ECLI:NL:RBLIM:2024:1232

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
9644602 \ CV EXPL 22-326
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herstel van gebreken in huurwoning en schadevergoeding door vocht- en schimmelproblematiek

In deze zaak vordert eiseres, een huurster, dat het stank-, vocht- en schimmelprobleem in haar huurwoning wordt erkend als een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW. Eiseres heeft een huurovereenkomst met de Stichting Vincio Wonen, waarbij zij sinds 1 april 2011 een woning huurt. Na herhaaldelijke verzoeken om de vocht- en schimmelproblemen te verhelpen, heeft Vincio enkele werkzaamheden laten uitvoeren, maar de problemen bleven aanhouden. Eiseres heeft de Huurcommissie ingeschakeld, die op 13 oktober 2021 oordeelde dat er geen gebreken waren die de huurprijs konden verlagen. Eiseres heeft zich vervolgens tot de kantonrechter gewend, maar Vincio betwist de ontvankelijkheid van de vordering tot huurprijsvermindering, omdat deze niet tijdig was ingediend.

De kantonrechter oordeelt dat de vocht- en schimmelproblematiek een gebrek vormt en dat Vincio aansprakelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden. De kantonrechter wijst een schadevergoeding toe voor de schade aan een lederen bankstel en schoonmaakkosten voor antieke kasten, maar wijst andere vorderingen af wegens onvoldoende onderbouwing. Vincio wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiseres. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders bij gebreken in huurwoningen en de noodzaak voor huurders om tijdig actie te ondernemen bij de Huurcommissie.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9644602 \ CV EXPL 22-326
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiseres] (zij/haar)
gemachtigde: mr. M.M. van der Marel,
tegen
STICHTING VINCIO WONEN,
te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Vincio,
gemachtigde: mr. J.G. van Heertum.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 juni 2022,
  • de rolbeschikking van 31 augustus 2022
  • de brief met producties 12 tot en met 15 van mr. Van Heertum van 30 maart 2023
  • de akte overlegging deskundigenbericht
- de rolbeslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • de door mr. Van der Marel ten behoeve van de mondelinge behandeling in het geding gebrachte aanvullende producties 16 tot en met 23
  • de pleitaantekeningen van mr. Van der Marel
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 oktober 2023
  • de brief van 11 oktober 2023 van mr. Van Heertum (reactie op proces-verbaal)
  • de akte van 1 november 2023 waarin mr. Van der Marel voortzetting van de procedure verzoekt
  • het emailbericht van 31 oktober 2023 van mr. Van Heertum, waarin hij reageert op het verzoek tot voortzetting
  • de akte uitlating over de hoogte van de schadevergoeding aan de zijde van mr. Van der Marel
  • de antwoordakte over de hoogte van de schadevergoeding aan de zijde van mr. Van Heertum.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft op 1 april 2011 met (de rechtsvoorganger van) Vincio een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan zij per die datum van Vincio huurt de woonruimte staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] tegen een thans bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 641,40 per maand.
2.2.
Na aanvang van de huurovereenkomst is er sprake van vocht en schimmelvorming in de door [eiseres] gehuurde woning. [eiseres] heeft Vincio herhaaldelijk verzocht de problemen te verhelpen. Naar aanleiding daarvan heeft Vincio diverse werkzaamheden aan het gehuurde laten uitvoeren.
2.3.
In 2018 heeft [naam bv] op verzoek van Vincio een onderzoek verricht naar de vocht- en schimmelproblematiek. [naam bv] heeft haar bevindingen gerapporteerd en een aantal maatregelen geadviseerd. Vervolgens heeft Vincio de door [naam bv] geadviseerde werkzaamheden laten uitvoeren.
2.4.
