ECLI:NL:RBLIM:2024:1290
Rechtbank Limburg
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot medewerking aan verkoop en levering gezamenlijke woning in kort geding
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 20 maart 2024, heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Engwegen, vorderde dat de gedaagde zou meewerken aan de verkoop en levering van hun gezamenlijke woning, gelegen aan [adres] te [woonplaats X]. De partijen waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en waren in een echtscheidingsprocedure verwikkeld, waarbij de rechtbank eerder had bevolen tot verdeling van de gemeenschap. De woning stond nog op naam van beide partijen en was te koop aangeboden met de bedoeling de overwaarde te delen.
De eiser vorderde onder andere dat de gedaagde binnen twee dagen na betekening van het vonnis de koopovereenkomst zou ondertekenen en dat, indien zij dit niet deed, het vonnis in de plaats zou treden van haar handtekening. Tijdens de mondelinge behandeling trok de eiser enkele vorderingen in, maar de vorderingen tot medewerking aan de notariële levering en indeplaatsstelling bleven ter beoordeling over.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde niet was verschenen en dat verstek verleend werd. De rechter wees de vorderingen af, omdat de eiser niet had aangetoond dat er een rechtsgeldige koopovereenkomst was, aangezien de overeenkomst niet door de kopers was ondertekend. De rechter concludeerde dat er geen rechtens afdwingbare nakomingsvordering of leveringsverplichting bestond voor de gedaagde, waardoor de vorderingen ongegrond waren. Het vonnis werd openbaar uitgesproken door mr. R.J.M.G. Rulkens.