ECLI:NL:RBLIM:2024:1023

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
03.243784.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en ontslag van rechtsvervolging wegens noodweerexces in strafzaak tegen verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging, omdat niet bewezen kon worden dat het geweld in vereniging was gepleegd. De verdachte had zich verdedigd tegen een wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer, die hem aanvankelijk had aangevallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een succesvol beroep op noodweerexces toekwam, omdat hij handelde uit een hevige gemoedsbeweging van angst. De rechtbank verklaarde de verdachte niet strafbaar en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. De rechtbank baseerde haar beslissing op de feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.243784.22
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2003,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ter lande.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. T.J.N. Hameleers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 februari 2024. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. J.C.H. Pronk. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Primair:openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
Subsidiair:al dan niet samen met een ander of anderen [slachtoffer] heeft mishandeld terwijl dit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft gesteld dat het geweld in vereniging is gepleegd. De verdachte slaat het slachtoffer en op het moment dat het slachtoffer wegrent wordt niet de keuze gemaakt om hem te laten gaan, maar om met meerdere personen achter hem aan te rennen. Dat maakt dat er sprake is van gezamenlijk optreden of op zijn minst getalsmatige versterking.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het (primair) tenlastegelegde vrijspraak bepleit omdat het geweld niet in vereniging is gepleegd. De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van het zwaar lichamelijk letsel, omdat dit letsel voor de verdachte niet voorzienbaar was.
Naar het oordeel van de raadsman komt uit het dossier en de camerabeelden duidelijk naar voren dat aangever meermalen de confrontatie met de groep heeft opgezocht. De verdachte heeft zich tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van [slachtoffer] verdedigd. Die verdediging was gepast en geboden, hij kon immers geen kant op. Het was [slachtoffer] die de aanval inzette door een kopstoot te maken richting de verdachte en met zijn rechterhand uit te halen naar het hoofd van de verdachte. De verdachte heeft als gevolg hiervan een zwelling achter zijn linkeroor opgelopen.
Door deze ogenblikkelijke aanranding is de verdachte kort achter [slachtoffer] aangerend en heeft hem één klap gegeven als gevolg waarvan [slachtoffer] ten val is gekomen. Vervolgens heeft de verdachte niks meer gedaan en heeft hij zich van het gebeuren gedistantieerd. De verdachte heeft geslagen uit noodweer, zodat hij moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Bewijsmiddelen
De camerabeelden van de gemeentelijke beveiligingscamera’s [2] werden bekeken door verbalisant [naam 1] . [naam 1] relateert – zakelijk weergegeven – onder meer:
Op vrijdag 23 september 2022 vond er een openlijke geweldpleging plaats op de [plaats delict] te Roermond. Dit betreft [plaats delict] . Bij dit incident is een slachtoffer ernstig gewond geraakt en werden drie verdachten aangehouden.
Door de politie werd een onderzoek opgestart en hierbij werden de camerabeelden van de gemeentelijke beveiligingscamera’s veiliggesteld. Door mij, werden deze camerabeelden bekeken en hieruit is mij het volgende gebleken:
In het eerste fragment is te zien dat er meerdere jongeren in een groepje staan.
Op een gegeven moment komt een man de trap aflopen richting het groepje. Deze man betreft het latere slachtoffer. Ik zie dat het latere slachtoffer zich in de groep jongeren mengt.
Ik zie dat het latere slachtoffer een duw krijgt en hierdoor naar achteren gaat. Vervolgens beweegt hij weer naar voren.
Ik zie dat er door een onbekende man gesproken wordt met het slachtoffer en dat het slachtoffer meerdere keren een slaande beweging maakt naar de arm van deze persoon. Het slachtoffer wordt meerdere malen weggeduwd. Ik zie dat het slachtoffer toch elke keer weer terug gaat en zich dus niet lijkt te verwijderen van de groep, dan wel aanstalten maakt om weg te gaan.
Ik zie dat het latere slachtoffer op een gegeven moment door een blonde onbekende vrouw uit de groep wordt geduwd, weg van de groep. Op het moment dat het slachtoffer weggeduwd wordt, raakt hij met zijn rechterarm de latere verdachte 1. Tevens maakt het slachtoffer een duwende beweging met zijn rechterarm tegen de latere verdachte 1.
