ECLI:NL:RBLIM:2024:1191

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
03/318636-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met tbs na geweld tegen ex-vriendin

Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaar en tbs met dwangverpleging voor doodslag op zijn ex-vriendin. De verdachte heeft op 24 november 2021 zijn ex-vriendin, een 24-jarige Poolse vrouw, om het leven gebracht door haar keel minutenlang dicht te knijpen, waardoor zij stierf aan zuurstofgebrek. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, maar dat hij wel verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank wees de vorderingen van de benadeelde partijen toe, waaronder schadevergoeding voor affectieschade en kosten van lijkbezorging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, strafbaar was en dat de tbs-maatregel noodzakelijk was voor de veiligheid van anderen. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/318636-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedag] 1984,
gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. den Riet, advocaat, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 februari 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De nabestaanden van het slachtoffer [nabestaande 1] en [nabestaande 2] , bijgestaan door mr. F.W. Oehlen, advocaat, kantoorhoudende te Sittard, hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] heeft gedood;
Feit 2: twee pakjes sigaretten van [slachtoffer] heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Dat de verdachte [slachtoffer] met voorbedachten rade heeft gedood kan niet worden bewezen, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat ten aanzien van feit 1 de verdachte een alternatief scenario heeft geschetst dat op belangrijke punten wordt ondersteund door het dossier. Voor feit 2 bevat het dossier onvoldoende bewijs. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel ‘met voorbedachten rade’, waardoor doodslag overblijft en geen moord.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Vrijspraak – feit 2
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte twee pakjes sigaretten van [slachtoffer] heeft gestolen. Het dossier bevat daarvoor alleen de verklaring van de verdachte die niet wordt ondersteund door een tweede bewijsmiddel. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van feit 2.
3.3.2
De bewijsmiddelen – feit 1
Inleiding
Op 24 november 2021, omstreeks 14:30 uur, kwam bij de politie de melding binnen dat een wandelaar vermoedelijk het lichaam van een vrouw had aangetroffen. Vervolgens werd door aangestuurde opsporingsambtenaren het stoffelijk overschot van een vrouw aangetroffen
in een greppel langs de Ringbaan-Zuid te Weert. Hierop werd een onderzoek ingesteld naar de toedracht van haar overlijden. Later die dag bleek dat de identiteit van het slachtoffer [slachtoffer] , geboren [geboortegegevens] te [geboorteplaats 2] in Polen, betrof. [2]
Op 24 november 2021, omstreeks 14:15 uur, meldde de later aangehouden verdachte [verdachte] zich op het politiebureau te Weert. [3]
Verbalisanten [naam 1] en [naam 2] [4] relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op woensdag 24 november 2021, omstreeks 14.15 uur was ik, [naam 2] , belast met baliewerkzaamheden. Op bovengenoemde dag, datum en tijdstip kwam een manspersoon het bureau te Weert binnen lopen. Die persoon, nader te noemen verdachte [verdachte] is Spaanstalig en sprak gebrekkig/matig Frans. Desgevraagd vertelde [verdachte] in gebrekkig Frans dat er iets heel ergs gaande was en vroeg om een Spaanse tolk. [verdachte] was heel erg nerveus en gedroeg zich vreemd. Collega [naam 1] voegde zich omstreeks 14.50 uur bij mij, [naam 2] , en liep met mij mee naar [verdachte] . [verdachte] werd door ons gebaard om mee te lopen naar de aangiftekamer welke gelegen is rechts naast de balie. Hier zijn wij tezamen met [verdachte] in gesprek gegaan. Dit gesprek werd via de tolkenlijn gevoerd, in de Spaanse taal, te 14.52 uur. Nadat de tolk het gesprek inleidde en zichzelf had voorgesteld als zijnde beëdigd tolk zijn wij overgegaan naar het gesprek met [verdachte] . Wij hoorden vrijwel direct dat [verdachte] zei dat hij een fout begaan had en dat het heftig was wat hij gedaan had. Wij hoorden dat [verdachte] vertelde dat hij vanochtend tegen de auto van een andere persoon was gereden. [verdachte] vertelde voorts dat hij iemand had vermoord en barstte in tranen uit. Hierop werd door mij, [naam 1] , aan [verdachte] medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was en dat hij was aangehouden. De aanhouding geschiedde te 15.00 uur. Nadat ik, [naam 1] , de cautie had medegedeeld en hem vroeg wie hij had vermoord vertelde [verdachte] dat hij zijn vriendin [slachtoffer] had vermoord. Ik, [naam 1] , vroeg [verdachte] waarmee hij [slachtoffer] had vermoord, vuurwapen of op een andere manier. [verdachte] gaf aan dat hij [slachtoffer] niet met een wapen had vermoord maar op een andere manier.
De verdachteverklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
’s Morgens op woensdag 24 november 2021 heb ik de auto gepakt en ben ik achter [slachtoffer] aan gereden. Met mijn auto deed ik haar auto stoppen. Wij stapten allebei uit onze eigen auto’s. En toen ik dus op straat haar auto tegenhield, maakten we daar ruzie. Ik was zo woedend op dat moment. Toen ontstond er een worsteling tussen haar en mij, waarbij we allebei op de grond vielen. We vielen daar onder de auto’s bij de rand bij de put. Ik viel dus bovenop haar. Zij lag daar onder. Het was paniek, frustratie, alles opgehoopt in stress. Toen heb ik haar bij de hals gegrepen. En ik bleef haar maar op die hals drukken. Ik geloof dat ik wel iets van 15 minuten met die hand op de hals was. Het was gewoon de aanval van paniek, het was crisis, het was alles tegelijk in mijn hoofd, het explodeerde in mijn hoofd. [5] Ik heb haar wel een paar klappen gegeven. Ik kan me wel voorstellen dat ze zowel in haar hals en in haar gezicht tamelijk veel beschadigingen had. Ik geloof dat ik haar ook wel wat stompen heb gegeven. [6] Ik heb haar in de hals geknepen. Zij verdedigde zichzelf. Zij probeerde met haar nagels mijn handen open te krabben. Ze probeerde me te duwen. Hoe meer zij tegenstribbelde, hoe meer ik zin kreeg om door te blijven drukken. [7] En toen ik haar uiteindelijk losliet, toen zag ik dat zij helemaal niet meer bewoog. [8] Ik merkte dat zij niet meer ademde. [9] Ik heb [slachtoffer] van het leven beroofd door haar adem af te knellen. [10]
Verbalisanten Wever en Hol [11] relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Verdachte beeldt op de grond uit hoe hij op [slachtoffer] zat. Verdachte zit met zijn knieën op de grond en heeft zijn lichaam naar voren gebogen, hij houdt zijn beide handen gekruist naar beneden. Verdachte zit voorovergebogen en beeldt uit hoe hij meerdere keren met kracht, snel achter elkaar op haar hals drukte met zijn beide handen.
Uit het
forensisch pathologisch onderzoek [12] blijkt dat [slachtoffer] door geweld om het leven is gekomen. In haar hals is zowel uit- als inwendig letsel waargenomen. Dit is ontstaan door een drukkende en/of stomp-botsende krachtinwerking op de hals, zoals verwurging met de handen en/of slaan of stoten tegen de hals. Dit kan hebben geleid tot zuurstofgebrek van de hersenen en tot het overlijden. Er zijn ook huidbeschadigingen in de hals gezien die passen bij zelfbevrijdingshandelingen. De onderlip was gescheurd en er waren meerdere bloeduitstortingen in de mond, tong en gezicht passend bij vallen, stoten of geslagen worden. Dat geldt ook voor de uitgebreide letsels op het hoofd.
Wat betreft de doodsoorzaak is de conclusie dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van een samendrukkende krachtinwerking op de hals zoals verwurging, een afdrukkende krachtinwerking op de neus en mond (smoren) of een combinatie van beide.
