegen Gerechtsdeurwaarders,
tegen
CENSUS BEHEER B.V. IN DIENS HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE GELDEN EN GOEDEREN VAN [onderbewindgestelde],
te Oostrum,
gedaagde partij,
hierna te noemen: (de bewindvoerder van) [onderbewindgestelde] ,
gemachtigde: mr. M.J.W. van Rooij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 30 januari 2024
- de akte namens de bewindvoerder van [onderbewindgestelde]
- de akte namens Wonen Limburg.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[onderbewindgestelde] huurt van Wonen Limburg een woning gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] .
2.2.
[onderbewindgestelde] heeft een achterstand in de betalingen van de huur laten ontstaan. De totale achterstand is € 4.336,79.
2.3.
Wonen Limburg heeft op 25 januari 2021 een vroegsignalering schulden gedaan bij de [gemeente] , conform haar wettelijke verplichting.
2.4.
Sinds 1 oktober 2022 staat [onderbewindgestelde] onder bewind. Vanaf november 2022 betaalt de bewindvoerder van [onderbewindgestelde] de lopende huurverplichtingen en is er geen nieuwe achterstand ontstaan.
2.5.
De bewindvoerder van [onderbewindgestelde] heeft [onderbewindgestelde] op 9 februari 2023 aangemeld voor schuldhulpverlening bij de [gemeente] .
2.6.
Wonen Limburg heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het schuldhulpverleningstraject van de [gemeente] .
2.7.
Bij brief van 8 februari 2024 heeft de [gemeente] aan Wonen Limburg laten weten een dwangakkoord te zullen aanvragen, welke aanvraag bij afwijzing daarvan wordt omgezet in een aanvraag WSNP.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Limburg vordert samengevat het volgende:
- ontbinding van de huurovereenkomst tussen [onderbewindgestelde] en Wonen Limburg en de bewindvoerder van [onderbewindgestelde] te veroordelen over te gaan tot ontruiming van de woning,
- de bewindvoerder van [onderbewindgestelde] te veroordelen tot betaling van de huurachterstand ad
€ 4.336,79, vermeerderd met rente, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 605,81,
- de bewindvoerder van [onderbewindgestelde] te veroordelen tot betaling van huur ad € 580,13 per maand tot aan de ontbinding, alsmede in het kader van schadevergoeding € 580,13 per maand vanaf de ontbinding tot aan de dag van ontruiming,
- de bewindvoerder van [onderbewindgestelde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De bewindvoerder van [onderbewindgestelde] voert verweer. De bewindvoerder van [onderbewindgestelde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Wonen Limburg.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Namens Wonen Limburg is gesteld dat de ontbinding en ontruiming wordt gevorderd wegens de huurachterstand. Het betreft een oplopende huurachterstand terwijl het schuldhulpverleningstraject al lopende was. Volgens Wonen Limburg is de huurachterstand in die periode opgelopen van € 1.510,10 tot € 4.336,79. Om die reden wenst Wonen Limburg niet mee te werken aan het schuldsaneringstraject. Volgens Wonen Limburg wil zij enkel meewerken als er gesaneerd wordt ten aanzien van het bedrag ad € 1.510,10 en blijft de overige vordering staan, hetgeen de bewindvoerder van [onderbewindgestelde] , los van de schuldsanering, dient af te lossen.
Ook vanwege het uitblijven van informatie met betrekking tot het schuldsaneringstraject en een afbetalingsregeling is Wonen Limburg overgegaan tot deze procedure.
4.2.
De bewindvoerder van [onderbewindgestelde] heeft een en ander betwist. Op het moment van de aanvraag schuldhulpverlening in februari 2023 was de huurachterstand € 4.336,79. Echter, de huurachterstand is sinds november 2022 niet meer opgelopen. Dat het traject lang heeft geduurd werd mede veroorzaakt door een privéschuld waarover de gemeente een beslissing moest nemen. De gemeente heeft besloten dat deze schuld niet kan worden meegenomen, nu er onvoldoende vastligt met betrekking tot het aangaan van die schuld.
Het is hoogst opmerkelijk dat Wonen Limburg tijdens een lopende aanvraag schuldhulp een procedure als deze start.
De bewindvoerder van [onderbewindgestelde] vraagt om de vorderingen af te wijzen, mede gelet op de belangen van [onderbewindgestelde] . [onderbewindgestelde] heeft een omgangsregeling met zijn kinderen en indien hij geen (voor de kinderen) geschikte woonruimte heeft, zal hij die omgangsregeling niet mogen uitvoeren.
De peildatum van de schuld.
4.3.
Wonen Limburg hecht veel waarde aan het feit dat, volgens haar, de huurschuld is opgelopen terwijl de schuldhulpbemiddeling liep. Volgens Wonen Limburg heeft er op 8 februari 2022 een intake plaatsgevonden met [onderbewindgestelde] met betrekking tot zijn schulden en die datum is de peildatum. Met andere woorden, er is geruime tijd na de start van het saneringstraject niet gezorgd voor betaling van de lopende huur. Dat mag niet beloond worden, zo begrijpt de kantonrechter, door de schuld die na aanvang van de schuldhelpbemiddeling is ontstaan mee te nemen in de sanering.
Volgens [onderbewindgestelde] is er pas op 9 februari 2023 een schuldsaneringsaanvraag gedaan en de huurachterstand is daarna niet meer opgelopen.
4.4.
De kantonrechter stelt als onvoldoende weersproken vast dat de huidige schuldsaneringsaanvraag dateert van 9 februari 2023. Deze aanvraag is door de bewindvoerder van [onderbewindgestelde] gedaan. Deze bewindvoerder was pas sinds oktober 2022 betrokken bij het dossier. Van een eerdere aanvraag schuldhulp is niet gebleken. Wat wel uit het dossier valt op te maken is dat Wonen Limburg een melding van de huurachterstand heeft gemaakt bij de [gemeente] in januari 2021. Dit betreft echter geen aanvraag schuldhulpverlening.
Dat er van een andere peildatum moet worden uitgegaan dan 9 februari 2023 is de kantonrechter dan ook niet gebleken. Voor de onderhavige procedure zal de kantonrechter er daarom vanuit gaan dat de totale schuld van [onderbewindgestelde] bij Wonen Limburg niet verder is opgelopen met ingang van het schuldhulpverleningstraject. Overigens is de schuld al sinds november 2022 niet verder opgelopen, toen de bewindvoerder net bij de zaak betrokken was.
De huurachterstand.
4.5.
Hoewel wellicht opmerkelijk voor een sociale woningbouwvereniging, staat het Wonen Limburg uiteraard vrij een procedure te starten met betrekking tot het gehuurde. Een schuldsaneringsaanvraag bij de gemeente staat daaraan niet in de weg.
4.6.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand € 4.336,79 bedraagt. De vordering met betrekking tot betaling van de huurachterstand zal daarom worden toegewezen.
4.7.
Wonen Limburg vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Wonen Limburg heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat Wonen Limburg een van btw vrijgestelde prestatie heeft verricht, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 605,81 toegewezen.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
4.336,79
- buitengerechtelijke incassokosten
605,81
+
totaal
4.942,60
Ontbinding en ontruiming.
4.9.
De ontbinding en ontruiming zijn gebaseerd op de ontstane huurachterstand. De kantonrechter stelt voorop dat iedere tekortkoming van een huurder van woonruimte in de nakoming van een van diens verbintenissen, de verhuurder bevoegd maakt de huurovereenkomst geheel of gedeeltelijk door de rechter te doen ontbinden. Gelet op de huurachterstand van bijna zes maanden, is in beginsel aan de vereisten voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurd voldaan.
4.10.
Dat zal enkel anders zijn indien de bewuste tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (art. 6:265 BW in verbinding met art. 7:221 lid 1 BW). De tekortschietende huurder zal in beginsel zelf een voldoende gemotiveerd beroep op (een van) de genoemde wettelijke uitzonderingen moeten doen, zij het dat de rechter in het bijzonder ten aanzien van de huur van woonruimte acht dient te slaan op de voor hem kenbare bijzondere omstandigheden van het geval, waaronder eventueel zelfs omstandigheden die zich na de tekortkoming voorgedaan hebben.
De rechter dient in ieder geval het woonbelang van de huurder in zijn beoordeling te betrekken. Bijzondere aandacht vraagt de positie van eventuele minderjarige kinderen die door een ontruiming getroffen zouden kunnen worden (Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind).
4.11.
Bij de weging van de zwaarte van de wanprestatie heeft de kantonrechter aan de kant van [onderbewindgestelde] in het bijzonder de volgende omstandigheden meegewogen:
[onderbewindgestelde] is een schuldsaneringstraject aangegaan. Sinds langere tijd (november 2022) wordt de lopende huur weer betaald. Nu er sinds oktober 2022 een bewindvoerder bij is betrokken, en er geen aanwijzingen zijn dat [onderbewindgestelde] zich aan het bewind zou willen onttrekken, is in voldoende mate gewaarborgd dat de huurbetalingen ook in de toekomst zullen worden voortgezet. De kantonrechter ziet daarom overigens geen grond nu een veroordeling voor betaling van toekomstige huurtermijnen uit te spreken.
