ECLI:NL:RBLIM:2024:1290

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
C/03/328152 / KG ZA 24-60
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot medewerking aan verkoop en levering gezamenlijke woning in kort geding

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 20 maart 2024, heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Engwegen, vorderde dat de gedaagde zou meewerken aan de verkoop en levering van hun gezamenlijke woning, gelegen aan [adres] te [woonplaats X]. De partijen waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en waren in een echtscheidingsprocedure verwikkeld, waarbij de rechtbank eerder had bevolen tot verdeling van de gemeenschap. De woning stond nog op naam van beide partijen en was te koop aangeboden met de bedoeling de overwaarde te delen.

De eiser vorderde onder andere dat de gedaagde binnen twee dagen na betekening van het vonnis de koopovereenkomst zou ondertekenen en dat, indien zij dit niet deed, het vonnis in de plaats zou treden van haar handtekening. Tijdens de mondelinge behandeling trok de eiser enkele vorderingen in, maar de vorderingen tot medewerking aan de notariële levering en indeplaatsstelling bleven ter beoordeling over.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde niet was verschenen en dat verstek verleend werd. De rechter wees de vorderingen af, omdat de eiser niet had aangetoond dat er een rechtsgeldige koopovereenkomst was, aangezien de overeenkomst niet door de kopers was ondertekend. De rechter concludeerde dat er geen rechtens afdwingbare nakomingsvordering of leveringsverplichting bestond voor de gedaagde, waardoor de vorderingen ongegrond waren. Het vonnis werd openbaar uitgesproken door mr. R.J.M.G. Rulkens.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/328152 / KG ZA 24-60
Vonnis in kort geding van 20 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats X] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R. Engwegen te Echt,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats Y] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding met producties 1 tot en met 4;
 de e-mail van [eiser] van 12 maart 2024 met producties 5 en 6;
 de mondelinge behandeling
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum 1] 2007 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van [datum 2] 2023 is onder meer de echtscheiding uitgesproken met bevel om over te gaan tot verdeling van de gemeenschap.
2.3.
De gemeenschappelijke woning aan de [adres] te [woonplaats X] staat nog steeds op naam van beide partijen. Partijen zijn overeengekomen dat de woning aan een derde zal worden verkocht en de overwaarde bij helfte zal worden gedeeld. De woning is inmiddels met inschakeling van een makelaar te koop aangeboden.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert dat de Voorzieningenrechter voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] zal veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de koopovereenkomst betreffende de woning aan de [adres] te [woonplaats X] ten kantore van Peters & Jacobs Makelaars Taxateurs te ondertekenen;
II. zal bepalen dat, indien [gedaagde] niet binnen twee dagen na betekening van het in dezen vonnis de koopovereenkomst ondertekend heeft, dit vonnis in de plaats zal treden van haar handtekening onder (en parafen in) de koopovereenkomst;
III. [gedaagde] zal veroordelen om op eerste gezamenlijk verzoek van [eiser] en de koper(s), althans uiterlijk op 1 juli 2024, mee te werken aan de goederenrechtelijke levering van de woning, ten overstaan van de door de kopende partij aangewezen notaris;
IV. zal bepalen dat, indien [gedaagde] niet op verzoek van [eiser] en de koper(s), althans niet op 1 juli 2024, haar medewerking aan de goederenrechtelijke levering van de woning verleent, dit vonnis in de plaats zal treden van haar handtekening onder (en parafen in) de notariële akte;
V. zal bepalen dat met de verkoopopbrengst de hypothecaire lening wordt afgelost en alle met de verkoop samenhangende kosten worden voldaan, waarna de overwaarde bij helfte zal worden verdeeld.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] een door haar en door [gedaagde] ondertekende koopovereenkomst overgelegd en de vorderingen zoals hiervoor onder I, II en V weergegeven ingetrokken. Daarmee liggen thans enkel nog de hiervoor als III en IV weergegeven vorderingen tot medewerking aan de notariële levering en indeplaatsstelling ter beoordeling voor.
3.3.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het haar veel moeite heeft gekost om [gedaagde] te bewegen de koopovereenkomst te ondertekenen. Zij verwacht daarom dat [gedaagde] niet zal verschijnen bij de notaris met als gevolg dat de woning alsdan niet aan kopers kan worden geleverd en kopers zich in dat geval zullen terugtrekken.
3.4.
[gedaagde] is niet verschenen.

4.De beoordeling

Verstek
4.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen [gedaagde] verstek zal worden verleend.
4.2.
Is, zoals in het onderhavige geval, verstek verleend, dan wijst de voorzieningenrechter de vorderingen toe, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomen (artikel 139 Burgerlijke Rechtsvordering). De voorzieningenrechter zal de vorderingen als ongegrond afwijzen en legt hierna uit waarom.
4.3.
[eiser] heeft ter zitting aangevoerd dat sprake is van consumentkopers en dat haar belang bij de gevraagde voorziening erin is gelegen om te voorkomen dat de kopers zich terugtrekken. De voorzieningenrechter stelt evenwel vast dat de door eisers overgelegde koopovereenkomst enkel door [eiser] en [gedaagde] is ondertekend en niet door kopers. [eiser] heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat ondertekening door de aspirant kopers niet heeft plaatsgevonden en ook anderszins (nog) geen sprake is van een schriftelijke overeenstemming. Artikel 7:2 lid 1 BW bepaalt voor de verkoop van een woning aan consumentkopers – waarvan in dit geval sprake is – evenwel een schriftelijkheidseis waar aldus niet aan is voldaan. Dat betekent dat in de huidige omstandigheden geen sprake is van enige rechtens afdwingbare nakomingsvordering of koop en dat bijgevolg evenmin een leveringsverplichting bestaat voor [gedaagde] , zodat de vorderingen tot medewerking aan levering en indeplaatsstelling van het vonnis ongegrond zijn.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde] ,
5.2.
wijst de vorderingen af
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.M.G. Rulkens en in het openbaar uitgesproken op
20 maart 2024.
MS