In eerdere rechtspraak van de Hoge Raad is voorts geoordeeld dat van dergelijke zeer
uitzonderlijke omstandigheden sprake kan zijn in het geval dat de verdenking zich richt tegen
de arts zelf. Meer in het bijzonder zal, indien de arts wordt verdacht van een jegens zijn
patiënt gepleegd delict, onder omstandigheden aanleiding kunnen bestaan om het met het
verschoningsrecht gemoeide algemene belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees
voor openbaarmaking van het aan hem toevertrouwde tot een arts moet kunnen wenden, te
relativeren. Dan zal zwaarder kunnen wegen dat het verschoningsrecht niet ertoe mag dienen
om de waarheid te bemantelen in een tegen de verschonings-gerechtigde arts zelf ingestelde
strafvervolging en dat - indien het gaat om verdenking van een jegens een patiënt gepleegd
delict - patiënten in het algemeen erop moeten kunnen vertrouwen dat bij een ernstig
vermoeden van verwijtbaar ondeskundig handelen van een arts de gegevens die - veelal
verplicht - met betrekking tot de medische behandeling in het medisch dossier zijn
vastgelegd, voor onderzoek door de justitiële autoriteiten beschikbaar zijn (vgl. HR 26 mei
2009, LJN BG5979, NJ 2009/263).