ECLI:NL:RBLIM:2024:1060

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
03.331004.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van woningoverval; veroordeling voor onder meer wapenbezit

Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van een woningoverval op 3 december 2021 in Kerkrade. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van woningoverval, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij bij de overval betrokken was. De rechtbank oordeelde dat de enkele aankoop van een bivakmuts en handschoenen, evenals de opdracht aan een medeverdachte om een pruik te kopen, niet voldoende waren om zijn betrokkenheid bij de overval te bewijzen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet herkenbaar was op camerabeelden van de overval en dat de verklaringen van getuigen niet overtuigend genoeg waren om tot een veroordeling te komen.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor andere feiten, waaronder het voorhanden hebben van een semi-automatisch pistool en munitie, het bezit van een jammer en het bezit van cocaïne. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 25 januari 2022 in Heerlen een semi-automatisch pistool met bijbehorende munitie voorhanden had, evenals een jammer die gebruikt kan worden om telecommunicatie te verstoren. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte ongeveer 0,7 gram cocaïne in zijn bezit had. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.331004.21
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 06 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S. Weening, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 februari 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. Teerling. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachten [medeverdachte 1] , met het parketnummer 03.334432.21, en [medeverdachte 2] , met het parketnummer 03.067151.22.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: op 3 december 2021 te Kerkrade met anderen een woningoverval heeft gepleegd.
Feit 2: op 25 januari 2022 een semi-automatisch pistool met bijpassend patroonmagazijn, geladen met 10 kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Feit 3: op 25 januari 2022 tien kogelpatronen hollowpoint voorhanden heeft gehad.
Feit 4: op 25 januari 2022 een jammer heeft gebruikt, aangelegd of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad;
Feit 5: op 25 januari 2022 0,7 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht het tenlastegelegde bewezen. Na de woningoverval van
3 december 2021 kwamen er op verschillende momenten TCI-informatie en een MMA-melding binnen, waarin de medeverdachte [medeverdachte 1] en de verdachte als daders van de woningoverval werden genoemd. Naar aanleiding van deze informatie is de politie onderzoek gaan doen. Uit het onderzoek bleek dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] op 1 december 2021 bij de [naam bedrijf 1] te Kerkrade handschoenen, nekwarmers en een zwarte bivakmuts hadden gekocht. Op 1 december 2021 werd een rode pruik gekocht bij de [naam bedrijf 2] te Heerlen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij deze pruik heeft gekocht in opdracht van de verdachte en dat zij erbij was toen de verdachte de bivakmuts en de handschoenen kocht bij de [naam bedrijf 1] in Kerkrade.
Volgens een medewerkster van de [naam bedrijf 2] was er een persoon in de winkel geweest die sterke overeenkomsten vertoonde met [medeverdachte 1] en die trok met een been.
Op de camerabeelden ten tijde van de overval op 3 december 2021 is een persoon te zien met een rode pruik. De zwarte lakschoenen van de overvaller zijn te zien. Er zijn beelden van een dag in oktober waarop [medeverdachte 1] te zien is. Hij draagt zwarte lakschoenen. Bovendien is [medeverdachte 1] door opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkend als de persoon met de rode pruik.
Aangever [aangever] heeft verklaard dat de overvallers Nederlands zonder Limburgs accent spraken. De verdachte is geboren in [geboorteplaats] .
Aangevers [aangever] en [slachtoffer] verklaarden dat de mannen groot waren en [aangever] verklaart dat een van de mannen misschien 1.90 m groot was en donker. De verdachte is groot en heeft een getinte huidskleur.
Aangever [slachtoffer] verklaarde dat twee van de mannen spraken met een Antilliaans/Surinaams accent. De moeder van de verdachte is geboren in Suriname en zijn vader in Curaçao.
Er wordt op de iPhone 11 Pro van de verdachte een Whatsapp-gesprek van 2 december 2021 aangetroffen waarbij [medeverdachte 1] een foto van zichzelf met damespruik opstuurt. Het is niet dezelfde pruik als die van de overval, maar draagt wel bij aan de overtuiging dat de verdachte en [medeverdachte 1] twee van de overvallers zijn.
Voorts blijkt uit onderzoek aan de Apple iPhone X telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] dat op 19 en 20 januari 2022 veelvuldig zoekopdrachten waren gedaan naar het programma Opsporing Verzocht en dan vooral naar het item: “woningoveral in Kerkrade” en “politie zoekt drie daders”.
Op grond van het voorgaande acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte en [medeverdachte 1] samen de woningoverval hebben gepleegd.
