3.3Het oordeel van de rechtbank
De onderstaande bewijsmiddelen zijn in dit vonnis zakelijk weergegeven, tenzij anders is vermeld.
Aangever [slachtoffer 1]verklaarde als volgt:
Op 7 februari 2023 was ik op mijn kamer. Dit betreft kamer [nummer 1] gelegen aan de [adres 2] . Ik huur hier voor enkele dagen een kamer in het centrum van Venlo, dit is bij [slachtoffer 2] .
Ik maakte de deur open en toen stond de man die kamer [nummer 2] huurt op de gang. Ik hoorde dat hij op een agressieve manier, in het Engels, tegen mij zei dat ik zijn
meisje had. Ik maakte vervolgens de deur van mijn kamer open om te laten zien dat er geen meisje op mijn kamer was. Hij geloofde me niet en viel me meteen aan. Ik ben door deze man een paar keer op mijn gezicht geslagen. Het is zeker niet bij één keer gebleven. Ik voelde direct een hevige pijn en zag overal bloed. Ik ben in elk geval meerdere keren met de vuist geslagen. Ik zag dat de man met kracht en met een gebalde rechter vuist sloeg. Ik heb meerdere breuken in mijn oogkas en heb mijn kaak op 3 plaatsen gebroken.
Verbalisanten [naam 1] en [naam 2]relateerden als volgt:
Op 7 februari 2023 kregen wij de opdracht om te rijden naar de [adres 2] . Aldaar zou een mishandeling hebben plaatsgevonden. Cameratoezicht had de persoon in beeld en gaf aan dat deze nu links van ons richting het hotel liep. Ik, [naam 1] , zag een voor mij ambtshalve bekend persoon, [verdachte] , uit de straat lopen. Ik, [naam 1] , sprak [verdachte] aan en vroeg wat er aan de hand was. Ik, [naam 1] , zag dat [verdachte] zeer emotioneel was en zichtbaar en hoorbaar begon te huilen. Ik gaf aan dat er een melding was van een mishandeling en dat we daarom hier waren. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "neem mij maar mee." Ik vroeg waarom we hem dan mee moesten nemen. Ik hoorde dat hij zei dat een man in het hotel zijn vrouw had verkracht. [verdachte] gaf in de auto aan dat hij het slachtoffer had geslagen omdat hij zijn vriendin had verkracht. Hij zou hem meerdere malen geslagen hebben. Wij, verbalisanten, kregen portofonisch door van de collega's dat de ambulance die ter plaatse was zei dat er vermoedelijk met een voorwerp was geslagen gezien het letsel. Ik, [naam 1] , vroeg aan [verdachte] of hij alleen met zijn vuisten had geslagen of dat hij een voorwerp had gebruikt. [verdachte] zei: "Ik heb alleen met mijn vuisten geslagen. Ik heb hem meerdere keren hard geslagen.” Ik, [naam 1] , zag in het cellencomplex verwondingen aan de rechterhand van [verdachte] . Ik vroeg of deze verwondingen kwamen door het slaan van het slachtoffer. [verdachte] zei dat dit kwam door het slaan.
In de
letselrapportagevan GGD Limburg Noord, opgemaakt door dr. S.M.A.A. Schamp concludeert de forensisch arts dat er sprake is van ernstig letsel aan het aangezicht na fors, hoog energetisch, stomp trauma. Er sprake van een oogkas- en onderkaakbreuk en er zijn bloeduitstortingen. Hierbij is sprake van letsel door een scherprandig voorwerp met (minstens) drie parallelle scherpe randen. De onderkaak is zichtbaar onderbroken: het linker deel van de onderkaak is niet zichtbaar, waarbij opening van de mond beperkt wordt.
Uit de
medische informatievan GGD Limburg-Noord, opgemaakt door
Ö. Tapirdamaz, arts, volgt onder meer dat bij [slachtoffer 1] sprake was van een verbrijzeld linker jukbeen/bovenkaak complex waarbij ook een zenuwkanaal is betrokken, leidend tot inklemming en mogelijk definitieve uitval van een van de aangezichtszenuwen. Er is tevens een verbrijzeld onderkaakbeen links met losliggende snijtand en mogelijke afknelling van de gevoelszenuw die tot de linker ondertanden en kiezen loopt. [slachtoffer 1] werd opgenomen en werd de volgende dag overgeplaatst naar het Radboud UMC voor operatieve behandeling.
