ECLI:NL:RBLIM:2024:1061

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
03.334432.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van woningoverval; niet bruikbare herkenning verbalisant; veroordeling voor wapenbezit

Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een woningoverval op 3 december 2021 in Kerkrade. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van dit feit, omdat de bewijsvoering onvoldoende was. De verklaringen van de aangever werden als onbetrouwbaar beschouwd, met substantiële tegenstrijdigheden en een gebrek aan ondersteunend bewijs. De rechtbank verwierp ook de herkenning door verbalisanten, omdat deze niet overtuigend genoeg was. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor wapenbezit, aangezien hij op 25 januari 2022 een alarmpistool en munitie in zijn bezit had, wat wettelijk verboden is. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee weken op, met aftrek van het voorarrest. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd voor de woningoverval, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van dat feit was vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten, maar dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.334432.21
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 06 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] 1977,
zonder vaste woon- en/of verblijfplaats.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 februari 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. Teerling. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachten [medeverdachte 1] , met het parketnummer 03.067151.22, en [medeverdachte 2] , met het parketnummer 03.331004.21.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: op 3 december 2021 te Kerkrade met anderen een woningoverval heeft gepleegd.
Feit 2: op 25 januari 2022 een alarmpistool met patroonmagazijn voorhanden heeft gehad.
Feit 3: op 25 januari 2022 twee knalpatronen en twee kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Feit 4: op 25 januari 2022 een boksbeugel voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht het tenlastegelegde bewezen. Na de woningoverval van
3 december 2021 kwamen er op verschillende momenten TCI-informatie en een MMA-melding binnen, waarin de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] veelvuldig als daders van de woningoverval werden genoemd. Naar aanleiding van deze informatie is de politie onderzoek gaan doen. Uit het onderzoek bleek dat [medeverdachte 2] en de medeverdachte [medeverdachte 1] op
1 december 2021 bij de [naam bedrijf 1] te Kerkrade onder meer handschoenen, nekwarmers en een zwarte bivakmuts hadden gekocht. Op 1 december 2021 werd door [medeverdachte 1] een rode pruik gekocht bij de [naam bedrijf 2] te Heerlen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij deze pruik heeft gekocht in opdracht van [medeverdachte 2] en dat zij erbij was toen [medeverdachte 2] de bivakmuts en de handschoenen kocht bij de [naam bedrijf 1] in Kerkrade.
Volgens een medewerkster van de [naam bedrijf 2] was er een persoon in de winkel geweest die sterke overeenkomsten vertoonde met de verdachte en die trok met een been.
Op de camerabeelden ten tijde van de overval op 3 december 2021 is een persoon te zien met een rode pruik. De zwarte lakschoenen van de overvaller zijn te zien. Er zijn beelden van een dag in oktober waarop de verdachte te zien is. Hij draagt zwarte lakschoenen. Bovendien is de verdachte door opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkend als de persoon met de rode pruik.
Aangever [aangever] heeft verklaard dat de overvallers Nederlands zonder Limburgs accent spraken. [medeverdachte 2] is geboren in [geboorteplaats 2] .
Aangevers [aangever] en [slachtoffer] verklaarden dat de mannen groot waren en [aangever] verklaart dat een van de mannen misschien 1.90 m groot was en donker. [medeverdachte 2] is groot en heeft een getinte huidskleur.
Aangever [slachtoffer] verklaarde dat twee van de mannen spraken met een Antilliaans/Surinaams accent. De moeder van [medeverdachte 2] is geboren in Suriname en zijn vader in Curaçao.
Er wordt op de iPhone 11 Pro van [medeverdachte 2] een Whatsapp-gesprek van 2 december 2021 aangetroffen, waarbij de verdachte een foto van zichzelf met damespruik opstuurt. Het is niet dezelfde pruik als die van de overval, maar draagt wel bij aan de overtuiging dat [medeverdachte 2] en de verdachte twee van de overvallers zijn.