Vervolgens is te zien dat verdachte 1 tegen hem praat en gebaren maakt. Ik zie dat verdachte 1 een duwende beweging maakt ten opzichte van het slachtoffer.
Ik zie dat het slachtoffer tegenover verdachte 1 staat. Ik zie dat verdachte 1 slachtoffer van zich af duwt.
Ik zie dat verdachte 1 wederom het slachtoffer van zich af duwt met twee handen tegen de borst. Ik zie dat het slachtoffer de verdachte 1 met kracht tegen de borst duwt met twee handen. Het slachtoffer maakt een voorwaartse beweging.
Op het moment dat het slachtoffer verdachte 1 duwt, maakt verdachte 1 een slaande beweging met zijn linkerarm/hand richting het hoofd van slachtoffer. Hierbij wordt het slachtoffer niet geraakt.
Vervolgens maakt verdachte 1 een slaande beweging met links en met kracht tegen de zijkant van het hoofd van het slachtoffer. Het slachtoffer wordt hierbij geraakt.
Direct hierop slaat verdachte 1 het slachtoffer wederom met links tegen het hoofd. Het slachtoffer maakt een achterwaartse beweging. Ik zie dat de verdachte 1 achter het slachtoffer aan gaat.
Ik zie dat verdachte 1 met zijn linkerarm naar achteren haalt kennelijk met de bedoeling te slaan. Ik zie dat het slachtoffer hierop zich omdraait en weg rent in de richting van de camera.
Het slachtoffer rent weg richting de camera. Hij wordt op korte afstand gevolgd door verdachte 1. Ook verdachte 2 rent in de richting van de eerste twee genoemden.
Ik zie dat het slachtoffer zich op een gegeven moment omdraait, deels, in de richting van verdachte 1. Ik zie dat verdachte 1 op dat moment zijn linkerarm naar achteren beweegt om vervolgens met kracht uit te halen richting het hoofd van het slachtoffer.
Ik zie dat verdachte 1 het slachtoffer vol tegen de rechterzijde van zijn hoofd raakt en dat het slachtoffer hierop direct neer gaat. Ik zie dat het slachtoffer hierop roerloos blijft liggen, vermoedelijk bewusteloos.
Verdachte 1, gekleed in een witte trui, is [verdachte] , geboren [geboortegegevens] te Roemenië.
Verdachte [verdachte] verklaarde tijdens de voorgeleiding na aanhouding [3] het volgende:
Mijn vriend werd bedreigd door een jongen. Ik heb hem toen weggeduwd. Daarop sloeg die jongen in mijn nek. In een reactie daarop sloeg ik twee keer met gebalde vuist naar de jongen, waarna hij op de grond viel.
Verdachte [verdachte] verklaarde [4] – zakelijk weergegeven – het volgende:
V: Jij bent gisteren aangehouden door de politie in verband met openlijke geweldpleging. Wat kun je hierover verklaren?
A: Die persoon is gisteravond in onze vriendengroep gekomen. Ik neem aan dat hij het in zijn hoofd had om ruzie met iemand te maken. Ik denk dat hij onder invloed was van alcohol of drugs. Hij had een rare blik. Ik ben bang geworden en ik heb hem geduwd. Hij heeft mij ook geduwd.
V: Wat is er verder gebeurd na die duw?
A: Op een gegeven moment had ik een pijn gevoel achter mijn oor. Toen heb ik hem een klap gegeven en nog een klap gegeven en hij is toen op de grond gevallen. Ik was zeer bang aangezien hij een zeer rare blik had.
V: Waar heb je hem geraakt?
A: In zijn gezicht.
(…)
V: Waren er nog andere mensen die ruzie met deze persoon hadden?
A: Dat weet ik niet. Deze persoon is bij ons gekomen en hij heeft een kennis van mij aangesproken met de bedoeling om ruzie te maken.
(…)
V: Kan je mij een omschrijving geven van de persoon die je geslagen hebt? Hoe groot is hij bijvoorbeeld?
A: Ik ben 1.65 en die persoon is groter dan ik. Hij heeft zwart gekleurd haar.
V: De lengte van zijn haren?
A: Weet ik niet.
V: Kan je iets vertellen over het uiterlijk van deze persoon?
A: Iets wat donkere kleur van huid, mager en het is voor de eerste keer dat ik hem heb gezien. Ik heb hem nog nooit eerder gezien.