[eiseres] heeft op 24 februari 2020 de Huurcommissie verzocht de huurprijs tijdelijk te verlagen vanwege vermindering van het woongenot door ernstige onderhoudsgebreken. De Huurcommissie heeft op 1 april 2021 een voorbereidend onderzoek in de woning laten uitvoeren, waarvan een onderzoeksrapport is opgesteld. Volgens het rapport van onderzoek heeft de woonruimte volgens de Huurcommissie geen gebreken. Op 13 oktober 2021 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij [eiseres] , zonder bericht van afmelding, niet is verschenen. De Huurcommissie heeft bij beslissing van 13 oktober 2021, verzonden op 26 oktober 2021, geoordeeld dat de woonruimte geen gebreken heeft die ernstig genoeg zijn om de huurprijs tijdelijk te verlagen.
2.5.
Bij gelegenheid van de plaatselijke bezichtiging en mondelinge behandeling van
9 mei 2022 zijn partijen overeengekomen dat zij zelf een deskundige inschakelen. K+ Adviesgroep heeft, na het door hem verrichte onderzoek, een adviesrapport uitgebracht en onder meer geconcludeerd dat er geen indicaties zijn dat bewoners afwijkend stook- of ventilatiegedrag hebben in de woonkamer. Naar de mening van K+ Adviesgroep zijn bouwkundige factoren de hoofdreden dat er vocht ontstaat ter plaatse van de kopgevel en daardoor schimmelvorming en dat de gebrekkige ventilatie dit vocht onvoldoende kan afvoeren waardoor de gevolgen van de vochtophoping toenemen (er zijn onvoldoende ventilatieafvoer voorzieningen en daardoor is sprake van onvoldoende ventilatie).

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na vermeerdering van eis:
I. te verklaren voor recht dat het stank,- vocht- en schimmelprobleem een gebrek is in de zin van artikel 7:204 e.v. BW;
II. veroordeling van Vincio tot het verstrekken van een opdracht aan een gecertificeerd bedrijf om de schimmel(vorming) in het gehuurde en de daarin aanwezige inboedel professioneel te laten verwijderen naar maatstaven van goed vakmanschap, waarna de woning zo snel als mogelijk maar uiterlijk op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, schoon - met zo nodig opnieuw gestuukte muren en plafonds - weer aan [eiseres] ter beschikking wordt gesteld, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 50.000,00;
III. vermindering van de huurprijs tot 70% van de overeengekomen huurprijs, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen percentage, vanaf 11 juni 2015 tot aan de dag waarop het gebrek deugdelijk is verholpen;
IV. veroordeling van Vincio tot terugbetaling aan [eiseres] van al hetgeen [eiseres] - met het oog op het gevorderde onder III - meer heeft betaald;
V. veroordeling van Vincio tot betaling van een schadevergoeding, welke schade de kantonrechter in goede justitie op de voet van artikel 6:97 BW zal schatten, al dan niet na inschakeling van een daartoe door de kantonrechter te benoemen deskundige, dan wel nader op te maken bij staat;
VI. veroordeling van Vincio tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en nakosten.
3.2.
Vincio heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.

4.De beoordeling

Werkzaamheden
4.1.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Vincio meegedeeld dat zij naar aanleiding van het door K+ Adviesgroep uitgebrachte deskundigenrapport niet langer moeilijk doet over het bewonersgedrag als medeoorzaak van de vochtproblemen. Verder heeft Vincio, zonder te erkennen dat er sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW, zich bereid verklaard om de door K+ Adviesgroep geadviseerde werkzaamheden uit te voeren. Nu partijen zijn overeengekomen dat Vincio de werkzaamheden genoemd in het rapport van K+ Adviesgroep en de schilderwerkzaamheden (waaronder ook het plafond) gaat uitvoeren, is er geen belang meer bij toewijzing van de hiervoor in r.o. 3.1. onder II weergeven vordering.
Huurprijsvermindering
4.2.
[eiseres] kan zich niet verenigen met de uitspraak van de Huurcommissie en heeft zich op grond van artikel 7:262 BW tot de kantonrechter gewend. Vincio stelt zich primair op het standpunt dat [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering tot huurprijsvermindering, nu [eiseres] zich niet tijdig tot de kantonrechter heeft gewend.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat zij géén beroepsinstantie is van / over uitspraken van de Huurcommissie. Partijen zijn in beginsel aan de uitspraak van de Huurcommissie gebonden (deze gaat ook direct in). Wendt een partij zich echter binnen acht weken nadat aan haar een afschrift van die uitspraak is verzonden tot de kantonrechter met een vordering over het onderwerp waarover de Huurcommissie heeft beslist, dan vervalt de binding aan de uitspraak van de Huurcommissie. De kantonrechter dient dan aan de hand van hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht, geheel zelfstandig een oordeel te vormen over het punt waarover de Huurcommissie om een uitspraak was verzocht.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] zich niet tijdig tot haar heeft gewend. De uitspraak van de Huurcommissie van 13 oktober 2021 is op 26 oktober 2021 verzonden. Het exploot van dagvaarding is op 13 januari 2022 betekend, derhalve niet binnen de in artikel 7:262 lid 1 BW genoemde termijn van acht weken. Het verweer van [eiseres] dat zij de uitnodiging voor de mondelinge behandeling bij de Huurcommissie alsmede de uitspraak van de Huurcommissie niet heeft ontvangen zal de kantonrechter passeren.
Niet het tijdstip van ontvangst, maar de verzenddatum is de startdatum van de fatale termijn van 8 weken, die dus op 21 december 2021 afliep. Uit hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd begrijpt de kantonrechter dat zij een beroep doet op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, maar de kantonrechter volgt haar daarin niet. Vast staat immers dat
[eiseres] de uitspraak van de Huurcommissie in ieder geval op 18 november 2021 heeft ontvangen. Aldus was [eiseres] vóór het verstrijken van de termijn bekend met de uitspraak van de Huurcommissie en had zij nog tijdig een vordering bij de kantonrechter kunnen instellen. Waarom zij alsnog heeft gewacht tot 13 januari 2022 is niet duidelijk geworden en dient in ieder geval voor eigen rekening te blijven. Gelet op het vorenstaande voegt het door [eiseres] ter zitting gedane bewijsaanbod om iemand van de Huurcommissie te horen niets toe c.q. kan de uitkomst daarvan niet tot een ander oordeel leiden.
4.5.
Nu [eiseres] niet binnen acht weken na verzending van het afschrift van de uitspraak van de Huurcommissie een vordering bij de kantonrechter heeft ingesteld over huurprijsvermindering, geldt met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen dat ingevolge artikel 7:262 BW [eiseres] en Vincio worden geacht te zijn overeengekomen wat in de uitspraak van de Huurcommissie is vastgesteld. Met andere woorden [eiseres] en Vincio zijn gebonden aan de uitspraak van de Huurcommissie. Een beslissing van de kantonrechter op dit punt kan niet meer worden gevraagd.
4.6.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt met zich dat [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering jegens Vincio weergegeven onder III. Hetgeen [eiseres] en Vincio verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft gelet op het vorenstaande geen bespreking meer.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat ook de vordering onder IV wordt afgewezen.
Gebrek artikel 7:204 BW en schadevergoeding artikel 7:208 BW
4.8.
De gevorderde verklaring voor recht dat het stank- vocht- en schimmelprobleem een gebrek is in de zin van artikel 7:204 BW alsmede de vordering tot schadevergoeding zijn bij de Huurcommissie geen onderwerp van geschil geweest, zodat de kantonrechter deze vorderingen inhoudelijk kan beoordelen.
4.9.
Tussen partijen is in geschil aan wie de vocht- en schimmelproblematiek toerekenbaar is en of Vincio de door [eiseres] beweerdelijke gevolgschade aan [eiseres] dient te vergoeden.
Levert de vocht- en schimmelproblematiek een gebrek op?
4.10.
Op [eiseres] rust de stelplicht en bewijslast dat er sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW en daarmee van een ‘niet aan haarzelf toe te rekenen omstandigheid’.
4.11.
Ter zake dit vraagstuk of er sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW zijn partijen overeengekomen om een deskundige in te schakelen die een onderzoek doet ter beantwoording van onder meer de vraag in welke mate de oorzaak van de schimmelproblematiek bouwkundig is en /of de oorzaak van de schimmelproblematiek (mede) in het bewonersgedrag (ventilatie- en stookgedrag) is gelegen.
4.12.
Zoals hiervoor in r.o. 2.5. reeds is weergegeven, heeft de deskundige in zijn rapport gerapporteerd dat er geen indicaties zijn dat bewoners afwijkend stook- of ventilatiegedrag hebben in de woonkamer. De deskundige concludeert dat bouwkundige factoren de hoofdreden zijn van de vocht en schimmelvorming.
4.13.
Niet gebleken is van bezwaren tegen het deskundigenbericht. De kantonrechter maakt de conclusies uit het deskundigenrapport tot de hare en neemt deze over. Nu uit het deskundigenrapport is gebleken dat bouwkundige factoren de oorzaak zijn van de vocht en schimmelvorming en er geen indicaties zijn dat de oorzaak van de schimmelproblematiek is gelegen in het bewonersgedrag, is de vocht en schimmelproblematiek niet een aan huurders [eiseres] toe te rekenen omstandigheid, maar is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW. De gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen.
Is het gebrek toerekenbaar aan Vincio?
4.14.
Voorts is tussen partijen in geschil of Vincio aansprakelijk gehouden kan worden voor door de gebreken ontstane schade aan de inboedel.
4.15.
De door het gebrek ontstane schade wordt bestreken door artikel 7:208 BW. Op grond van artikel 7:208 BW is de verhuurder voor een door een gebrek veroorzaakte schade aansprakelijk, indien het gebrek na het aangaan van de overeenkomst is ontstaan en aan hem is toe te rekenen, alsmede indien het gebrek bij het aangaan van de overeenkomst aanwezig was en de verhuurder het toen kende of had behoren te kennen, of toen aan de huurder heeft te kennen gegeven dat de zaak het gebrek niet had.
4.16.
Niet in geschil is dat de vocht- en schimmelproblematiek is ontstaan na het aangaan van de huurovereenkomst. Dit betekent dat Vincio op grond van artikel 7:208 BW alleen dan aansprakelijk is voor de schade, die is ontstaan als gevolg van de vocht- en schimmelproblematiek, indien de oorzaak van deze problematiek aan Vincio kan worden toegerekend. Een gebrek, ontstaan na het aangaan van de huurovereenkomst, is toerekenbaar aan verhuurder Vincio als het te wijten is aan haar schuld (bijvoorbeeld omdat de verhuurder haar onderhoudsverplichting heeft verzaakt) of (ex artikel 6:75 BW) op grond van wet, rechtshandeling of verkeersopvattingen voor haar risico komt. Geen toerekening kan plaatsvinden als de verhuurder ten aanzien van het gebrek een geslaagd beroep op overmacht toekomt.
4.17.
Door het optreden van het gebrek is aan [eiseres] niet het genot verschaft waarop zij krachtens de huurovereenkomst recht had. Gesteld noch anderszins is gebleken dat er sprake zou zijn van overmacht. De oorzaak van de vocht- en schimmelproblematiek is gelegen in bouwkundige factoren en dus niet te wijten aan het handelen van huurders [eiseres] . De kantonrechter is van oordeel dat de vocht- en schimmelproblematiek volgens de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van verhuurder Vincio (als eigenaar van de woning) komt. Daarmee is de toerekenbaarheid in de zin van artikel 7:208 BW gegeven.
Welk bedrag aan schadevergoeding is toewijsbaar?
4.18.