Voorts blijkt uit onderzoek aan de Apple iPhone X telefoon van [verdachte] dat op 19 en 20 januari 2022 veelvuldig zoekopdrachten waren gedaan naar het programma Opsporing Verzocht en dan vooral naar het item: “woningoveral in Kerkrade” en “politie zoekt drie daders”.
Op grond van het voorgaande acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte en [medeverdachte 2] samen de woningoverval hebben gepleegd.
Feiten 2 en 3
Het geladen alarmpistool en de 2 kogelpatronen werden aangetroffen in de woning van de verdachte tijdens de doorzoeking van diens woning. Deze werden inbeslaggenomen en onderzocht. De verdachte heeft bekend dat deze spullen van hem zijn. De feiten kunnen worden bewezen.
Feit 4
De boksbeugel werd in de jas van de verdachte aangetroffen, toen hij werd gefouilleerd na zijn aanhouding ten behoeve van zijn transport. De boksbeugel werd onderzocht. De boksbeugel betreft een wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie 1 onder 3 van de Wet Wapens en Munitie. Het feit kan bewezen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit en daartoe aangevoerd dat de verklaringen die door de aangever [aangever] zijn afgelegd, eerst bij de politie en later bij de rechter-commissaris onderling dusdanig tegenstrijdig en daarmee onbetrouwbaar zijn, dat zij niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
De getuige [getuige] heeft bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd over de kennis en wetenschap die aangever [aangever] heeft over de verdachte die [aangever] kent als de persoon [alias] . Ze kennen elkaar al een paar jaar. Dat maakt dat de verklaring van [aangever] afgelegd bij de rechter-commissaris niet te begrijpen is. Hij heeft eerder bij de politie niet verklaard dat [alias] de overvaller met de rode pruik was.
De verklaring van [aangever] afgelegd bij de rechter-commissaris bevat bovendien tegenstrijdigheden, aannames en onwaarachtigheden in vergelijking met zijn eerder bij de politie afgelegde verklaring. Dat maakt de verklaring onbetrouwbaar.
Daarnaast zijn de herkenningen door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] weinig imponerend. Op de foto van de persoon met de rode pruik, die is gebruikt bij de herkenning door verbalisant [verbalisant 1] , zijn de herkenningspunten niet zichtbaar zoals de lange zwarte haren. Dit is evenmin zo op de vergelijkingsfoto. De verdachte heeft een lange paardenstaart. De overige beweerdelijke herkenningspunten, waaronder het tengere postuur, zijn evenmin zichtbaar op de foto met de rode pruik. Het proces-verbaal waarnaar de verbalisant [verbalisant 1] verwijst, zit niet bij de stukken in het dossier. Er kan niet worden nagegaan waaraan de herkenning wordt opgehangen.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft het opsporingsfilmpje gezien en heeft daarop de herkenning gebaseerd. Hetgeen hij stelt, is onvoldoende te herkennen in het opsporingsfilmpje en evenmin in het bewegingspatroon van de verdachte.
De link tussen de zwarte lakschoenen die de officier van justitie maakt aan de hand van de eerdere beelden van de verdachte van oktober en de man met de pruik is niet te maken.
Voor het overige zijn er geen bewijsmiddelen die belastend zijn voor de verdachte. Er is geen DNA van de verdachte aangetroffen op de plaats delict of op enige andere relevante plaats.
Het onderzoek bij de Karnavalswierts heeft ook niets opgeleverd.
De verklaring van [slachtoffer] is ontlastend voor de verdachte. De verdachte voldoet niet aan het signalement dat door [slachtoffer] wordt gegeven en de verdachte spreekt niet met een Antilliaans/Surinaams accent. De raadkamer heeft op 20 oktober 2022 de opheffing van de voorlopige hechtenis bevolen, omdat er onvoldoende ernstige bezwaren waren. De raadkamer had destijds al het volledige dossier. Er is daarna niets nieuws in belastend opzicht jegens verdachte bijgekomen. De verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
De feiten 2 en 3 heeft de verdachte bekend en kunnen worden bewezen.
