ECLI:NL:RBLIM:2024:1284

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
03.176883.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens ontucht met minderjarig stiefkind

Op 20 maart 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige stiefdochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 13 december 2019 tot en met 19 april 2023 meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn stiefdochter, die op dat moment de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast is er een immateriële schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer en gedeeltelijk aan haar moeder.

De zaak werd behandeld op 6 maart 2024, waar de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar bestempeld, terwijl de verdediging vrijspraak voor een deel van de aanklachten bepleitte. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en gedetailleerd beoordeeld en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die onder invloed van alcohol en met een persoonlijkheidsstoornis handelde.

De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder immateriële schadevergoeding, toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, waarbij de rechtbank de vertrouwenspositie van de verdachte ten opzichte van het slachtoffer zwaar heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.176883.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.M. van Venrooij-Nieuwenhuis, advocaat kantoorhoudende te [plaatsnaam] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 maart 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ) en [benadeelde partij 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Zij zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. S.L.E. Hensen, advocaat kantoorhoudende te Urmond. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:in de periode van 13 december 2019 tot en met 19 april 2023 meerdere malen met zijn stiefdochter [benadeelde partij 1] ontucht heeft gepleegd bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die stiefdochter, terwijl zij de leeftijd van 12 jaren maar nog niet de leeftijd van 16 jaren had bereikt;
Feit 2:in de periode van 13 december 2019 tot en met 19 april 2023 meerdere malen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefdochter [benadeelde partij 1] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het seksueel binnendringen bij [benadeelde partij 1] bewezen, als ook de overige ontuchtige handelingen zoals tenlastegelegd onder feit 2. De verklaringen die [benadeelde partij 1] daarover heeft afgelegd zijn betrouwbaar, gelet op hun consistentie en gedetailleerdheid. De verklaring van verdachte vormt steunbewijs. De verklaring van de verdachte dat hij alle handelingen zoals tenlastegelegd zou hebben gepleegd behalve de penetratie met zijn penis, acht de officier van justitie niet aannemelijk.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw acht feit 2 bewezen. Ten aanzien van feit 1 heeft zij vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte met zijn penis het lichaam van [benadeelde partij 1] is binnengedrongen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Het
proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] [2] van 22 april 2023, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Het begon in het oude huis toen ik nog in groep 8 zat. Het is gestopt in februari 2023. Hij deed mij likken bij mijn vagina. Hij heeft mij gedwongen om hem te pijpen en af te trekken. Hij raakte mijn borsten, vagina en billen aan. Hij begon altijd eerst met zichzelf af te trekken. Daarna ging hij echt met zijn piemel langs mij, bij mijn billen en vagina. Hij wilde zijn piemel in mij stoppen en zette mij klem door zijn handen op mijn handen te doen zodat ik niets kon doen. Ik kon geen beweging maken. Eerst lukte het niet en daarna ging hij met dwang het steeds harder doen. Het lukte niet en ik deed mijn best om mijn benen dicht te knijpen en hij deed steeds harder zijn best om zijn ding in mij te stoppen. Toen lukte het wel om in mij te komen. Ik voelde wel die pijn. Hij heeft het vier keer geprobeerd en het is ook vier keer echt gelukt. De eerste keer deed ook het meest pijn, ook omdat dit de eerste keer van mijn leven was. Toen [verdachte] voor de eerste keer zijn piemel bij mij naar binnen deed was ik dertien jaar. Met dertien werd ik gedwongen met pijpen en deed hij mij likken.
Het
proces-verbaal van verhoor van de verdachte [3] van 28 juni 2023, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
V: Wat bij de vagina heb jij dan wel aangeraakt?
A: Schaamlippen, iets anders zit er toch niet? Ik heb geen boekje bijgehouden ofzo. V: Er is nog meer bij een vrouw, verschillende schaamlippen. Wat heb jij aangeraakt?
A: Alles, de binnenste, buitenste, de clitoris.
V: Wanneer was de laatste keer dat er iets seksueels tussen jullie is voorgevallen?
A: Dat was een zoensessie denk ik. Dat was twee of drie weken voor de verjaardag.