De rechtbank heeft ter terechtzitting de bewegende camerabeelden bekeken en heeft daarbij het volgende waargenomen:
De rechtbank ziet iemand die uit de deur van zijn hotelkamer komt, en een tijd naar de muur staat te luisteren. We zien dezelfde persoon vaak omhoog kijken in de richting van de camera. We zien een verbeten blik. De persoon laat zijn tanden zien. Vervolgens is te zien dat de persoon de deurklink van [nummer 1] beetpakt, de klink naar beneden doet. De deur gaat niet open. De rechtbank herkent deze persoon als de verdachte. De tweede keer als verdachte aan deur [nummer 1] komt, ziet de rechtbank dat de deur wordt geopend door het slachtoffer. Dan ziet de rechtbank dat de verdachte bij nummer [nummer 1] naar binnen schiet, een seconde uit beeld verdwijnt, weer in beeld komt en zijn rechterarm naar achteren beweegt.
Ook ziet de rechtbank een man, zijnde verdachte, die, vlak voordat hij de kamer ingaat, zijn vuisten op een enorme manier balt, zijn spieren aanspant en een blik in zijn ogen heeft die agressief is. In de linkerhand van verdachte ziet de rechtbank iets om zijn wijsvinger. Dat voorwerp steekt een beetje uit. Als de verdachte kamer [nummer 1] binnengaat heeft hij nog steeds iets in zijn linkerhand. Wat de rechtbank ook ziet op het moment dat de verdachte die kamer binnengaat, is dat heel snel zijn rechterarm naar achteren gaat en dan weer terug. Pas daarna gaat verdachte de kamer naar binnen en dan duurt het 1 minuut en 15 seconden voordat hij weer naar buiten komt.
De rechtbank neemt tevens op de beelden waar dat verdachte iets in de rechterhand vasthoudt; het is onduidelijk wat.
Aangever [naam 3]verklaarde namens [slachtoffer 2] als volgt:
Ik liep naar de kamer van de verdachte, kamer [nummer 2] . Voorheen zag ik dat er nog geen schade was aan deuren in kamer [nummer 2] . Echter, ik zag dat nu, op 7 februari 2023 omstreeks 20.00 uur, dat een grote scheur in de deur van kamer [nummer 2] zat. Ook zag ik dat de tussendeur tussen de kamer van de verdachte en de kamer daarnaast, kamer [nummer 3] , vermoedelijk opengetrapt was. Ik zag stukken hout, uit de deur, in beide kamers liggen en zag dat de deur tussen deze twee kamers geopend was. Ik zag schade aan de deur.
Verbalisanten [naam 4] en [naam 5]relateerden als volgt:
Op 7 februari 2023, omstreeks 19:50 uur, kwamen wij, verbalisanten, ter
plaatse bij het [slachtoffer 2] , gelegen aan de [adres 2] te Venlo. Wij, verbalisanten, zagen dat op de gang twee deuren open stonden. Dit betroffen de deuren van de kamers [nummer 2] en van [nummer 1] . Ik, verbalisant [naam 4] , hoorde dat op kamer [nummer 2] een tussendeur vernield was. Ik hoorde dat dit de kamer van de verdachte was. Ik kon in kamer [nummer 2] kijken en zag inderdaad een vernielde tussendeur.