Feiten 2 en 3
Bij de doorzoeking van de auto van de verdachte werd een semi-automatisch pistool met bijpassend patroonmagazijn, met daarin 10 kogelpatronen, aangetroffen. Het voorhanden hebben van deze kogelpatronen is onder feit 3 tenlastegelegd. Het wapen en de patronen werden inbeslaggenomen. Het wapen en de patronen werden onderzocht. De loop van het wapen werd bemonsterd. Het DNA-profiel van de verdachte werd hierop aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen voor een bekende in zijn auto heeft bewaard.
De feiten 2 en 3 kunnen bewezen worden verklaard.
Feit 4
De jammer werd in de woning van de verdachte aangetroffen. De jammer werd onderzocht en getest. Hieruit bleek dat de jammer werkte. De verdachte bekent de jammer in huis te hebben gehad om signalen te kunnen verstoren. Het feit kan bewezen worden verklaard.
Feit 5
De cocaïne werd in de woning van de verdachte aangetroffen. De MMC-test test positief op cocaïne. De verdachte heeft verklaard dat de cocaïne voor eigen gebruik was. Het feit kan bewezen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit en daartoe aangevoerd dat behalve de TCI en MMA-informatie er geen enkele aanwijzing is dat de verdachte bij de overval betrokken was.
De handschoenen die de verdachte op 1 december 2021 heeft gekocht bij de [naam bedrijf 1] betreffen dames paardrijhandschoenen, die hem niet passen. De bivakmutsen die hij op diezelfde dag eveneens bij de [naam bedrijf 1] kocht, betreffen doorzichtige helmmutsen. Deze worden gedragen onder een motorhelm. [medeverdachte 2] heeft op verzoek van de verdachte op 1 december 2021 een pruik gekocht bij de [naam bedrijf 2] . Uit het dossier valt niet vast te stellen dat de spullen die op 1 december 2021 zijn gekocht bij de [naam bedrijf 1] en Karnavalswierts bij de overval zijn gebruikt. De signalementen die [aangever] en [slachtoffer] geven van de overvallers komen niet overeen met het signalement van de verdachte. Hij praat met een zachte G en praat niet met een Surinaams/Antilliaans accent. Op de beelden van de overval die bij het TV programma Opsporing Verzocht zijn vertoond, is geen persoon te zien waarvan het postuur overeenkomst met dat van de verdachte. De verdachte dient van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de onder 2 tot en met 5 tenlastegelegde feiten voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij samen met anderen op 3 december 2021 in de gemeente Kerkrade een woningoverval heeft gepleegd.
Op 3 december 2021 vond er een overval plaats op een woning gelegen aan de [adres] te Kerkrade. Bij deze overval drongen drie mannen, met bivakmutsen op, de woning binnen en riepen: “politie, politie, drugsinval, geld.” Uit de woning werden 400 euro contant geld en twee gouden horloges weggenomen.
Tijdens het onderzoek werden camerabeelden van deze woning veiliggesteld. Hierop waren de drie daders te zien. Eén van de drie daders droeg een opvallende rode pruik met lang haar.
Na de woningoverval kwamen er verscheidene MMA-meldingen en een TCI-melding binnen, inhoudende kort gezegd dat [medeverdachte 1] en de verdachte de woningoverval hebben gepleegd. [medeverdachte 1] zou de man met de rode pruik zijn geweest en de verdachte zou een dag voor de woningoverval onder meer een bivakmuts en handschoenen hebben gekocht bij de [naam bedrijf 1] te Kerkrade die zijn gebruikt bij de woningoverval. Naar aanleiding van deze informatie heeft de politie een onderzoek ingesteld en onder andere camerabeelden bij de [naam bedrijf 1] opgevraagd waarop de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] te zien zijn bij [naam bedrijf 1] op 1 december 2021.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat zij op 1 december 2021 samen met de verdachte in de [naam bedrijf 1] is geweest. [medeverdachte 2] weet niet waarom de verdachte onder meer een bivakmuts, handschoenen en nekwarmers heeft gekocht. Bij de [naam bedrijf 2] heeft [medeverdachte 2] op 1 december 2021 een pruik voor de verdachte moeten kopen. Ze heeft de pruik met lange rode haren die ze bij [naam bedrijf 2] heeft gekocht aan de verdachte gegeven. De verdachte heeft haar niet verteld waarom ze de pruik moest kopen en ook niet waarom ze mee moest naar [naam bedrijf 1] . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gevraagd om een pruik te kopen.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gerelateerd dat zij medeverdachte [medeverdachte 1] hebben herkend als de persoon die op de camerabeelden staat met de rode pruik.