De
verklaring van de verdachte ter terechtzittingvan 6 maart 2024, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Het klopt dat ik [benadeelde partij 1] in die periode meermalen heb getongzoend, aan haar borsten, billen en vagina heb gezeten, ik haar vagina heb gelikt, en mijn penis tegen en langs haar vagina en billen heb gehouden en bewogen. Ik ben op haar lichaam klaargekomen. Ik ben een keer op de bank door [benadeelde partij 1] gepijpt. Ze moest mij aftrekken als ik in bed lag en Netflix keek. U vraagt mij waarom iemand zou zeggen dat er met de penis is binnengedrongen als dat niet zou zijn gebeurd. Ik weet niet waarom, het kan zijn dat zij dat zo heeft ervaren.
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen het onder feit 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich door het slachtoffer heeft laten pijpen, dat hij haar vagina heeft gelikt en haar heeft gevingerd. De verdachte heeft bij de politie daarover verklaard dat hij de binnenste en buitenste schaamlippen en de clitoris van [benadeelde partij 1] heeft aangeraakt. De rechtbank overweegt daartoe dat deze gedragingen volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad als ‘binnendringen van het lichaam’ worden aangemerkt, wat maakt dat die onderdelen dan ook wettig en overtuigend bewezen zijn.
Daarnaast heeft [benadeelde partij 1] verklaard dat de verdachte meerdere malen met zijn penis in haar vagina is geweest. [benadeelde partij 1] heeft op twee momenten verklaringen afgelegd die naar hun inhoud bezien zeer consistent zijn en in hoge mate van detail beschrijven wat haar is overkomen. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [benadeelde partij 1] en zal die dan ook in haar geheel tot het bewijs bezigen. De verklaring van de verdachte dat hij alle ontuchtige handelingen zoals ten laste zijn gelegd heeft gepleegd, maar voor wat betreft het penetreren met zijn penis werd weerhouden door zijn geweten, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Verder duidt de verklaring van de verdachte dat [benadeelde partij 1] enige handelingen als penetratie met de penis heeft kunnen ervaren erop dat de verdachte wel degelijk met zijn penis in haar vagina is geweest. Het met de penis langs haar vagina bewegen heeft [benadeelde partij 1] als andere handelingen, los van het binnendringen, opgevat, nu zij daarover expliciet, losstaand van het binnendringen, heeft verklaard. De rechtbank acht gelet op het voorgaande ook het binnendringen van het lichaam door vaginale penetratie met de penis dus bewezen.
Feit 2
De rechtbank volstaat ten aanzien van de bewijsmiddelen van feit 2 met een opgave overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dat feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de raadsvrouw ten aanzien van feit 2 geen vrijspraak heeft bepleit.
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd tijdens de zitting van 6 maart 2024;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
in de periode van 13 december 2019 tot en met 19 april 2023 in de gemeente Brunssum,
meermalen met [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[benadeelde partij 1] , terwijl die [benadeelde partij 1] een kind was dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin;
Feit 2
in de periode van 13 december 2019 tot en met 19 april 2023 in de gemeente Brunssum, meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, te weten [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] , door
- die [benadeelde partij 1] te (tong)zoenen en
- de borsten en billen en vagina van die [benadeelde partij 1] te betasten en aan te raken en
- aan de vagina van die [benadeelde partij 1] te likken en
- zijn penis tegen de vagina en billen van die [benadeelde partij 1] te duwen en te houden en zijn penis langs de vagina en billen van die [benadeelde partij 1] te bewegen en
- zich te laten aftrekken door die [benadeelde partij 1] en
- zichzelf af te trekken in het bijzijn van en klaar te komen op het lichaam van die [benadeelde partij 1] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Feit 2
ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
De psycholoog drs. F.M. Vuister heeft over de geestvermogens van de verdachte op 4 december 2023 een rapport uitgebracht. De in dat rapport vervatte bevindingen brengen drs. Vuister tot het advies dat de verdachte de feiten -mits bewezen- in verminderde mate zijn toe te rekenen.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen oplossing is voor het probleem. Zij acht een verplichte behandeling in het kader van een deels voorwaardelijke straf passender. Voor wat betreft feit 1 heeft zij nog aangevoerd dat er geen sprake was van dwang door de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte was 42 jaar toen hij begon met het plegen van ontucht met zijn destijds 12-jarige stiefdochter [benadeelde partij 1] . Gedurende een periode van bijna drieënhalf jaar heeft hij bij haar seksuele handelingen verricht. Zijn handelingen bestonden onder meer uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Hij heeft haar verder ertoe gezet seksuele handelingen bij hem te verrichten. Door zijn handelen, vaak onder de invloed van alcohol, heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van [benadeelde partij 1] op zeer ernstige wijze geschonden. Dergelijk misbruik leidt vaak tot grote en langdurige psychische gevolgen bij slachtoffers. Psychisch leed dat zij hun gehele leven met zich mee zullen dragen en waarvan zij in tal van levensfases last ondervinden. De verdachte heeft zijn eigen seksuele lusten gedurende vele jaren vooropgesteld en daarmee de gezonde seksuele ontwikkeling van [benadeelde partij 1] doorkruist en haar de kans ontnomen om zelf te beslissen met wie en op welk moment zij haar eerste seksuele contacten wilde hebben. [benadeelde partij 1] was stiefdochter van de verdachte en zij werd door haar moeder aan zijn gezag en zorg toevertrouwd op momenten dat zij niet thuis was. De verdachte heeft in ernstige mate de vertrouwenspositie die hij ten opzichte van [benadeelde partij 1] had misbruikt. Hij heeft het vertrouwen dat zowel [benadeelde partij 1] als haar moeder in hem stelden geschaad. Juist op de plek waar [benadeelde partij 1] zich veilig moest kunnen voelen, te weten thuis, heeft het misbruik plaatsgevonden.