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde voorhanden hebben van de boksbeugel niets naar voren gebracht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij samen met anderen op 3 december 2021 in de gemeente Kerkrade een woningoverval heeft gepleegd.
Op 3 december 2021 vond er een overval plaats op een woning gelegen aan de [adres] te Kerkrade. Bij deze overval drongen drie mannen, met bivakmutsen op, de woning binnen en riepen: “politie, politie, drugsinval, geld.” Uit de woning werden 400 euro contant geld en twee gouden horloges weggenomen.
Tijdens het onderzoek werden camerabeelden van deze woning veiliggesteld. Hierop waren de drie daders te zien. Eén van de drie daders droeg een opvallende rode pruik met lang haar.
Na de woningoverval kwamen er verscheidene MMA-meldingen en een TCI-melding binnen, inhoudende kort gezegd dat de verdachte en [medeverdachte 2] de woningoverval hebben gepleegd. De verdachte zou de man met de rode pruik zijn geweest en [medeverdachte 2] zou een dag voor de woningoverval onder meer een bivakmuts en handschoenen hebben gekocht bij de [naam bedrijf 1] te Kerkrade, die zouden zijn gebruikt bij de woningoverval. Naar aanleiding van deze informatie heeft de politie een onderzoek ingesteld en onder andere camerabeelden bij de [naam bedrijf 1] opgevraagd waarop [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] te zien zijn bij [naam bedrijf 1] op 1 december 2021.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op 1 december 2021 samen met haar partner, [medeverdachte 2] , in de [naam bedrijf 1] is geweest. [medeverdachte 1] weet niet waarom [medeverdachte 2] onder meer een bivakmuts, handschoenen en nekwarmers heeft gekocht. Bij de [naam bedrijf 2] heeft [medeverdachte 1] op 1 december 2021 een opvallende pruik voor [medeverdachte 2] moeten kopen. Ze heeft de pruik met lange rode haren die ze bij de [naam bedrijf 2] heeft gekocht aan [medeverdachte 2] gegeven. [medeverdachte 2] heeft haar niet verteld waarom ze de pruik moest kopen en ook niet waarom ze mee moest naar de [naam bedrijf 1] .
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard op 1 december 2021 onder andere een bivakmuts en handschoenen bij de [naam bedrijf 1] te hebben gekocht.
De aangever [aangever] heeft bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd over betrokkenheid van de verdachte bij de overval. Anders dan in zijn aangifte verklaart aangever [aangever] bij de rechter-commissaris voor het eerst dat de rode pruik afviel, dat daar een kaal hoofd onder vandaan kwam en dat hij de man herkende als [alias] (
cursief rechtbank: medeverdachte [verdachte] heeft als bijnaam [alias] ).Verder bevinden zich in het dossier observaties. Hieruit blijkt dat de verdachte op 8 december 2021 uit de woning van [verdachte] komt.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niets te maken heeft met de woningoverval.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De spullen die bij de woningoverval zijn gebruikt, waaronder de rode pruik, zijn niet aangetroffen. De verdachte wordt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkend als de persoon die op de camerabeelden staat met de rode pruik. De rechtbank acht de punten waaraan verbalisant [verbalisant 1] de verdachte herkent op de foto die zich als bijlage bevindt bij het proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar (noot griffier: pagina 116 van de doornummering) niet te verifiëren. Verschillende punten waaraan verbalisant [verbalisant 1] zegt de verdachte te herkennen, zijn voor de rechtbank op de betrokken foto niet waarneembaar. Daar komt nog bij dat de verbalisant in het kader van de herkenning verwijst naar een eerder door hem opgemaakt mutatierapport. Dit rapport zit niet in het onderhavige strafdossier, zodat de rechtbank daar ook geen acht op kan slaan.