(…)
V: (Opmerking advocaat) Ik wil dat er een foto gemaakt wordt van het letsel achter het oor van mijn cliënt wat hij heeft opgelopen ten gevolge van de klappen die hij heeft gekregen van de andere man.
V: Ik, [naam 2] , zie een bult achter het linkeroor van de verdachte. Ik maak hiervan een foto. Ik zie duidelijk een zwelling achter het linkeroor.
Uit de
medische informatie over [slachtoffer] van de GGD Limburg-Noord [5] volgt onder meer:
5. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht:
Opname van 23-09-2022 t/m 28-10-2022 in MUMC+ Maastricht.
6. Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel, ed)
23-09-2022: opname wegens een hoog energetisch neurotrauma (ongeval waarbij grote overdracht van energie op het slachtoffer) met:
• Een bewustzijnsdaling op basis van een acuut subduraal hematoom rechts (bloeduitstorting tussen het buitenste, harde hersenvlies en het middelste spinnenwebvlies) met midline shift (verschuiving van de hersenen voorbij de middellijn) waarvoor op 24-09-2022 decompressie craniotomie met botluik rechts (operatie waarbij een deel van de schedel aan de rechter zijde van het hoofd wordt verwijderd zodat de druk, die door zwelling van de hersenen en/of bloedingen was opgelopen, terug kan dalen en de zuurstoftoevoer in de hersenen niet meer
bedreigd is).
Tevens werd een drukschroef geplaats om de druk binnen de schedel te meten.
• Gecompliceerd met een epidurale nabloeding (bloeding tussen het schedelbot en het buitenste, harde hersenvlies) met toenemende hoge druk binnen de schedel waarvoor op 24- 09-2022 een re-operatie.
• In verband met goede drukken binnen de schedel werd op 29-09-2022 de drukschroef verwijderd.
• Op 13-10-2022 werd de botflap rechts teruggeplaatst.
3.3.2
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak openlijke geweldpleging
Duidelijk is dat de verdachte aangever geslagen heeft. In zoverre is er geweld gepleegd in de zin van artikel 141 Sr. Openlijke geweldpleging als strafbaar gesteld in artikel 141 Sr houdt echter ook in dat dat geweld ‘in vereniging’ moet zijn gepleegd; dus door twee of meer daders. Niet iedere dader hoeft daarbij alle geweldshandelingen zelf gepleegd te hebben, als maar bewezen kan worden dat er sprake is van een significante en wezenlijke bijdrage aan het door de mededader gepleegde geweld.
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte zich met zijn vriendengroep in [plaats delict] bevond. Aangever voegde zich bij de groep en begon met meerdere personen uit die groep herhaaldelijk en op vervelende wijze ruzie te zoeken. Aangever wordt meerdere keren en door meerdere personen weggeduwd uit de groep, maar maakt op geen enkel moment aanstalten om te vertrekken. De verdachte is daar op dat moment niet bij betrokken en staat op enige afstand van de groep. Op enig moment komt aangever tegen de verdachte aan, waarna aangever de verdachte nog een duw geeft. Vanaf het moment dat aangever tegen de verdachte aanduwt, zijn enkel de verdachte en aangever bij het over en weer gepleegde geweld betrokken. Weliswaar maakt de verdachte deel uit van de eerder genoemde groep jongeren, maar niet vastgesteld kan worden dat op het moment dat de verdachte aangever wegduwde en hem vervolgens sloeg, deze groep een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het door de verdachte gepleegde geweld, ook niet in de vorm van een getalsmatige versterking. Nadat aangever wegrende en de verdachte achter hem aanrende en hem een laatste keer sloeg, was sprake van een enige afstand tussen enerzijds de verdachte en aangever en anderzijds de groep. Niet kan worden vastgesteld dat het voor de verdachte duidelijk was dat anderen of een ander achter hem aan zou(den) rennen en vervolgens zelf geweld tegen aangever zou(den) gaan gebruiken. Omdat niet bewezen kan worden dat een of meer anderen een significante en wezenlijke bijdrage aan het door de verdachte gepleegde geweld hebben geleverd, zal de verdachte vrijgesproken worden van de openlijke geweldpleging.
Bewijsoverweging mishandeling
Uit de hiervoor weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen kan de rechtbank vaststellen dat de verdachte aangever heeft geslagen. Als gevolg van de laatste klap is aangever op de grond gevallen en heeft hij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Daarmee kan de tenlastegelegde mishandeling in beginsel bewezen worden verklaard.
Namens de verdachte is aangevoerd dat het door de verdachte gepleegde geweld noodzakelijk was om zich te verdedigen tegen het door aangever tegen hem gepleegde geweld. Bij een mishandeling brengt een geslaagd beroep op noodweer, zijnde een rechtvaardigingsgrond, met zich mee dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Onder mishandeling wordt namelijk verstaan dat iemand aan een ander lichamelijk letsel of pijn toebrengt zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat.
Nadat aangever tegen de verdachte aanduwde, heeft de verdachte aanvankelijk aangever weggeduwd. Omdat aangever niet vertrok, duwt verdachte nog een keer. De kennelijke bedoeling van de verdachte was dat aangever zich zou verwijderen van de groep en zou vertrekken. In plaats van weg te gaan, duwt aangever de verdachte daarop met twee handen tegen zijn borst en maakt een beweging met zijn hoofd in de richting van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat op dat moment sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de verdachte, waartegen hij zich mocht verdedigen. Immers, aangever was al eerder door meerdere personen verzocht om de groep te verlaten en zowel door personen in die groep als later door de verdachte werd hij, zonder resultaat, weggeduwd van de groep. Aangever bleef zich echter vervelend gedragen, ook richting de verdachte en maakte geen enkele aanstalten om weg te gaan. Integendeel, hij zocht nadat de verdachte hem duwde opnieuw de confrontatie met de verdachte door hem te duwen en een beweging met zijn hoofd in verdachte’s richting te maken. De wijze waarop de verdachte zich daartegen heeft verdedigd, namelijk door aangever te slaan tegen zijn hoofd acht de rechtbank onder deze omstandigheden ook noodzakelijk en proportioneel. In zoverre komt aan de verdachte een beroep op noodweer toe en de rechtbank zal hem dan ook van deze eerste twee klappen vrijspreken.
Na de tweede klap, rent aangever van de verdachte en de groep weg. De verdachte heeft daarmee zijn doel bereikt, aangever heeft de groep verlaten. Op het moment dat aangever wegrent, bestond voor de verdachte dus geen noodzaak meer zich te verdedigen. De verdachte rent echter achter aangever aan en geeft hem een klap met zijn vuist tegen zijn hoofd, ten gevolge waarvan aangever ten val komt en op de grond blijft liggen. Op het moment van het uitdelen van deze klap was de noodweersituatie reeds beëindigd. Voor deze laatste klap komt aan de verdachte geen beroep op noodweer toe en de rechtbank zal de mishandeling daarom bewezen verklaren.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het medeplegen van deze mishandeling. Het verwijt dat de verdachte hier feitelijk treft, is hetzelfde als het verwijt dat hem werd gemaakt bij de openlijke geweldpleging. Van medeplegen van mishandeling kan worden gesproken, bij een voldoende nauwe of bewuste samenwerking. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en eventuele medeverdachten. Er was geen sprake van een onderlinge rolverdeling, van gemaakte afspraken of een gezamenlijke uitvoering. Het slaan van aangever door de verdachte kan derhalve niet worden aangemerkt als het medeplegen van mishandeling.
Zwaar lichamelijk letsel tot gevolg
De rechtbank kwalificeert het letsel van aangever als zwaar lichamelijk letsel, nu het zo ernstig was dat (meermalen operatief) medisch ingrijpen noodzakelijk was en aangever zelfs in levensgevaar heeft verkeerd. Het zwaar lichamelijk letsel is een zogeheten geobjectiveerd gevolg; een gevolg dat wel is ingetreden, maar niet is beoogd, niet bedoeld of zelfs niet verwacht werd door de verdachte. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit gevolg hem wel kan worden toegerekend; had de verdachte de laatste klap niet gegeven, dan was het niet beoogde, niet bedoelde of niet verwachte gevolg immers niet ingetreden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1 subsidiair:
op 23 september 2022 in Roermond, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen het lichaam te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoog energetisch neurotrauma (met een bewustzijnsdaling op basis van een acuut subduraal hematoom rechts (bloeduitstorting tussen het buitenste, harde hersenvlies en het middelste spinnenwebvlies) met midline shift (verschuiving van de hersenen voorbij de middellijn), gecompliceerd met een epidurale nabloeding (bloeding tussen het schedelbot en het buitenste, harde hersenvlies) met toenemende hoge druk binnen de schedel) voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Noodweerexces?
De raadsman heeft, indien de rechtbank mocht oordelen dat de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, ontslag van alle rechtsvervolging bepleit op grond van noodweerexces. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de klap die de verdachte aangever heeft gegeven, nadat hij achter hem was aangerend, het gevolg was van een hevige gemoedsbeweging, te weten angst.
De rechtbank stelt voorop dat van noodweerexces sprake kan zijn indien – zoals in dit geval – de noodweersituatie is beëindigd en daarom de noodzaak tot verdediging niet meer bestaat. Daarvoor is in dit geval nodig dat de klap die de verdachte heeft gegeven het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de daaraan voorafgegane wederrechtelijke aanranding.
De verdachte heeft verklaard dat hij bang was voor aangever. Hij had het vermoeden dat aangever onder invloed van alcohol of drugs verkeerde, want aangever had een rare blik in zijn ogen. Ook andere aanwezigen hebben verklaard dat het leek alsof aangever onder invloed verkeerde. Aangever was uit op het maken van ruzie en bleef de confrontatie zoeken, ook nadat de verdachte hem wegduwde. De rechtbank acht aannemelijk dat bij de verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging bestaande uit angst en wellicht boosheid als onmiddellijk gevolg van de wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank komt op grond hiervan tot de conclusie dat het beroep van de verdediging op noodweerexces slaagt. De verdachte zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij niet strafbaar is.

6.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 30.000,- aan immateriële schade terzake van het tenlastegelegde.
Op grond van artikel 361, tweede lid, onderdeel a van het Wetboek van Strafvordering is een benadeelde partij alleen ontvankelijk in haar vordering indien – kort gezegd – de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd, een zorgmachtiging is afgegeven of hij schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf op maatregel. Omdat de verdachte ontslagen zal worden van alle rechtsvervolging, hem geen maatregel wordt opgelegd en geen zorgmachtiging wordt afgegeven, is niet voldaan aan de ontvankelijkheidsvereisten zoals gesteld in genoemde bepaling. Daarom zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk moeten verklaren in de vordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 41, lid 2, 300 Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.T.H.L. van de Bergh, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M.N.F. Roelofs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 maart 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 23 september 2022 in de gemeente Roermond openlijk, te weten op de [plaats delict] , in elk geval op of aan de openbare weg,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] ,
door die [slachtoffer] meermalen, althans, te trappen en/of te schoppen en/of te stompen en/of slaan (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen)
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans
enig lichamelijk letsel, te weten een hoog energetisch neurotrauma (met
een bewustzijnsdaling op basis van een acuut subduraal hematoom rechts (bloeduitstorting tussen het buitenste, harde hersenvlies en het middelste spinnenwebvlies) met midline shift (verschuiving van de hersenen voorbij de middellijn), gecompliceerd met een epidurale nabloeding (bloeding tussen het schedelbot en het buitenste, harde hersenvlies) met toenemende hoge druk binnen de schedel) voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 23 september 2022 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen tegen het (gehele) lichaam te stompen en/of te slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoog energetisch neurotrauma (meteen bewustzijnsdaling op basis van een acuut subduraal hematoom rechts (bloeduitstorting tussen het buitenste, harde hersenvlies en het middelste spinnenwebvlies) met midline shift (verschuiving van de hersenen voorbij de middellijn), gecompliceerd met een epidurale nabloeding (bloeding tussen het schedelbot en het buitenste, harde hersenvlies) met toenemende hoge druk binnen de schedel) voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LB1R022091-20, gesloten d.d. 13 februari 2024, digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 134.
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 1] d.d. 26 september 2022, pg. 18-24.
3.Proces-verbaal van voorgeleiding na aanhouding d.d. 23 september 2022, pg 85-86.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 24 september 2022, opgemaakt door verbalisanten [naam 2] en [naam 3] , pg. 98-102.
5.Een geschrift, te weten medische informatie [slachtoffer] , van GGD Limburg-Noord van 11 januari 2023, pg. 81-82.