Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 maart 2024 in de zaak tussen
[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster
CZ Zorgkantoor B.V., verweerder
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
U ontvangt hier aparte correspondentie over. Hierin staat ook vermeld wat u kunt doen als u het niet eens bent met de beslissing die wij hebben genomen”. Van het opleggen van een terugbetalingsverplichting is in de brief van 8 november 2023 dus nog geen sprake. Bovendien is die betalingsverplichting gebaseerd, zo staat in de brief van 8 november 2023, op een derdenbeding in de zorgovereenkomst tussen verzoekster en de budgethouder. De aangekondigde rechtshandeling is daarom niet publiekrechtelijk van aard. Ook de aangekondigde terugvordering is daarom geen besluit. Dat geldt ook voor de mededelingen over de zorgovereenkomst(en) waarbij verzoekster zorgverlener is en de mededelingen over haar rol als gewaarborgde hulp. Op grond van het systeem van de Wlz vindt de besluitvorming daarover namelijk plaats tussen de budgethouder en het zorgkantoor. Als verweerder zorgovereenkomsten waarbij verzoekster als zorgverlener optreedt beëindigt of niet meer goedkeurt, dan leidt dat tot een besluit gericht aan een budgethouder waarin staat dat geen zorg mag worden ingekocht bij verzoekster. Een dergelijk besluit heeft verweerder inmiddels overigens genomen op 26 februari 2024. Als verweerder de rol van verzoekster als gewaarborgde hulp niet meer goedkeurt, dan kan dat uiteindelijk leiden tot een besluit gericht aan de budgethouder waarin staat dat het pgb wordt ingetrokken bij gebrek aan een gewaarborgde hulp die aan de voorwaarden voldoet.