3.3Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 03/170687-23
Door de meldkamer van de politieregio Limburg werd (op 10 juli 2023 rond 22.15 uur) een politie-eenheid naar de [straat 1] te Venlo gestuurd. Aldaar zou een man, een andere man aan het slaan en aan het schoppen zijn terwijl een van de mannen op de grond lag. Ter plaatse aangekomen lag er een persoon op de grond met een bebloed gezicht. De man schreeuwde het uit van de pijn. Ineens kwam er een andere man aan fietsen. Omstanders gaven aan dat het de verdachte was. De man werd staande gehouden. Bij het vaststellen van de identiteit van de man bleek het te gaan om de later genoemde verdachte [verdachte] .
Gezien het bovenstaande, werd [verdachte] aangehouden.
Getuige [naam 5]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 10 juli 2023 fietste ik in het centrum van Venlo. Ik hoorde dat mensen ruzie aan het maken waren. Ik fietste er naartoe. Ik zag een persoon een andere persoon slaan. In eerste instantie sloeg hij de persoon. Toen viel hij op de grond. Ik zag toen dat de persoon hem bleef schoppen. Ik zag dat hij het slachtoffer ongeveer 3 of 4 keer in zijn gezicht schopte. Ik begon te schreeuwen: “Stop! Stop!”. Ik zag dat de persoon stopte met schoppen. Ik zag dat de persoon die vermoedelijk de mishandeling heeft gepleegd enige tijd later is aangehouden door de politie.
[naam 1]heeft aangifte gedaan van (zware) mishandeling gepleegd op 10 juli 2023 te Venlo en heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben vanavond flink mishandeld door [verdachte] . Ik had 10 euro uitgeleend aan [verdachte] . Ik vroeg hem of ik het geld terug mocht hebben en ineens begon hij mij te slaan. Ik zag en voelde dat hij mij in mijn gezicht sloeg. Ik ben meerdere malen op mijn hoofd geslagen. Door de klappen op mijn hoofd ben ik achterover gevallen. Toen ik op de grond lag schopte [verdachte] mij met harde kracht tegen mijn rechter bovenbeen, tegen mijn ribbenkast en hij schopte meerdere keren tegen mijn gezicht. Ik ben één of twee keer tegen mijn hoofd geschopt. Ik voelde direct pijn aan mijn hoofd door deze klappen. Ik heb heel veel pijn aan mijn hoofd en aan mijn ribben. De dokter heeft mij gezegd dat ik mijn ribben aan de linkerkant heb gebroken. Er was de tussenkomst van een voorbijganger nodig om [verdachte] te doen stoppen. De locatie waar [verdachte] mij op 10 juli 2023 heeft geslagen en geschopt was achter de fietsenstalling op het [plein] in Venlo.
De verdachteheeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik had ruzie met een vriend, genaamd [naam 1] . Hij sloeg mij een paar keer op mijn oog. Toen ben ik een beetje geflipt en heb ik hem op de grond geslagen. Ik heb hem ongeveer 10 tot 15 keer geslagen. De meeste slagen waren op zijn achterhoofd. Ik heb hem een harde klap op zijn kaak gegeven. Toen ik begon te slaan ging dit wel hard. Ik probeerde hem knock-out te slaan.
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 10 juli 2023 in Venlo [naam 1] tegen zijn hoofd heeft geslagen en getrapt en dat hij hem tegen zijn ribben en het (rechter) bovenbeen heeft getrapt.
Uit de medische informatie blijkt dat [naam 1] een aantal gebroken ribben had en dat er een laceratie in zijn gezicht was. Gebroken ribben an sich vormen geen zwaar lichamelijk letsel zoals bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht, nu dit soort letsel doorgaans vanzelf -zonder ingrijpend medisch handelen- weer geneest. Van een dergelijk ingrijpend medisch handelen, zoals een operatie, is niet gebleken. Een ontsierend litteken in het gezicht kan wel gekwalificeerd worden als zwaar lichamelijk letsel. In deze zaak ontbreekt echter bewijs dat hiervan sprake is, nu het dossier enkel medische informatie en foto’s van vlak na het gebeuren bevat en niet van enkele maanden daarna. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, wel bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het lichaam is en dat één harde trap of slag tegen het hoofd al tot ernstig letsel kan leiden. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte meerdere malen tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer heeft geslagen en getrapt, ook terwijl het slachtoffer al op de grond lag. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte door zijn gedragingen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door de slagen en trappen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Met name het trappen tegen het hoofd van het slachtoffer, onder meer ook toen hij weerloos op de grond lag, is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard.
Daarom acht de rechtbank het opzet, in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen.
In de zaak met parketnummer 03/292161-19
De rechtbank acht de volgende feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal, omdat de verdachte deze feiten heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1: poging zware mishandeling [naam 2]
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] van 8 december 2019;
- de verklaring van de verdachte bij de politie van 8 december 2019.
De verdachte heeft een portier die hem de toegang weigerde tot een café een kopstoot gegeven. Op de beelden is te zien dat deze dermate hard was dat het hoofd van de portier de andere kant op bewoog. Op de foto genomen vlak na het gebeuren is al een dikke wenkbrauw en een behoorlijk blauw oog te zien. Door het uitdelen van een dermate krachtige kopstoot heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de portier daardoor zwaar lichamelijk zou oplopen.
- het proces-verbaal van aanhouding van 8 december 2019;
- de verklaring van de verdachte bij de politie van 8 december 2019.
Feit 3: belediging ambtenaar
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] van 8 december 2019;
- het proces-verbaal van aanhouding van 8 december 2019;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
In de zaak met parketnummer 03/040422-20
Getuige [naam 7]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op zaterdag 1 februari 2020 zijn wij met de trein naar Venlo gekomen. Ik had met [verdachte] afgesproken. Ook zouden er twee vriendinnen, genaamd [naam 9] en [naam 10] , meegaan. [verdachte] heeft ons drieën opgehaald. We zijn vervolgens naar het huis van [naam 11] gegaan aan de [straat 2] te Venlo. Ik was in slaap gevallen en plotseling werd ik wakker door geschreeuw van [naam 11] tegen [naam 9] . [verdachte] stond op en ik zag dat hij [naam 9] met de vlakke hand in haar gezicht sloeg waardoor zij op de bank viel. Ik zag dat [naam 11] [naam 9] ook meermalen met de vlakke hand in haar gezicht sloeg. Ik zag dat [naam 11] [naam 9] in haar gezicht trapte. [naam 11] droeg op dat moment schoenen. Ik zag dat [naam 9] vol in haar gezicht werd geraakt. Ik hoorde haar het hierop hard uit schreeuwen van de pijn. [naam 9] stond te schreeuwen in de gang. Hierop rende [naam 11] en [verdachte] op [naam 9] af en kreeg een duw waardoor zij geleund tegen de trap hing. Ze werd door [verdachte] vastgehouden en [naam 11] sloeg haar wederom met de vlakke hand en ook de vuisten meerdere malen in haar gezicht.
De verdachteheeft – zakelijk weergegeven – ter terechtzitting het volgende verklaard:
Ik ben de ‘ [verdachte] ’ met wie [naam 7] had afgesproken. Zij had twee vriendinnen
meegenomen. We zouden gaan chillen. Ik heb ze op 1 februari 2020 opgehaald op het station te Venlo en vervolgens zijn we naar de [straat 2] [nummer 2] te Venlo gegaan. [naam 11] was daar ook.
[naam 9]heeft aangifte gedaan van mishandeling gepleegd op 2 februari 2020 te Venlo en heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 2 februari 2020 omstreeks 04:30 uur werd ik door twee jongens mishandeld. Ik was samen met twee vriendinnen, genaamd [naam 7] en [naam 10] , bij deze jongens, op de kamer van [naam 11] . Opeens schreeuwde [naam 11] dat ik een ‘vibekiller’ was en sprong hij op me. [naam 11] sloeg me met een vuist achter op mijn hoofd. Hij sloeg me twee keer op mijn hoofd. De andere jongen sloeg me met een vuist boven het oog. Ik werd meerdere keren op mijn hoofd en boven mijn oog geslagen. Ik liep de trap af en [naam 11] liep achter me aan. Toen begon hij me weer te slaan in de gang. Hij sloeg me weer met een vuist in mijn gezicht. Ik heb nu erg veel pijn aan mijn hoofd en boven mijn oog.
Getuige [naam 10]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op zaterdag om 23:30 uur (de rechtbank begrijpt: op 1 februari 2020) kwam ik samen met twee vriendinnen, genaamd [naam 7] en [naam 9] , aan bij een woning in Venlo. In de woning waren een oudere man (persoon 1) en een jongere man (persoon 2). [naam 7] had afgesproken met persoon 2. We zijn in de woning gaan chillen tot in de nacht van 2 februari 2020. Omstreeks 04:40 uur begon het conflict. Ik hoorde dat persoon 1 verbaal agressiever werd richting [naam 9] . Toen kwam persoon 2 op voor persoon 1. Hij stond op van het bed en begon haar te trappen en te slaan. Persoon 2 gaf als eerste een trap tegen [naam 9] . Hierna zag ik dat persoon 2 ging slaan richting haar gezicht. Ik zag dat [naam 9] ineengedoken op de bank zat en haar hoofd beschermde met haar handen en armen. Ik zag dat persoon 2 met links en rechts over en weer sloeg met zijn vuisten en platte handen. Persoon 1 kwam erbij en ging ook op eenzelfde manier slaan. Toen [naam 9] aanstalten maakte om naar boven te lopen, werd ze wederom aangevallen door persoon 1. Ik zag dat persoon 1 boven op haar dook. [naam 9] lag onder hem op de trap. Hij hield haar vast bij haar kraag en met de andere hand sloeg hij haar tegen haar gezicht.
Betrouwbaarheid verklaring getuige
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van de getuige [naam 7] onbetrouwbaar is nu deze niet overeenkomt met de aangifte. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij ziet geen redenen te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de getuige over het toegepaste geweld. Zowel aangeefster als de getuigen [naam 7] en [naam 10] hebben verklaard dat door de beide verdachten geweld is gebruikt. Volgens [naam 7] en [naam 10] bestond dit geweld uit slaan en trappen. Dat de verklaring van de getuige niet voor wat betreft alle geweldshandelingen overeen komt met de aangifte, maakt niet dat haar verklaring daardoor onbetrouwbaar is.
In de zaak met parketnummer 03/306940-20
[naam 12]deed namens
[bedrijf]aangifte van vernieling gepleegd op 3 december 2020 aan de [adres 2] te Venlo en heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik wens aangifte te doen van de vernieling van de deur van mijn appartement en huisvredebreuk in mijn appartement. Mijn woning is eigendom van Lebe wonen.
Op 3 december 2020 omstreeks 15.00 uur verliet ik mijn woning aan de Spoorstraat [nummer 4] in Venlo en sloot ik mijn deur. Op die dag om 19.00 uur kwam ik thuis. Ik liep mijn kamer binnen en zag dat de toegangsdeur geforceerd was. Ik zag dat het slot en de deur beschadigd waren. Toen ik mijn kamer op liep zag ik dat [verdachte] op mijn bank zat. Ik vroeg aan hem of hij direct mijn kamer wilde verlaten. Ik zag dat hij dit echter niet deed. Ik vroeg hem hierop nog een keer om weg te gaan. Ik zag dat hij dit pas deed toen de politie de straat in reed. Ik zag dat [verdachte] hierop de gang opliep en hij hier aangesproken werd door de politie. Hij werd door de politie aangehouden voor vernieling.
Getuige [naam 13]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 3 december 2020 zat ik in mijn woning aan de [adres 3] in Venlo op de bank. Omstreeks 18:40 uur werd er op mijn deur geklopt. Voor de deur stond een voor mij onbekende jongen. Ik vroeg aan hem of hij bij [naam 12] moest zijn, op kamer [nummer 3] . Ik hoorde dat die jongen zei: “Ja, [naam 12] .” Ik maakte mijn deur dicht. Vervolgens hoorde ik hard bonken op een deur. Ik hoorde de jongen die voor mijn deur had gestaan roepen: “Ik tel tot 10 en als je dan de deur niet open doet, trap ik de deur in.” Het bonken op de deur bleef aanhouden. De politie heeft de jongen vervolgens aangehouden.
Getuige [naam 14]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben woonachtig in het appartementencomplex aan de [adres 4] in Venlo . Ik zat vandaag omstreeks 18:45 uur in mijn kamer en hoorde hard gebonk. Ik deed de deur van mijn appartement open en zag dat er een man op de gang stond ter hoogte van kamer [nummer 4] . Ik zag dat de deur van deze kamer op een kiertje stond en ik zag dat de deur beschadigd was. Even later werd er op mijn deur geklopt. Toen ik opende zag ik dat de man voor mijn deur stond. Hij begon tegen mij te praten over de bewoonster van kamer [nummer 4] . Ik zag op dat moment dat de politie de gang op kwam en ik zag dat de politie hem aansprak.
Verbalisantenhebben met betrekking tot de aanhouding van de verdachte – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 3 december 2020, omstreeks 18.45 uur, kregen wij een melding van de meldkamer politie. Er zou een man de deur van de woning in het appartementencomplex gelegen aan de [adres 2] hebben vernield en nu in de woning staan. Wij waren in uniform gekleed en reden in een opvallend dienstvoertuig. Ter plaatse gingen wij naar de derde verdieping en zagen aldaar een man staan in het trappenhuis. Deze man was [verdachte] . [verdachte] werd op heterdaad aangehouden ter zake vernieling artikel 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht en huisvredebreuk artikel 138 Wetboek van Strafrecht.
In de zaak met parketnummer 03/024640-21
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van de ruit van de voordeur van de woning van zijn moeder. De rechtbank zal, omdat de verdachte dit feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] van 28 november 2020;
- het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 29 november 2020.
De verdachte heeft verklaard dat hij hard op het raam heeft geklopt en hard is blijven kloppen totdat het raam van de voordeur kapot ging. Hierdoor heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het raam daardoor stuk zou kunnen gaan.
De rechtbank acht op grond van het strafdossier niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ook opzet heeft gehad op het vernielen van de spiegel, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 03/204654-21
[naam 15]heeft aangifte gedaan van mishandeling gepleegd op 31 juli 2021 te Venlo en heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 31 juli 2021, omstreeks 16:55 uur, liep ik op de [straat 2] te Venlo. Ik voelde uit het niets een hele harde klap op mijn linkeroor. Ik voelde op dat moment een hevige pijn aan mijn linkeroor. Ik voelde met mijn hand aan mijn linkeroor en zag dat er bloed aan mijn hand zat. Verschrikt keek ik naar links en zag dat er een voor mij onbekende man bij mij stond. Ik zag dat er verder niemand bij mij in de buurt stond, dus alleen deze persoon heeft mij deze klap kunnen geven. Op het moment dat ik maar iets tegen hem kon zeggen liep hij weg in de richting van
het station te Venlo. Ik ben de man achterna gelopen en heb onmiddellijk de politie gebeld. De persoon die aangehouden is, is de persoon die mij op mijn oor geslagen heeft. Door de klap op mijn oor heb ik een klein sneetje in mijn oor.
De
medische informatievan
Forensische Geneeskunde GGD Limburg-Noordover het
letselonderzoekvan
[naam 4]op
3 augustus 2021vermeldt onder meer dat de huid van de linker oorschelp geschaafd was.
Verbalisantenhebben met betrekking tot de aanhouding van de verdachte – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 31 juli 2021 omstreeks 17:00 uur kregen wij de opdracht om te rijden naar de [straat 2] te Venlo. Aldaar zou een persoon dronken over straat lopen in de richting van het treinstation. Deze persoon zou hierbij willekeurige voorbijgangers mishandelen. Tijdens het aanrijden ontvingen wij de aanvullende informatie dat de genoemde persoon bij de shoarmazaak op het treinstation zou zitten. Wij zagen rechts naast de ingang van de shoarmazaak een man zitten. Ik, [naam 16] , herkende de persoon ambtshalve als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1998.
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte [naam 15] heeft mishandeld door hem te slaan.
Uit de medische informatie blijkt niet dat er sprake is van een blijvende pieptoon ten gevolge van de mishandeling. Nu niet vastgesteld kan worden dat het handelen van de verdachte zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, zal de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 03/159334-23
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een broek bij [winkelketen 1] . De rechtbank zal, omdat de verdachte dit feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van aangifte namens [winkelketen 1] van 29 juni 2023;
- het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 29 juni 2023.
Vrijspraakoverweging feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 2 tenlastegelegde wederspannigheid.
In de zaak met parketnummer 03/169186-23
[naam 17]deed namens
[winkelketen 2]aangifte van winkeldiefstal van een zak chips en een blikje drinken gepleegd op 10 juli 2023 te Venlo.
Verbalisantenhebben met betrekking tot de aanhouding van de verdachte – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 10 juli 2023 kregen wij het verzoek om te gaan naar de [straat 1] [nummer 5] in Venlo in
verband met een winkeldiefstal bij ' [winkelketen 2] '. Wij kregen vanuit het operationeel centrum het volgende signalement van de verdachte: Man, groen petje en een grijs joggingpak.
Ter plaatse zagen wij een man die voldeed aan het signalement. Wij zagen dat de man een blikje ice tea op de grond gooide. Wij zagen dat de man een blikje Red Bull en een blikje bier voor zich had staan. De verdachte had een zak chips bij zich. Deze zak chips was opengemaakt en de verdachte was er uit aan het eten.
Kort na het arriveren aan het bureau kregen wij een telefoontje van de betreffende
winkel. Deze deelde ons mee dat op de camerabeelden te zien was dat de man een blikje uit het schap pakte en vervolgens hiermee de winkel uitliep zonder te betalen.
Verbalisant [naam 18]heeft in de beschrijving van de camerabeelden – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
De filiaalleidster wenste aangifte te doen tegen een verdachte die wij voor de winkel
eerder op de dag hadden aangehouden terzake openbare dronkenschap. Dit betrof verdachte [verdachte] .
De filiaalleidster liet mij de beelden zien van maandag 10 juli 2023 om 14.28 uur. Ik zie dat de mij ambtshalve bekende verdachte [verdachte] de winkel binnen komt. Ik herkende de verdachte aangezien ik hem om 14.45 uur in dezelfde kleding voor de
winkel heb aangehouden. Ik zag dat hij meteen bij binnenkomst rechts van het pad een zak chips uit de dozen pakte. Ik zag dat hij deze zak chips aan de voorzijde in zijn broek stopte. Ik zag dat hij vervolgens doorliep. Ik zag dat hij in datzelfde pad
vervolgens een blikje drinken pakte en deze ook voor in zijn broek stopte. Dit blikje pakte hij uit de stelling of uit de winkelkar die voor de stelling stond. Ik zag dat hij vervolgens in één rechte lijn naar de kassa's liep waar hij de rij klanten passeerde en doorliep naar de uitgang. De verdachte heeft de zak chips en het blikje drinken nergens in de winkel achtergelaten en heeft zonder deze af te rekenen de winkel verlaten.
In de zaak met parketnummer 03/310841-23
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde belediging van de PI-medewerker, nu het dossier onvoldoende steunbewijs bevat voor de aangifte.