Nu het gebrek aan Vincio kan worden toegerekend en voldaan is aan de vereisten van artikel 7:208 BW is Vincio aansprakelijk voor de schade die [eiseres] daardoor heeft geleden. Het is aan [eiseres] , die de schadevergoeding vordert, om haar schade te onderbouwen.
Schade lederen bankstel
4.19.
[eiseres] stelt dat het lederen bankstel (een drie en twee zits lederbank gekocht bij Chateax D’ax, met stoffering Derby, type Saturn) door de vocht- en schimmelproblematiek onherstelbaar is beschadigd. Zij voert aan dat zij de bank in 2009 heeft aangeschaft voor
€ 9.995,-- en vordert thans een schadebedrag van € 3.000,00 (gebaseerd op een afschrijving van 7% per jaar, hetgeen neerkomt op een totale afschrijvingstermijn van veertien jaar).
4.20.
Vincio merkt terecht op dat een aankoopbewijs van het lederen bankstel ontbreekt, zodat de aanschafprijs niet geverifieerd kan worden. Dat ieder bewijs van de gestelde schade aan het bankstel ontbreekt, deelt de kantonrechter niet. Bij gelegenheid van de plaatselijke bezichtiging d.d. 9 mei 2022 is geconstateerd dat het tweepersoons bankstel aan de achter- en onderkant beschimmeld is. Daarvan zijn foto’s genomen die aan het proces-verbaal gehecht zijn (foto’s 1 en 2). Het vorenstaande brengt met zich dat slechts een schadevergoeding toegekend kan worden voor het tweepersoons bankstel. De kantonrechter begroot de aanschafprijs op € 3.000,00 en zal gelet op productie 19 ervan uitgaan dat de bank in 2008 is aangeschaft. Verder zal er uitgegaan worden van een levensduur van 20 jaar. Gelet op het vorenstaande ligt een bedrag van € 750,00 voor toewijzing gereed.
Schoonmaakkosten schimmel- en vochtschade 2017
4.21.
Vincio heeft reeds te kennen gegeven dat zij een bedrag van € 426,00 op korte termijn zal voldoen. De kantonrechter zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen. Voor zover Vincio inmiddels dit bedrag voldaan heeft, gaat de kantonrechter ervan uit dat daarmee dan rekening wordt gehouden.
Schoonmaak- en schilderkosten 2019 en schoonmaakkosten 2022
4.22.
[eiseres] vordert € 981,25 aan schoonmaak- en schilderkosten over 2019 (€ 456,25 aan materiaalkosten en € 525,00 aan werkuren) en € 259,80 aan schoonmaakkosten over 2022. Nu Vincio de verschuldigdheid en de hoogte van deze schadebedragen betwist en [eiseres] heeft nagelaten deze schadebedragen te onderbouwen (ter zake dienende bescheiden, waaronder facturen, zijn niet overgelegd) zal dit deel van de vordering als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
(Paneel)gordijnen
4.23.
[eiseres] stelt dat de paneelgordijnen door schimmel is aangetast en dat de vervangingskosten worden begroot op € 474,75, bestaande uit € 249,75 aan materiaalkosten en 15 uur à € 15,00 aan arbeidsloon.
4.24.
De kantonrechter is met Vincio van oordeel dat dit deel van de vordering als onvoldoende onderbouwd voor afwijzing gereed ligt. Tijdens de plaatselijke bezichtiging is weliswaar geconstateerd dat de paneelgordijnen aan de onderzijde waren voorzien van een vervangende strook stof, maar [eiseres] heeft nagelaten te onderbouwen hoe zij aan het schadebedrag is gekomen. Dat had wel op haar weg gelegen, nu zonder die onderbouwing de door haar gevorderde bedragen niet op voorhand aannemelijk lijken.
Schoonmaakkosten antieke kast
4.25.
[eiseres] stelt met verwijzing naar een door haar als productie 22 in het geding gebrachte offerte dat de schoonmaakkosten voor de antieke kast worden begroot op
€ 1.064,00 inclusief btw. In de offerte worden drie antieke kasten genoemd terwijl tijdens de plaatselijke bezichtiging slechts aan twee kasten (de zijkant van de tv kast en de binnenzijde van de linkerdeur van de servieskast) is geconstateerd dat deze een grijze schijn vertonen. De daarvan gemaakte foto’s zijn aan het proces-verbaal gehecht. Naar het oordeel van de kantonrechter is aannemelijk dat de schade aan de tv- en servieskast veroorzaakt is door de vocht- en schimmelproblematiek. Het vorenstaande brengt met zich dat de herstelkosten voor twee antieke kasten voor toewijzing in aanmerking komen. Vincio heeft de hoogte van de geoffreerde bedragen niet betwist. De vordering ligt tot een bedrag van € 665,50 inclusief btw voor toewijzing gereed.
Schoonmaakkosten Chinese kast
4.26.
[eiseres] stelt dat de Chinese kast door schimmel is aangetast, professioneel gereinigd dient te worden en dat de daarmee gepaard gaande kosten worden begroot op € 275,00. Gelet op het verweer van Vincio en bij gebreke van een onderbouwing door [eiseres] (ter zake dienende bescheiden zijn niet overgelegd) zal dit deel van de vordering als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Herstelkosten marmeren vloer
4.27.
[eiseres] stelt met verwijzing naar de door haar als productie 23 overgelegde offerte van [naam bedrijf] dat de herstelkosten voor de schade aan de marmeren vloer € 1.694,00 inclusief btw bedragen. Tijdens de plaatselijke bezichtiging is geen melding gemaakt en / of geconstateerd dat de marmeren vloer beschadigd is geraakt als gevolg van de vocht- en schimmelproblematiek. Ook uit de overgelegde foto’s blijkt daarvan niet. Gelet hierop, de betwisting van Vincio en bij gebreke van een nadere onderbouwing door [eiseres] zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
Vloerkleed
4.28.
[eiseres] stelt dat het vloerkleed door de schimmel onherstelbaar is beschadigd, maar heeft nagelaten dit te onderbouwen (met foto’s). Dit had wel op haar weg gelegen gelet op het verweer van Vincio. Evenmin heeft [eiseres] informatie verschaft over de aanschafprijs en de leeftijd van het vloerkleed. Zij heeft enkel verwezen naar een door haar als productie 21 in het geding gebrachte factuur van tapijtcentrum Nederland, waarop de prijs (€ 499,50) voor de aanschaf van een nieuw tapijt staat genoemd. Het vorenstaande brengt met zich dat dit deel van de vordering eveneens wordt afgewezen.
Schilder- en stucwerkzaamheden 2023 (voorwaardelijk)
4.29.
[eiseres] vordert met verwijzing naar de door haar als productie 20 in het geding gebrachte offerte van Vankan Schilderwerken een bedrag van € 1.896,00 aan kosten ter zake schilder- en stucwerkzaamheden. Zij heeft deze vordering voorwaardelijk ingesteld voor het geval dat de door Wijnen uitgevoerde werkzaamheden niet naar volledige tevredenheid van [eiseres] is geschied. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat Vincio na uitvoering van de door K+ Adviesgroep geadviseerde werkzaamheden de schilder- en stucwerkzaamheden in de woonkamer voor haar rekening neemt. Bij toewijzing van dit onderdeel van de vordering heeft [eiseres] geen belang meer.
Kosten sierpleister
4.30.
[eiseres] stelt dat na uitvoering van de schilder- en stucwerkzaamheden de sierpleister (Spachtelputz) opnieuw aangebracht dient te worden en dat de daarmee gemoeide kosten worden begroot op € 563,25, uitgaande van een oppervlak van 22,53 m2 en een prijs van € 25,00 per m2.
4.31.
Vincio heeft als verweer aangevoerd dat het schilderwerk zelf reeds een muurafwerking is en dat het schilderwerk voor de specifieke muur dan achterwege kan blijven indien [eiseres] spachtelputz wenst. De kantonrechter kan zich in dit standpunt vinden. Vincio heeft de bereidheid uitgesproken om met [eiseres] een afspraak te maken en te vernemen welke kleur, korrel etc. [eiseres] op de betreffende muur wenst, zodat Vincio dit zal aanbrengen in plaats van het schilderwerk. Gelet hierop is er geen belang meer bij toewijzing van dit deel van de vordering.
Extra energiekosten
4.32.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij genoodzaakt was de woning gedurende langere perioden te verwarmen om verergering van de vocht- en schimmelproblematiek te voorkomen. Zij begroot de extra energiekosten op € 30,00 per maand en vordert dit over een periode van vijf jaar, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 1.800,00.
4.33.
Vincio heeft de verschuldigdheid en de hoogte van deze vordering betwist. De kantonrechter is met Vincio van oordeel dat deze vordering bij gebrek aan een onderbouwing afgewezen dient te worden.
Immateriële schadevergoeding
4.34.
Tot slot rijst de vraag of het immaterieel nadeel van de huurders bij wege van schadevergoeding ex artikel 7:208 BW juncto artikel 6:106 BW dient te worden vergoed.
4.35.
[eiseres] vordert een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding. Daartoe stelt [eiseres] dat de gebreken hebben geleid tot een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer in de vorm van derving van het huurgenot. Verder heeft zij uit schaamte voor de omstandigheden in het gehuurde geen mensen meer uitgenodigd in haar woning. De situatie heeft tot stress en verdriet geleid en er is sprake van verlies van levensvreugde en gezondheidsproblemen.
4.36.
De kantonrechter is ervan overtuigd dat [eiseres] van de vocht- en schimmelproblematiek hinder heeft ondervonden, maar is van oordeel dat [eiseres] deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Een benadeelde heeft recht op vergoeding van immateriële schade indien zij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast (artikel 6:106 lid 1 BW). Van bedoelde aantasting in haar persoon op andere wijze is in elk geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van bedoelde aantasting in haar persoon sprake is. Het is aan de benadeelde om met voldoende concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen dat een dergelijke situatie aan de orde is (Hoge Raad 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376). Dat heeft [eiseres] echter niet, althans niet voldoende gedaan, zodat een immateriële schadevergoeding niet aan de orde is.
Met name heeft [eiseres] onvoldoende concrete gegevens aangevoerd waaruit volgt dat door de vocht- en schimmelproblematiek geestelijk letsel / gezondheidsproblemen zijn ontstaan die naar objectieve maatstaven kunnen worden vastgesteld. De gevorderde immateriële schadevergoeding zal dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
4.37.
Vincio is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Tot deze kosten behoren tevens de kosten gemaakt ten behoeve van de ingeschakelde deskundige. Deze door Vincio reeds als voorschot betaalde kosten van in totaal € 4.331,80 blijven voor haar rekening. [eiseres] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisende partijen met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot en/of advertentiekosten van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van [eiseres] . Deze partij heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Gelet op het voorgaande wordt Vincio veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van het lagere griffierecht, de verschotten en ten slotte tot vergoeding van het hierna vast te stellen salaris van de gemachtigde. Deze vergoeding voor het salaris moet door de gemachtigde worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de gemachtigde toegekende vergoeding.
4.38.
De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
816,00
(4 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
Totaal
1.004,00
4.39.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat het stank-, vocht- en schimmelprobleem een gebrek is in de zin van artikel 7:204 BW,
5.2.
veroordeelt Vincio om aan [eiseres] te betalen:
  • € 750,00 aan schade lederen bankstel
  • € 665,50 aan schoonmaakkosten antieke tv- en servieskast
  • € 426,00 aan schoonmaakkosten schimmel- en vochtschade 2017
5.3.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering tot huurprijsvermindering,
5.4.
veroordeelt Vincio in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.004,00, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na dagtekening tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
CJ