De aangever [aangever] heeft bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd over betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij de overval. Anders dan in zijn aangifte verklaart aangever [aangever] bij de rechter-commissaris dat de rode pruik afviel, dat daar een kaal hoofd onder vandaan kwam en dat hij de man herkende als [alias]
(cursief rechtbank: medeverdachte [medeverdachte 1] heeft als bijnaam [alias] ).Verder bevinden zich in het dossier observaties. Hieruit blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 1] contact met elkaar hebben.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niets te maken heeft met de woningoverval.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard op 1 december 2021 onder andere een bivakmuts en handschoenen bij de [naam bedrijf 1] te hebben gekocht. Ook heeft hij verklaard dat hij zijn partner, [medeverdachte 2] , opdracht heeft gegeven om een pruik te kopen. Op 8 december 2021 zien opsporingsambtenaren tijdens een observatie dat de verdachte uit de woning van [medeverdachte 1] komt.
De spullen die bij de woningoverval zijn gebruikt zijn niet aangetroffen. Onduidelijk is verder of de spullen die door de verdachte zijn gekocht en de pruik die door [medeverdachte 2] in opdracht van de verdachte is gekocht, zijn gebruikt bij de woningoverval. Het enkel opdracht geven tot het kopen van een rode pruik, gelijkend op de pruik die is gebruikt bij de overval, enkele dagen voor die overval en de enkele aanschaf van een bivakmuts en handschoenen is ook onvoldoende voor een bewezenverklaring van betrokkenheid van de verdachte bij de woningoverval. Daarnaast maakt de enkele omstandigheid dat de verdachte enkele dagen ná de woningoverval uit de woning van [medeverdachte 1] komt, niet dat hij kan worden aangemerkt als (mede)pleger van de woningoverval. De rechtbank stelt ook vast dat de verdachte op de beschikbare beelden van de overval niet wordt herkend als een van de daders. Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 1.
Feiten 2 en 3
De rechtbank zal, nu de verdachte het hem onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2022; [2]
- het proces-verbaal onderzoek verborgen ruimte d.d. 27 januari 2022; [3]
- de kennisgevingen van inbeslagneming d.d. 25 januari 2022; [4]
- het proces-verbaal onderzoek Wet wapens en Munitie d.d. 10 februari 2022; [5]
- de bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting d.d. 21 februari 2024 afgelegd.
Feit 4
De rechtbank zal, nu de verdachte het hem onder 4 ten laste gelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van binnentreden woning d.d. 25 januari 2022; [6]
- de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 25 januari 2022; [7]
- het rapport van bevindingen technisch onderzoek d.d. 22 februari 2022; [8]
- de bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting d.d. 21 februari 2024 afgelegd.
Feit 5
- het proces-verbaal van binnentreden woning d.d. 25 januari 2022; [9]
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 29 januari 2022; [10]
- de bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting d.d. 21 februari 2024 afgelegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 2:
op 25 januari 2022 in de gemeente Heerlen een wapen van categorie III, onder 1, te weten een semi-automatisch pistool, merk Star, model 30 PK kaliber 9 millimeter Para, met bijpassend (in de greep uitneembaar) patroonmagazijn (geladen met 10 kogelpatronen), zijnde een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
op 25 januari 2022 in de gemeente Heerlen munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een kogelpatroon hollowpoint van het kaliber 9 mm Luger (een zogenaamd expanderend projectiel) voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
op 25 januari 2022 in de gemeente Heerlen, een radioapparaat, te weten een jammer (verstoorder), aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
Feit 5:
op 25 januari 2022 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,7 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Feit 4:
opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet.
Feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor feit 1, een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden voor de overige tenlastegelegde feiten volstaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een semi-automatisch pistool met geladen patroonmagazijn. Dit geladen pistool is aangetroffen in een verborgen ruimte van zijn auto. Eén van deze patronen betrof een hollowpoint, een zogenaamd expanderend projectiel. Voorts had de verdachte ongeveer 0,7 gram cocaïne in zijn bezit. Tot slot had de verdachte in zijn woning een jammer voorhanden.
Het voorhanden hebben van schietklare vuurwapens en daarbij behorende munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bezit van vuurwapens regelmatig tot het gebruik daarvan leidt, met alle risico's van dien voor betrokkenen en voor toevallig aanwezige derden. Dergelijke feiten dragen daardoor bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving en vallen op geen enkele wijze te rechtvaardigen. Daar komt nog bij dat de aangetroffen hollowpoint munitie zeer ernstige verwondingen kan veroorzaken.
De verdachte had daarnaast een zogeheten jammer voorhanden. Met deze jammer kan telecommunicatieverkeer naar believen van de gebruiker van de jammer verstoord worden. Het moge duidelijk zijn dat het ongecontroleerd bezit van dit soort apparatuur ongewenst is.
Redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat het recht van de verdachte op een berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden.
De Hoge Raad heeft in zijn uitleg van de redelijke termijn als uitgangspunt genomen dat de behandeling van een zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op het moment waarop de verdachte door de politie als verdachte is aangehouden en verhoord, te weten op 25 januari 2022.