Hoewel de verdachte grotendeels heeft bekend lijkt hij de ernst van hetgeen is voorgevallen op een aantal punten te bagatelliseren. Zo weerspreekt hij dat bij het misbruik sprake is geweest van dwang. Hoewel dwang geen bestanddeel vormt van de bewezenverklaarde feiten kan dit in strafverzwarende zin worden meegewogen. Onder meer het vastklemmen van handen en het openduwen van benen ziet de rechtbank als dwang, waarmee het misbruik gepaard is gegaan. Bovendien moest het de verdachte, uit de door hemzelf verklaarde omstandigheid dat [benadeelde partij 1] op twee of drie momenten huilde gedurende het misbruik, volstrekt duidelijk zijn geweest dat zij hetgeen hij met haar deed op geen enkele wijze wilde ondergaan. De rechtbank neemt dat alles in strafverzwarende zin mee en rekent dat de verdachte zwaar aan
De rechtbank is gelet op de ernst van de feiten van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan de aard en de ernst van de feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op voormeld psychologisch rapport van drs. F.M. Vuister. Daarin is geadviseerd de verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen, nu hij deze gepleegd heeft onder invloed van een alcoholstoornis, een parafiele (hebefile) stoornis en een persoonlijkheidsstoornis met borderlinetrekken. De rechtbank neemt dat advies over en zal de feiten in verminderde mate toerekenen aan de verdachte.
De reclassering heeft in haar rapport van 8 februari 2024 geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verbonden een vijftal voorwaarden gericht op de benodigde psychologische behandeling, met name ook om het forse alcoholmisbruik in te perken. De verdachte verblijft thans bij de dag- en nachtopvang van het [instelling] in [plaatsnaam] , ontvangt leefgeld en heeft weinig sociale contacten.
De rechtbank ziet in die omschrijving van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, mede gelet op de ernst van de feiten, aanleiding om een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en daaraan verbonden een viertal bijzondere voorwaarden. Die zijn: een meldplicht, ambulante behandeling met mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, een contactverbod met [benadeelde partij 1] , en het meewerken aan middelencontroles.
Bij het bepalen van zijn eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de persoon van de verdachte en zijn psychische problematiek. De rechtbank is echter van oordeel dat de strafeis onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de duur van de periode waarin deze zijn gepleegd en de gevolgen die dit handelen heeft gehad op [benadeelde partij 1] .
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren, een passende straf en zal zij de verdachte daartoe veroordelen. Aan het voorwaardelijk deel van de straf koppelt de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, met uitzondering van het vermijden van contact met minderjarigen. Die voorwaarde acht de rechtbank te ruim.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 17.500,- aan immateriële schade en € 50,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2023 tot de dag der algehele betaling. Bij toewijzing van enig bedrag verzoekt de benadeelde om de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte op te leggen.
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2023 tot de dag der algehele betaling. Bij toewijzing van enig bedrag verzoekt de benadeelde om de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de beide vorderingen geheel toewijsbaar en vordert tevens de verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[benadeelde partij 1]
De raadsvrouw heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van hoogstens € 3.000,- aangezien niet voldoende aannemelijk is gemaakt waaruit de aantasting in de persoon bestaat. Medische gegevens van behandelaars ontbreken. Ook zijn de gevorderde reiskosten niet deugdelijk gespecificeerd.