4.12.
Wordt de huurovereenkomst ontbonden, dan komt [onderbewindgestelde] op straat te staan. De praktijk leert dat hij dan niet meer in aanmerking komt voor een sociale huurwoning in de regio. Daardoor wordt echter niet alleen [onderbewindgestelde] getroffen. [onderbewindgestelde] heeft een omgangsregeling met zijn kinderen, waarbij hulpverlening voor de ouders betrokken is. Om daar uitvoering aan te geven is een woning noodzakelijk. De kans dat deze omgangsregeling zal eindigen of drastisch zal verminderen bij toewijzing van de vordering van Wonen
Limburg is groot. [onderbewindgestelde] beschikt dan immers niet meer over een voor kinderen geschikte woning en de kans dat hij die - gelet op zijn financiële verleden – op korte termijn zal krijgen acht de kantonrechter klein. Ontbinding, gevolgd door ontruiming, treffen dan ook naar alle waarschijnlijkheid in ernstige mate de kinderen en het “family-life”.
4.13.
Aan de kant van Wonen Limburg speelt het evidente belang dat zij de huur moet kunnen innen. Wonen Limburg is een sociale verhuurder en de huurinkomsten zijn, naast de dekking van de kosten van verhuur, nodig om de bestaande huurwoningen op voldoende niveau te houden en de voorraad aan woningen uit te breiden. Zou zij niet nauwgezet toezien op het innen van huurachterstanden komen deze doelen in de knel of zou zij de huur extra moeten verhogen, waardoor de goedwillende huurder de dupe wordt van de slechte betalers.
4.14.
De kantonrechter betwijfelt echter of in dit geval de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming Wonen Limburg dichter bij haar doel, de huurachterstand innen, zullen brengen.
Voorop staat dat de lopende huur wordt betaald zodat de huurachterstand niet verder zal oplopen. Echter, de (vrees voor) ontbinding en ontruiming bij [onderbewindgestelde] maken niet dat de huurachterstand betaald zal worden. [onderbewindgestelde] heeft een akkoord getroffen met zijn schuldeisers – met uitzondering van Wonen Limburg – en kan niet met de verhuurder andere afspraken maken dan hij met de andere schuldeisers heeft gedaan. Als dwangmiddel gaat het dus niet werken. Daarnaast heeft [onderbewindgestelde] tijdens de mondelinge behandeling duidelijk gemaakt dat hij doende is een dwangakkoord te realiseren of, als dat niet zou lukken, gebruik zal maken van de WSNP. Ook dan zal Wonen Limburg wat betreft de inning van de huurachterstand mee moeten doen met de andere schuldeisers.
4.15.
Feit is ook dat een gedwongen verhuizing altijd extra kosten (denk aan inrichting, aansluitingskosten, waarborgsom etc.) met zich meebrengt waardoor financiële middelen niet gebruikt kunnen worden voor voldoening van bestaande schulden.
4.16. “
Kwade trouw” mag niet lonen. Daarin kan de kantonrechter Wonen Limburg goed volgen. Zoals hiervoor al werd overwogen voert Wonen Limburg als belangrijkste reden om deze procedure te starten aan dat de schuld is opgelopen ná de aanvraag schuldsanering bij de gemeente. Hiervoor heeft de kantonrechter reeds overwogen dat dit argument niet opgaat.
4.17.
Ook klaagt Wonen Limburg over het feit dat zij door de gemeente en de bewindvoerder onvoldoende op de hoogte is gehouden. De bewindvoerder heeft echter gewezen op het traject bij de [gemeente] , waarover zij Wonen Limburg heeft geïnformeerd. Dat de gemeente zo lang zou doen over het nemen van een beslissing valt haar niet te verwijten. Verder is het ook niet zo gek om niet steeds weer te melden “dat er niets te melden valt”, wat Wonen Limburg kennelijk wel had verwacht.
Kortom, het moge zo zijn dat de communicatie beter had gekund, een zwaarwegend element in de weging van de ernst van de wanprestatie van [onderbewindgestelde] vindt de kantonrechter het niet.
4.18.
Al met al acht de kantonrechter in dit geval het woonbelang van [onderbewindgestelde] groter dan het belang van Wonen Limburg om te ontbinden en te ontruimen.
De vorderingen aangaande de ontbinding en ontruiming zal de kantonrechter daarom afwijzen.
Proceskosten
4.19.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder van [onderbewindgestelde] om aan Wonen Limburg te betalen een bedrag van € 4.942,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.336,79, met ingang van 20 november 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.
DT