De termijn is derhalve met 5 weken overschreden. De rechtbank volstaat met deze constatering zonder rechtsgevolg.
Hoogte straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in beginsel aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Uit de oriëntatiepunten voor de Wet Wapens en Munitie volgt dat voor het voorhanden hebben van een semi-automatisch in een woning doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden wordt opgelegd. De verdachte had het geladen vuurwapen in een verborgen ruimte in zijn auto. De rechtbank acht dit strafverzwarend nu de auto zich bevond in de openbare ruimte. Bovendien was het wapen doorgeladen. Voor de overige bewezenverklaarde feiten wordt doorgaans een geldboete opgelegd.
De rechtbank acht, alles overwegende een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van het voorarrest (353 dagen) passend.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde een schadevergoeding van € 7.000, - aan immateriële schade ter zake van het tenlastegelegde feit.
Gelet op het feit dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen.

8.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, nu het strafvorderlijk belang zich hier niet (meer) tegen verzet.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 van het Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 van de Opiumwet, artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 26, 55 Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor de feiten 2, 3, 4 en 5 tot een gevangenisstraf van
5 maanden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten, door verdachte tegen de vordering
gemaakt, begroot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
- 125 EUR (ibn 25-01-22) (Omschrijving: G1479788);
- 300 EUR (ibn 25-01-22) (Omschrijving: G1479781);
- 1 STK kleding (Omschrijving: PL2300-2021190182-G1479742, zwart);
- 1 STK kleding (Omschrijving: PL2300-2021190182-G1479734, blauw, merk:
handschoen);
- 1 STK computer (Omschrijving: PL2300-2021190182-G1479760, zwart, merk: Tie
Star);
- 1 STK kleding (Omschrijving: PL2300-2021190182-G1479773, muts);
- 1 STK niet te definiëren goederen (Omschrijving: PL2300-2021190182-G1479762
(gps-baken met sd geheugenkaart), zwart);
- 1 STK niet te definiëren goederen (Omschrijving: PL2300-2021190182-G1479739
(plakband), grijs);
- 1 STK niet te definiëren goederen (Omschrijving: PL2300-2021190182-G1479817,
zwart, merk: peilbaken);
- 1 STK wapen (Omschrijving: PL2300-2021190182-G1479749, mes).
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E.M. Hendriks, voorzitter, mr. D.J.E. Hamers-Aerts en
mr. J. Trifunović, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 06 maart 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1:
hij op of omstreeks 3 december 2021 in de gemeente Kerkrade,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (ongeveer) Euro 400,- en/of twee (gouden) horloges, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] en/of [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- vermomd (met pruik en/of bivakmutsen/skimaskers) aan te bellen bij het pand [adres] en/of (vervolgens)
- die woning binnen te dringen en/of die [aangever] de woning in te duwen en/of (vervolgens)
- te roepen: "Politie, drugsinval" en/of "Geld" en/of (vervolgens)
- die [aangever] en die [slachtoffer] te knevelen, in elk geval de handen en/of voeten middels tie-wraps aan elkaar te binden en/of (vervolgens)
- een doek over het hoofd van die [aangever] te doen en/of (vervolgens)
-(duct)tape op de ogen en/of de mond van die [slachtoffer] te plakken;
Feit 2:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 in de gemeente Heerlen
een wapen van categorie III, onder 1, te weten een semi-automatisch pistool, merk Star, model 30 PK kaliber 9 millimeter Para, met bijpassend (in de greep uitneembaar) patroonmagazijn (geladen met 10 kogelpatronen), zijnde een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 in de gemeente Heerlen
munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
tien kogelpatronen hollowpoint van het kaliber 9 mm Luger (zogenaamde expanderende projectielen) voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 in de gemeente Heerlen, al dan
niet opzettelijk, een radioapparaat, te weten een jammer (verstoorder), heeft
aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft
gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen
vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van
hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
Feit 5:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 in de gemeente Heerlen opzettelijk
aanwezig heeft gehad (ongeveer) 0,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer 2021190182/Bentley, gesloten d.d. 26 augustus 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 675.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2022, pag. 258.
3.het proces-verbaal onderzoek verborgen ruimte d.d. 27 januari 2022, pag. 233 t/m 238.
4.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 25 januari 2022, pag. 215 en pag. 216.
5.Het proces-verbaal onderzoek Wet wapens en Munitie d.d. 10 februari 2022, pag. 285 t/m 288.
6.Het proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 25 januari 2022, pag. 162.
7.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 25 januari 2022, pag. 206.
8.het rapport van bevindingen technisch onderzoek d.d. 22 februari 2022, pag. 301 t/m 303.
9.Het proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 25 januari 2022, pag. 162.
10.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 29 januari 2022, pag. 294.