ECLI:NL:RBLIM:2024:1128

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10814472 \ CV EXPL 23-5186
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een civiele zaak over aanneming van werk met schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter in Maastricht, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. B.C. van Hees, een vordering ingesteld tegen gedaagden, waarvan één in persoon procedeerde en de ander niet verschenen is. De eisers vorderen hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van een bedrag van € 3.303,01, vermeerderd met wettelijke rente, en € 455,30 aan buitengerechtelijke incassokosten, alsook de proceskosten. De procedure is gestart met een dagvaarding en er is een verzoek om uitstel ingediend door gedaagde sub 1. Gedaagde sub 2 is niet verschenen, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eisers ten aanzien van de hoofdsom en de wettelijke rente niet is weersproken, aangezien gedaagde sub 1 na uitstel niet meer heeft gereageerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisers recht hebben op de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat deze in overeenstemming zijn met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De totale vordering van eisers, inclusief de buitengerechtelijke kosten, bedraagt € 3.758,31.

De kantonrechter heeft gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van dit bedrag, inclusief de proceskosten van € 780,56, en heeft de wettelijke rente toegewezen over zowel de hoofdsom als de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 6 maart 2024 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10814472 \ CV EXPL 23-5186
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.[eiseres sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. B.C. van Hees,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende in de [woonplaats 2] op een geheim adres,
procederend in persoon,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende [adres] ,
[woonplaats 3] ,
niet verschenen,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van [gedaagde sub 1]
- het tegen gedaagde [gedaagde sub 2] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eisers] vorderen - samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van:
een bedrag van € 3.303,01, te vermeerderen met wettelijke rente,
een bedrag van € 455,30 aan buitengerechtelijke incassokosten,
de kosten van de procedure, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
2.2.
[eisers] leggen daaraan het volgende ten grondslag.
Partijen hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. Doordat de overeengekomen werkzaamheden ondeugdelijk en deels niet zijn hebben [eisers] schade geleden. [eisers] hebben de overeenkomst partieel ontbonden en schadevergoeding gevorderd. Partijen hebben een betalingsregeling getroffen. [gedaagden] blijven in gebreke met betaling van een bedrag van € 3.303,01. Voorts [eisers] dat [gedaagden] aan hen een vergoeding van € 455,30 voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd zijn.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt vast dat ten aanzien van de niet verschenen [gedaagde sub 2] de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen. Ingevolge het bepaalde in artikel 140 Rv wordt tegen deze partij verstek verleend en wordt, nu [gedaagde sub 1] in de procedure is verschenen, tussen alle partijen één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
3.2.
[gedaagde sub 1] heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering van [eisers] ten aanzien van de hoofdsom en de wettelijke rente staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
3.3.
[eisers] maken aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De kantonrechter stelt vast dat [eisers] voldoende hebben gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten groot € 455,30 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
3.4.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
3.303,01
- buitengerechtelijke incassokosten
455,30
+
totaal
3.758,31
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
3.758,31
3.5.
[gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,56
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
271,00
(1,00 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
780,56
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.7.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 3.758,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de toegewezen hoofdsom vanaf de dag van verzuim tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 780,56, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.
type: JEC