[benadeelde partij 2]
De raadsvrouw heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering aangezien niet is voldaan aan de relativiteitseis van artikel 6:163 BW, nu het strafbaar handelen jegens [benadeelde partij 1] is gepleegd en niet jegens haar moeder.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde partij 1]
Immateriële schade
Artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, geeft recht op vergoeding van andere schade dan vermogensschade in geval van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ dan door fysiek letsel. Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Voor een geslaagd beroep dienen voldoende concrete gegevens te worden aangevoerd waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval geestelijk letsel is ontstaan. Bovendien kunnen de aard en ernst van de normschending reeds met zich brengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik van een kind op zowel korte als lange termijn psychische schade tot gevolg heeft. De aard en ernst van het feit, onder meer het seksueel binnendringen van een minderjarige door degene aan wiens zorg zij was toevertrouwd en de lange periode waarin de ontucht heeft plaatsgevonden, brengen met zich dat nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen.
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de immateriële schade dan ook geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en legt tevens de schadevergoedingsmaatregel op.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de stelpost ‘reiskosten’ niet voldoende is onderbouwd om tot toewijzing daarvan over te kunnen gaan. Op het moment dat de schade is geleden en de hoogte daarvan duidelijk is kan de benadeelde vergoeding van deze schade vorderen bij de burgerlijke rechter. Daarom zal dit deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde partij 2]
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van het handelen van de verdachte. De aard en de ernst van de normschending, alsmede de omstandigheden waaronder die is begaan, brengen met zich dat voor de hand ligt dat van een psychisch ongerief van aanmerkelijke aard die het welbevinden gedurende een periode aantast sprake is geweest. De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de benadeelde partij als ouder van het slachtoffer in haar persoon is aangetast in de zin van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, zodat de door haar geleden immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Nu de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank de hoogte van haar vordering in onvoldoende mate heeft onderbouwd, ziet de rechtbank echter wel aanleiding om het toe te wijzen bedrag te matigen.
Alles overwegend en wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend bezien, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade naar billijkheid dient te worden bepaald op € 500,-. De rechtbank verklaart de benadeelde partij in het meergevorderde aan immateriële schade niet ontvankelijk.
Het toegewezen bedrag aan immateriële schade dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245, 248, 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
i.
meldplicht: de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd (telefonisch) bij de [reclassering] , tel. [telefoonnummer] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
ii.
ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname): de veroordeelde laat zich behandelen door Mondriaan Forensische Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Indien tijdens de intake voor behandeling blijkt dat een kortdurende opname in het kader van detox eerst wenselijk is en de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
iii.
contactverbod: de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [benadeelde partij 1] ( [geboortedatum] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
iv.
meewerken aan middelencontrole: de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] , van een bedrag van € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 122 dagen, met dien verstande dat de toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] , van een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. L.P. Bosma en mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.R.G. van Kerkhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2024.
Buiten staat
mr. D.J.E. Hamers-Aerts is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2019 tot en met 19 april 2023 in de gemeente Brunssum,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[benadeelde partij 1] ,
terwijl die [benadeelde partij 1] een kind was over wie verdachte gezag uitoefende en/of dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin;
T.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2019 tot en met 19 april 2023 in de gemeente Brunssum,
meermalen, althans eenmaal
(telkens) ontucht heeft gepleegd
met zijn minderjarig stiefkind, te weten [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] ,
door (telkens)
- die [benadeelde partij 1] te (tong)zoenen en/of
- de borsten en/of billen en/of vagina van die [benadeelde partij 1] te betasten en/of aan te raken en/of
- aan de vagina van die [benadeelde partij 1] te likken en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of billen van die [benadeelde partij 1] te duwen en/of te houden en/of zijn, verdachtes, penis langs de vagina en/of billen van die [benadeelde partij 1] te bewegen en/of
- zich te laten aftrekken door die [benadeelde partij 1] en/of
- zichzelf af te trekken in het bijzijn van en/of klaar te komen op het lichaam van die [benadeelde partij 1] ;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, registratienummer PL2300-2023059268, gesloten d.d. 29 juni 2023, digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 54.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] , dossierpagina’s 9 t/m 20.
3.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, dossierpagina 48.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] , dossierpagina’s 9 t/m 20.