De rechtbank zal de herkenning door verbalisant [verbalisant 1] dan ook niet voor het bewijs bezigen. De herkenning door verbalisant [verbalisant 2] is gedaan aan de hand van bewegende beelden die zijn vertoond in het TV-programma Opsporing Verzocht. De bewegingen en lichaamshouding waaraan verbalisant [verbalisant 2] de verdachte zegt te herkennen, zijn naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet zodanig specifiek dat zij een betrouwbare herkenning zonder meer kunnen dragen. In elk geval zal er dan nader bewijs moeten zijn waarin deze herkenning kan worden bevestigd.
De rechtbank is van oordeel dat dit nadere bewijs niet uit het dossier kan worden afgeleid en dat uit het dossier onvoldoende blijkt van betrokkenheid van de verdachte bij de woningoverval om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Hierbij is van belang dat de rechtbank de verklaringen van aangever [aangever] terzijde schuift. Aangever [aangever] heeft, anders dan bij de politie, bij de rechter-commissaris voor het eerst verklaard over de betrokkenheid van de verdachte bij de overval. De rechtbank vindt het onvoorstelbaar dat [aangever] eerder bij de politie niet heeft verklaard dat de verdachte één van de daders van de woningoverval was, terwijl hij de verdachte al jaren kent. Bovendien bevatten de verklaringen die [aangever] aflegt substantiële tegenstrijdigheden, zoals de verklaring over het wel of niet afvallen van de rode pruik.
Verder kan aan de enkele constatering dat [medeverdachte 2] op 8 december 2021 uit de woning van de verdachte komt geen enkele waarde in relatie tot het tenlastegelegde worden toegekend.
Op grond van het voorgaande kan de rechtbank niet zonder redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte een van de daders is van de woningoverval op 3 december 2021. Om die reden zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 1.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank zal, nu de verdachte het hem onder 2 ten laste gelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 25 januari 2022; [2]
- de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 25 januari 2022; [3]
- het proces-verbaal onderzoek Wet wapens en Munitie d.d. 10 februari 2022; [4]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie d.d. 26 januari 2022. [5]
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank zal, nu de verdachte het hem onder 3 ten laste gelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 25 januari 2022; [6]
- de kennisgevingen van inbeslagneming d.d. 25 januari 2022; [7]
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie d.d. 26 januari 2022. [8]
Ten aanzien van feit 4
Op 25 januari 2022 werd de verdachte aangehouden. Tijdens de transportfouillering van de verdachte werd bij de verdachte in zijn jas een boksbeugel aangetroffen. [9] De bokbeugel werd inbeslaggenomen. [10] Op de boksbeugel stond de tekst: “Hard Ride”. Op de scherpe randen c.q. uitsteeksels stonden de letters “ALTO”. Op de boksbeugel stond de afbeelding van een doodshoofd. Uit onderzoek is gebleken dat de boksbeugel een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 3, van de Wet Wapens en Munitie betreft. [11]
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande het tenlastegelegde onder feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 2:
op 25 januari 2022 in de gemeente Brunssum een wapen van categorie III, onder 4, van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool met patroonmagazijn, merk Bruni, model GAP, kaliber 8 mm knall, voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
op 25 januari 2022 in de gemeente Brunssum munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- twee knalpatronen, kaliber 8 millimeter knall en
- een kogelpatroon, merk G.F.L., kaliber .320
- een kogelpatroon, merk S&B, kaliber 6.35 millimeter Browning,
voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
op 25 januari 2022 in de gemeente Heerlen een wapen van categorie I, onder 3°, van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel (voorzien van tekst: Hard Ride en letters: ALTO en een afbeelding van een doodshoofd) voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit. De feiten 2 tot en met 4 betreffen feiten waarvoor doorgaans een geldboete wordt opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een alarmpistool, 4 patronen en een boksbeugel. Het voorhanden hebben van een alarmpistool is verboden, omdat het veelal wordt gebruikt bij het plegen van misdrijven in allerlei vormen en daarom een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee kan brengen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in beginsel aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Uit de oriëntatiepunten voor de Wet Wapens en Munitie volgt dat voor het voorhanden hebben van een alarmpistool, patronen en een boksbeugel doorgaans geldboetes worden opgelegd.
Redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat het recht van de verdachte op een berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden.
De Hoge Raad heeft in zijn uitleg van de redelijke termijn als uitgangspunt genomen dat de behandeling van een zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op het moment waarop de verdachte door de politie als verdachte is aangehouden en verhoord, te weten op 25 januari 2022.
De termijn is derhalve met 5 weken overschreden. De rechtbank volstaat met deze constatering zonder rechtsgevolg.
Hoogte straf
De rechtbank acht, gelet op de omstandigheid dat de verdachte 269 dagen in voorarrest heeft doorgebracht, een geldboete niet meer passend en zal de verdachte, alles overwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van het voorarrest opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde een schadevergoeding van € 7.000, - aan immateriële schade ter zake van het tenlastegelegde feit.
Gelet op het feit dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen.

8.Het beslag

Onttrekking aan het verkeer zal worden bevolen van de in het dictum opgenomen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen.
Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot die voorwerpen de tenlastegelegde feiten onder 2 tot en met 4 zijn begaan, terwijl die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 wetboek van Strafrecht
13, 26 en 55 Wet wapens en munitie van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 2, 3 en 4 tot een gevangenisstraf van 2 weken;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten, door verdachte te tegen de
vordering gemaakt, begroot op nihil;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
1. STK Wapen (Omschrijving: PL2300-2021190182-G1479698, boksbeugel, zwart);
1. STK Wapen (Omschrijving: PL2300-2021190182-G1479728, alarmpistool);
1. STK Munitie (Omschrijving: PL2300-2 021190182-G1479727, kogelpatroon);
1. STK Patroonhouder (Omschrijving: PL2300-2021190182-G1479729).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E.M. Hendriks, voorzitter, mr. D.J.E. Hamers-Aerts en
mr. J. Trifunović, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 06 maart 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
Feit 1:
hij op of omstreeks 3 december 2021 in de gemeente Kerkrade,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (ongeveer) Euro 400,- en/of twee (gouden) horloges, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] en/of [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- vermomd (met pruik en/of bivakmutsen/skimaskers) aan te bellen bij het pand [adres] en/of (vervolgens)
- die woning binnen te dringen en/of die [aangever] de woning in te duwen en/of (vervolgens)
- te roepen: "Politie, drugsinval" en/of "Geld" en/of (vervolgens)
- die [aangever] en die [slachtoffer] te knevelen, in elk geval de handen en/of voeten middels tie-wraps aan elkaar te binden en/of (vervolgens)
- een doek over het hoofd van die [aangever] te doen en/of (vervolgens)
-(duct)tape op de ogen en/of de mond van die [slachtoffer] te plakken;
Feit 2:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 in de gemeente Brunssum
een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te
weten een alarmpistool met patroonmagazijn, merk Bruni, model GAP, kaliber 8 mm knall, voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 in de gemeente Brunssum
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- twee knalpatronen, kaliber 8 millimeter knall en/of
- een kogelpatroon, merk G.F.L., kaliber .320
- een kogelpatroon, merk S&B, kaliber 6.35 millimeter Browning,
voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 in de gemeente Heerlen
een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten
een boksbeugel (voorzien van tekst: Hard Ride en/of letters: ALTO en/of een afbeelding van een doodshoofd) voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer 2021190182/Bentley, gesloten d.d. 26 augustus 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 675.
2.het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 25 januari 2022, pag. 77.
3.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 25 januari 2022, pag. 86 en 87.
4.het proces-verbaal onderzoek Wet wapens en Munitie d.d. 10 februari 2022, pag. 106 en 107.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 januari 2022, pag. 124.
6.het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 25 januari 2022, pag. 77.
7.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 25 januari 2022, pag. pag. 81 en pag. 87.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 januari 2022, pag. 124.
9.Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 25 januari 2022, pag. 38 en 39.
10.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 25 januari 2022, pag. 59.
11.Het proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 26 januari 2022, pag. 89.