Bewijsoverweging feit 1 en feit 2:
Op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte meermalen met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] (hierna ook: het slachtoffer) heeft geslagen, waardoor het slachtoffer letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij met zijn vuisten heeft geslagen. De rechtbank ziet op de camerabeelden dat de verdachte bij het binnengaan van de kamer in zijn beide handen een voorwerp heeft. Op basis van deze waarneming, in samenhang met de conclusie van forensisch arts Schamp dat er sprake is van letsel door een scherprandig voorwerp, concludeert de rechtbank dat verdachte zowel met zijn vuisten als met een voorwerp tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig aan te duiden. Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang dat wordt gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Op grond van het strafdossier is komen vast te staan dat het slachtoffer als gevolg van het door de verdachte op hem uitgeoefende geweld ernstig letsel in zijn gezicht heeft opgelopen. Uit de medische informatie blijkt dat het slachtoffer meerdere breuken aan zijn onderkaak, jukbeen en oogkas heeft opgelopen, waarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest. Het slachtoffer zal de gevolgen van dit letsel wellicht blijvend ervaren. Naar oordeel van de rechtbank kan het letsel van het slachtoffer dan ook worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Noodweer?
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat aan de verdachte een gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt zoals bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of een anders lijf, eerbaarheid of goed. De enkele vrees voor zo’n aanranding is onvoldoende. De gestelde (dreigende) aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig concreet en zodanig bedreigend zijn voor een verdachte dat deze juridisch kan worden aangemerkt als een (dreigende) ogenblikkelijke aanranding waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is. Een beroep op noodweer kan niet worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als “verdediging”, maar - naar de kern bezien - als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht.
Om een beroep op noodweer te kunnen beoordelen dient de rechtbank eerst vast te stellen of de feitelijke toedracht, zoals door de verdediging aan het verweer ten grondslag is gelegd en uit de wettelijke bewijsmiddelen moet worden afgeleid, aannemelijk is geworden. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de door de verdediging geschetste toedracht -indien aannemelijk geworden - een beroep op noodweer rechtvaardigt.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. Integendeel, de door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen is onverenigbaar met de overige bewijsmiddelen in het dossier, met name met de bewegende camerabeelden die de verklaring van de verdachte weerspreken. Verdachte verklaart immers dat [slachtoffer 1] op het bed lag en vanaf het bed op hem sprong toen hij de kamer binnenkwam, terwijl op de camerabeelden duidelijk waar te nemen is dat [slachtoffer 1] juist diegene is die de kamerdeur opent. Bovendien heeft de verdachte direct na het gebeuren tegen de politieagenten verklaard dat hij het slachtoffer heeft geslagen omdat het slachtoffer de vrouw van verdachte zou hebben verkracht. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het juist de verdachte was die de aanval is gestart.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestaan van de door de verdediging geschetste noodweersituatie niet aannemelijk is geworden. De rechtbank verwerpt het noodweerverweer.
Vernieling
In het dossier bevindt zich de aangifte van [slachtoffer 2] en een fotoblad waaruit blijkt dat de deur behorende bij de kamer van verdachte vernield is. Ook de agenten ter plaatse hebben geconstateerd dat op zijn minst één deur van kamer [nummer 2] , zijnde de kamer van verdachte, beschadigd is. De rechtbank is van oordeel dat deze bewijsmiddelen, in samenhang met de op de camerabeelden waargenomen agressieve houding van verdachte, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling.
Aangever [naam 6]verklaarde namens [slachtoffer 3] als volgt:
Op 2 februari 2023 bevond ik mij, benadeelde, met mijn functie als verpleegkundige belast, op de [afdeling 1] van het [instelling] aan de [adres 3] .
Ik, benadeelde, hoorde hoe de genoemde verdachte vervolgens zei: "anders lossen we het hier direct wel even op" waarna ik zag hoe de genoemde verdachte op mij afliep zijn linkerarm naar achteren bewoog en deze met een gerichte kracht van meer dan geringe betekenis richting mijn rechter schouder bewoog. Ik, benadeelde voelde hoe hij mij met vlakke hand op mijn rechter schouder raakte en voelde een korte scherpe pijn in mijn rechter schouder hetgeen ik opvatte als een provocatie.
Getuige [naam 7]verklaarde hierover als volgt:
Ik zag dat [verdachte] opeens met zijn hand tegen een van de schouders van [slachtoffer 3] sloeg.
Bewijsoverweging
Op basis van de hiervoor genoemde namens [slachtoffer 3] en de getuigenverklaring van [naam 7] is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden.