Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
€ 2.381,35 netto aan haar verschuldigd. Na verrekening met het loon van september 2023 van € 2.359,29 netto, leidt dat ertoe dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] nog € 22,06 aan haar verschuldigd is. Verder stelt FIH in deze brief dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] nog een bedrag van € 2.680,40 bruto aan schadevergoeding verschuldigd is wegens onregelmatige opzegging. FIH verzoekt [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] in deze brief aan haar het bedrag van € 2.381,35 netto te betalen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
30 september 2023 wel degelijk opgezegd heeft en wel per 1 oktober 2023. Weliswaar biedt het hiervoor in 2.12 geciteerde bericht van Hororshko nog enige ruimte voor twijfel over [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] ’s bedoeling, maar die twijfel wordt weggenomen door de daaropvolgende berichten tussen [naam leidinggevende] en [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] . Uit die berichten blijkt overduidelijk dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft beoogd de arbeidsovereenkomst met FIH op te zeggen per 1 oktober 2023. Verder blijkt ook uit zijn gedragingen daarna dat hij met het bericht van 30 september 2023 de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2023 opgezegd heeft. Hij is daarna immers niet meer verschenen op de werkplek.
26 september 2023 in de groeps-app waarvan [naam leidinggevende] , [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] en [naam collega] deel uitmaakten (zie hiervoor onder 2.10). In dat laatste bericht bevestigt [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] immers dat hij en [naam collega] de daaropvolgende week zullen werken volgens het nieuwe schema.
art. 223 Rv. Het incidentele verzoek van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] wordt daarom afgewezen.