3.3.3
De overwegingen
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 24 november 2021 de hals van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen waardoor haar ademhaling werd belet als gevolg waarvan zij is overleden.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat het niet zijn bedoeling was om [slachtoffer] te doden. Hij wilde verhaal halen, is in paniek te ver gegaan en heeft nog geprobeerd haar te reanimeren. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte op zijn minst het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . De verdachte heeft – terwijl [slachtoffer] onder hem lag – haar keel minutenlang met kracht dichtgeknepen. Uit zijn verklaring volgt dat hoe meer zij zich verdedigde en hem probeerde weg te duwen, hoe meer zin hij kreeg om door te blijven drukken op haar hals tot ze niet meer bewoog en niet meer ademde.
Het met kracht minutenlang dichtknijpen van de keel waardoor iemand niet meer kan ademen, levert een aanmerkelijke kans op de dood op. De handelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze heeft verricht, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op en geschikt om iemand van het leven te beroven, dat hieruit valt af te leiden dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van de voorbedachten rade, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Alternatief scenario
De verdachte heeft ter terechtzitting – ruim twee jaar na het overlijden van [slachtoffer] en nadat hij meerdere bekennende verklaringen heeft afgelegd – een alternatief scenario voor haar dood naar voren gebracht. Volgens de verdachte was er nog een derde auto betrokken bij de botsing. Uit deze auto zouden drie gemaskerde mannen zijn gestapt die verdachte zouden hebben gedrogeerd en vervolgens [slachtoffer] zouden hebben gedood. Volgens de verdachte heeft de politie dit scenario bewust niet onderzocht en zelfs verzwegen, alle getuigen liegen over de status van de relatie tussen hem en [slachtoffer] en de berichten in de telefoons zijn niet door hem zelf verstuurd.
De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte volstrekt ongeloofwaardig en het door hem geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk.
De verdachte heeft tegenover de politie en tegenover de rechtbank meerdere bekennende verklaringen afgelegd. Gaandeweg het strafproces heeft hij twee nieuwe scenario’s aangedragen. In het eerste scenario zou [slachtoffer] nog hebben geleefd nadat hij met haar had gevochten en zou iemand anders haar daarna alsnog hebben gedood. In het tweede scenario zou hij dus überhaupt niks hebben gedaan.
De inhoud van de aanvankelijke bekennende verklaringen wordt ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen uit het dossier. Zo hebben meerdere getuigen onafhankelijk van elkaar verklaard dat zij op de ochtend van het overlijden van [slachtoffer] twee auto’s op de Ringbaan-Zuid in Weert hebben zien staan en deze getuigen hebben daar geen, één of twee mensen gezien in de periode tussen de botsing en het vertrek van de verdachte. Dit is in strijd met de verklaring van de verdachte dat er een derde auto en een vierde, vijfde en zesde persoon betrokken zou zijn geweest.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdachte.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
op 24 november 2021 in de gemeente Weert, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, (met kracht) de hals en/of keel van die [slachtoffer] dichtgeknepen en (enige tijd) dichtgeknepen gehouden ten gevolge waarvan de ademhaling van die [slachtoffer] werd belet, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1
doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft betoogd dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, omdat diens handelen volledig is terug te leiden op zijn aandoening. Hij heeft op sommige momenten verklaard dat hij [slachtoffer] heeft gedood in opdracht van een stem en dus in een psychose. Pas toen zij overleed, kwam hij weer bij zinnen en probeerde haar te reanimeren.
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de NIFP-rapportages [13] van de psycholoog en de psychiater. Zowel de psychiater als de psycholoog hebben geconcludeerd dat de verdachte functioneert op zwakbegaafd niveau en dat sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat – hoewel er sprake lijkt te zijn van randpsychotische klachten – er geen duidelijke psychotische stoornis kan worden vastgesteld. De klachten lijken niet doorlopend aanwezig, maar komen vooral onder stress naar voren. Ook de psychiater ziet onvoldoende aanwijzingen voor een psychotisch beeld. De psychotische belevingen die de verdachte heeft ervaren, zijn eerder te verklaren in de context van de persoonlijkheidsstoornis dan bij een schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis.
De deskundigen rapporteren dat de psychische stoornissen van de verdachte ook aanwezig waren in november 2021. De psychiater ziet het ten laste gelegde als het gevolg van een krampachtige poging om te voorkomen dat de verdachte in de steek zou worden gelaten door het slachtoffer. Er bestaat een duidelijke overeenstemming tussen het relatieconflict en de gedragskenmerken van de verdachte die zich onder andere uiten in impulsief handelen en het niet kunnen beheersen van agressie. De problemen van de verdachte met impulsiviteit en agressieregulatie werden nog eens negatief beïnvloed door beperkte copingsvaardigheden (mede vanuit zwakbegaafdheid), woede en mogelijk ook krenking. Volgens de psychiater werd het gedrag van de verdachte in redelijke mate bepaald door zijn psychopathologie. De psychiater adviseert dan ook om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De psycholoog vindt het lastiger om een uitspraak te doen over de mate van toerekenen. Aan de ene kant ziet zij een (oorzakelijk) verband tussen de persoonlijkheidsstoornis en de tekortschietende controlemogelijkheden. Aan de andere kant kan het ook zo zijn dat de verdachte – vanuit zijn boosheid en gekrenktheid – meer berekenend is geweest.
De rechtbank komt op basis van de in voornoemde rapportages opgenomen bevindingen en adviezen niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De deskundigen hebben alle omstandigheden waarop de raadsman zijn betoog heeft gebaseerd ook in hun beoordeling meegewogen, maar komen allebei tot een andere conclusie. Zij hebben goed uitgelegd waarom zij hem niet ontoerekeningsvatbaar achten.
De verdachte is dan ook strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaar met aftrek van het voorarrest. Daarnaast dient aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging te worden opgelegd, die ongemaximeerd kan duren. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch hanteert als uitgangspunt voor doodslag een gevangenisstraf van acht tot twaalf jaar. Strafverhogend is dat dit een hele forse vorm van doodslag is en dat de verdachte eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld, strafverlagend is zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank overgaan tot het opleggen van een combinatie van een gevangenisstraf en een tbs-maatregel, dan zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer moeten duren dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, aldus de verdediging. De kans op een succesvolle tbs-behandeling wordt namelijk steeds kleiner naarmate de opgelegde gevangenisstraf langer wordt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Aard en ernst van het feit
In de ochtend van 24 november 2021 was [slachtoffer] , een 24-jarige Poolse vrouw die in Nederland woonde, onderweg naar haar werk. De verdachte reed achter haar aan en dwong haar te stoppen door met zijn auto tegen haar auto aan te botsen. [slachtoffer] had een maand daarvoor de kortdurende relatie tussen haar en de verdachte beëindigd en was bang voor hem geworden. Terwijl zij na de botsing uitstapte en haar vriend probeerde te bellen, pakte de verdachte haar telefoon af en gooide die weg. Hij was boos en gefrustreerd en er ontstond een ruzie en een worsteling. De verdachte heeft [slachtoffer] geslagen, gestompt en haar keel dichtgeknepen. Hoewel zij nog heeft geprobeerd om zich te verdedigen en de verdachte weg te duwen, is [slachtoffer] uiteindelijk overleden doordat zij geen adem meer kon krijgen. De verdachte heeft haar in een greppel langs de weg achtergelaten en bedekt met bladeren. [slachtoffer] is pas uren later door een voorbijganger gevonden.
Voor [slachtoffer] moeten het helse laatste minuten zijn geweest. Met deze wetenschap moeten ook de nabestaanden leven. Door zijn handelen heeft de verdachte hen groot leed en verdriet toegebracht. Dat blijkt ook uit de verklaring die de moeder van [slachtoffer] ter terechtzitting heeft voorgelezen. Op die dag heeft de verdachte niet alleen het leven van [slachtoffer] ontnomen, maar ook haar ouders en broer blijvend beschadigd. Het gemis van [slachtoffer] – die door haar moeder is beschreven als een prachtige persoonlijkheid, vol warmte en goedheid – valt hen nog iedere dag zwaar.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 28 december 2023 van de verdachte. Hoewel de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, is hij in Spanje meerdere malen veroordeeld voor huiselijk geweld.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportages die hiervoor onder 5 reeds zijn besproken. Op basis daarvan zal de rechtbank het delict in verminderde mate toerekenen aan de verdachte. Zijn stoornissen hebben beïnvloed hoe hij zijn relatie met [slachtoffer] zag, wat in hem omging toen die relatie stukliep en hoe hij daarop heeft gereageerd.
De deskundigen schatten het recidiverisico op gewelddadig gedrag in als hoog. Er is sprake van complexe problematiek en het ontbreekt de verdachte aan ziektebesef en -inzicht.
De deskundigen adviseren om een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Een intensieve langdurige klinische behandeling binnen een sterk gestructureerde omgeving met voldoende toezicht en beveiliging is noodzakelijk om het recidiverisico te beteugelen.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het strafbare feit, alleen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Daarbij realiseert de rechtbank zich dat het verdriet van de nabestaanden op geen enkele manier kan worden weggenomen.
De maximale straf voor doodslag op 24 november 2021 was een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat in de eis van de officier van justitie, die dicht bij het wettelijke strafmaximum komt, de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte onvoldoende tot uitdrukking komt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Terbeschikkingstelling
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen tot behandeling van de verdachte binnen het kader van een tbs met dwangverpleging over en stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om deze maatregel te kunnen opleggen. De persoon van de verdachte, het hoge recidivegevaar en de aard en de ernst van het strafbare feit, maken de tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. Vanwege de gevangenisstraf zal deze behandeling pas over meerdere jaren starten, maar dat is geen reden om deze combinatie niet op te leggen. In een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest – zoals de raadsman heeft bepleit – zou het strafdoel van vergelding namelijk niet genoeg tot uitdrukking komen.
De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor het misdrijf doodslag, een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De
benadeelde partij [nabestaande 1](de vader van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van € 17.500,00 bestaande uit affectieschade.
De
benadeelde partij [nabestaande 2](de moeder van [slachtoffer] ) vordert eveneens een bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade. Daarnaast vordert zij materiële schade bestaande uit de posten: lijkbezorging (18.376,34 Poolse zloty), kaarsen (2.190,00 Poolse zloty) en reiskosten (€ 1.749,00). De ouders steken iedere dag een kaars aan bij het graf van [slachtoffer] . Het gevorderde bedrag aan kaarsen zijn de kosten gedurende een jaar. De vergoeding van de reiskosten is essentieel voor de ouders om hun rechten als nabestaanden te kunnen uitoefenen. Deze reiskosten zijn een enorme kostenpost voor de ouders, die door hun verdriet nauwelijks in staat zijn om inkomsten te genereren. Ten aanzien van de gevorderde bedragen in Poolse zloty wordt verzocht om bij toekenning de geldende wisselkoers te hanteren.
De benadeelden hebben tevens verzocht om de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door beide benadeelde partijen gevorderde affectieschade kan worden toegewezen. Dit geldt ook voor de materiële schade ten aanzien van de post ‘lijkbezorging’. De vordering moet ten aanzien van de posten ‘kaarsen’ en ‘reiskosten’ worden afgewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat – gelet op zijn vrijspraakverweer – beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de posten ‘kaarsen’ en ‘reiskosten’ moet worden afgewezen. Ten aanzien van de affectieschade en de post ‘lijkbezorging’ heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De affectieschade
De regeling omtrent vergoeding van affectieschade voorziet in een vergoeding voor geleden immateriële schade uit hoofde van verdriet en pijn, veroorzaakt door het ernstig gewond raken of overlijden van een persoon waarmee de benadeelde een affectieve band heeft. De wetgever heeft in artikel 6:108 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaald dat een beperkte kring van naasten aanspraak kan maken op affectieschade. Onder deze naasten vallen onder meer degene die ten tijde van het overlijden de ouder van de overledene is (artikel 6:108, lid 4 sub c BW). De benadeelde partijen zijn de vader en moeder van het slachtoffer. Het voorgaande betekent dat zij recht hebben op vergoeding van affectieschade. Ingevolge het Besluit vergoeding affectieschade is de hoogte van de affectieschade voor ouders van meerderjarige niet-thuiswonende kinderen die zijn overleden door een misdrijf € 17.500.
Op grond hiervan wijst de rechtbank de vorderingen tot vergoeding van affectieschade toe.
De materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade ten aanzien van de posten ‘lijkbezorging’ en ‘kaarsen’ rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit en dit deel van de vordering op grond van artikel 6:108, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek kan worden toegewezen. Dat artikel bepaalt dat de kosten van lijkbezorging verhaald kunnen worden op degene die verantwoordelijk is voor de dood van een ander, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene. De rechtbank is van oordeel dat de kosten genoegzaam zijn onderbouwd en dat ook de kaarsen – gelet op de religieuze achtergrond van [slachtoffer] en haar ouders – vallen onder de kosten van lijkbezorging. De rechtbank wijst de gevorderde schade toe.
Het toegewezen bedrag van 20.566,34 Poolse zloty (18.376,34 Poolse zloty + 2.190,00 Poolse zloty is omgerekend in euro’s een bedrag van € 4,730,26 (tegen een koers van 0,23 euro).
De moeder van [slachtoffer] heeft verzocht om vergoeding van de reiskosten die zij en haar man hebben moeten maken om vanuit Polen naar Nederland te reizen, eenmaal om een gesprek te voeren met hun raadsvrouw en tweemaal om de zitting in de rechtbank bij te wonen. Hoewel het vaste jurisprudentie is dat reiskosten, als proceskosten, niet voor vergoeding in aanmerking komen als de benadeelde partij zich laat bijstaan door een raadsman of -vrouw, is de rechtbank in deze specifieke zaak van oordeel dat deze kosten wel als materiële schade, voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten houden immers rechtstreeks verband met het strafbare feit. Zonder dit feit hadden de kosten niet gemaakt hoeven te worden. De rechtbank overweegt in dat kader voorts dat het in een zaak als onderhavige vanzelfsprekend is dat ouders die hun dochter zijn verloren door een geweldsdelict, zelf bij de behandeling van de zaak aanwezig willen zijn om kennis te kunnen nemen van al hetgeen ter zitting wordt besproken en om het spreekrecht uit te oefenen. De enkele vertegenwoordiging door hun raadsvrouw ter toelichting van de vordering tot schadevergoeding, is hiervoor onvoldoende. In deze situatie ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de verdachte de kosten moet vergoeden die de ouders van [slachtoffer] hebben moeten maken om van Polen naar Nederland te reizen. Dit geldt ook voor de reis in mei 2023, toen de inhoudelijke behandeling niet doorging omdat de verdachte op het laatste moment de samenwerking met zijn toenmalige raadsman had beëindigd. De rechtbank wijst de gevorderde reiskosten dan ook toe.
Conclusie
De rechtbank wijst aan [nabestaande 1] een bedrag toe van
€ 17.500,00. Aan [nabestaande 2] wijst de rechtbank een bedrag toe van
€ 23.979.26(€ 17.500,00 + € 1.749,00 + € 4.730,26).
Algemeen
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding en in de kosten door de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormelde bedragen te maken, tot heden begroot op nihil.
Wettelijke rente
Over de te vergoeden schade is wettelijke rente verschuldigd. Gelet op de verschillende data waarop de diverse schadeposten zijn ontstaan, gaat de rechtbank uit van verschillende ingangsdata van de wettelijke rente.
Ten aanzien van de te vergoeden affectieschade is wettelijke rente verschuldigd vanaf 24 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Ten aanzien van de te vergoeden kosten van de lijkbezorging is wettelijke rente verschuldigd vanaf 27 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Ten aanzien van de reiskosten ter hoogte van € 1.166,40 is wettelijke rente verschuldigd vanaf 8 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening en ten aanzien van de reiskosten ter hoogte van € 582,60 is wettelijke rente verschuldigd vanaf 27 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal per benadeelde partij tevens aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

8.Het beslag

Uit het onderzoek ter zitting is gebleken dat de Peugeot 206 (goednummer 1464857) in beslag is genomen en nog niet is teruggegeven. De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring van deze auto gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat deze auto niet vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat deze niet valt onder een van de in artikel 33a lid 1 van het Wetboek van Strafvordering genoemde categorieën. Anders dan de officier van justitie kennelijk heeft bedoeld te betogen, kan de rechtbank namelijk niet vaststellen dat de doodslag is begaan of voorbereid met deze auto. Uit niets blijkt immers dat de verdachte bij de botsing al het opzet had om [slachtoffer] te doden.
Omdat met betrekking tot dit goed niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dient deze te worden teruggegeven aan de verdachte.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
  • gelast dat de verdachte
  • beveelt dat de ter beschikking gestelde
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijstde vordering van de
    benadeelde partij [nabestaande 1] toe;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [nabestaande 1] , te betalen
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [nabestaande 1] , van € 17.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 november 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 30 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • wijstde vordering van de
    benadeelde partij [nabestaande 2] toe;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [nabestaande 2] , te betalen
€ 23.979.26, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen over de periode van:
  • 24 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening ten aanzien van de affectieschade (€ 17.500,00);
  • 27 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening ten aanzien van de kosten van de lijkbezorging (€ 4,730,26);
  • 8 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening ten aanzien van de reiskosten (€ 1.166,40);
  • 27 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening ten aanzien van de reiskosten (€ 582,60);
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij, [nabestaande 2] , van € 23.979,26, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van:
  • 24 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening ten aanzien van de affectieschade (€ 17.500,00);
  • 27 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening ten aanzien van de kosten van de lijkbezorging (€ 4,730,26);
  • 8 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening ten aanzien van de reiskosten (€ 1.166,40);
  • 27 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening ten aanzien van de reiskosten (€ 582,60);
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 30 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

Beslag

-
gelastde
teruggavevan het volgende in beslag genomen voorwerp aan de verdachte:
- Peugeot 206 (goednummer 1464857).
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feuth, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en
mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Stuurman, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging – ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 24 november 2021 in de gemeente Weert, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) de hals en/of keel van die [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of (enige tijd) dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden en/of een of beide arm(en) krachtig (in een wurggreep) om de hals en/of nek van voornoemde [slachtoffer]
geklemd en/of geklemd gehouden, in elk geval die [slachtoffer] gewurgd en/of verstikt, althans samendrukkend geweld uitgeoefend op de hals en/of keel van die [slachtoffer] en/of (met één en/of beide hand(en)) de mond van die [slachtoffer] afgedekt en/of dichtgedrukt, tengevolge waarvan de ademhaling van die [slachtoffer] werd belet, in elk geval de ademhaling van die [slachtoffer] op enigerlei wijze heeft belemmerd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
2
hij op of omstreeks 24 november 2021 in de gemeente Weert, twee pakjes sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LB1R021120, gesloten d.d. 13 juni 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1111.
2.Proces-verbaal van verdenking d.d. 27 november 2022, p 903-905, proces-verbaal d.d. 26 november 2022, p. 208.
3.Proces-verbaal van relaas d.d. 13 juni 2022, p. 9-43.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2021, p. 52-54.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 8 december 2021, p. 961-963.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 17 februari 2021, p. 1066.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 29 november 2021, p. 988-990.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 8 december 2021, p. 963.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 17 februari 2021, p. 1052-1067.
10.Proces-verbaal verhoor verdachte vordering tot bewaring d.d. 30 november 2021, doorgenummerd p. 1-2.
11.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 17 februari 2021, p. 1060.
12.Rapport NFI forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden d.d. 18 oktober 2022, doorgenummerd p. 1-17.
13.NIFP-rapportage psychologisch onderzoek opgemaakt door M.H. Keppel d.d. 29 april 2022, NIFP-rapportage psychiatrisch onderzoek opgemaakt door G. Esquivel d.d. 13 april 2022, actualisatie psychologisch onderzoek d.d. 27 juni 2023, actualisatie psychiatrisch onderzoek d.d. 13 juli 2023 en de aanvullende actualisatie van het psychologisch en psychiatrisch onderzoek d.d. 22 januari 2024.