ECLI:NL:RBLIM:2024:10210

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
03.006259.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel, bedreiging, wapenbezit, opzetheling, hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, voor het seksueel uitbuiten van twee vrouwen, bedreiging, het voorhanden hebben van wapens en munitie, opzetheling, hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd bijgestaan door advocaten en de zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 november 2024. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de vrouwen dwong tot prostitutie door hen afhankelijk te maken van hem voor onderdak en drugs, en hen te bedreigen met huisuitzetting en geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele feiten, waaronder het medeplegen van mensenhandel, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij dit samen met anderen heeft gepleegd. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen, waaronder de slachtoffers van de mensenhandel, werden gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een contactverbod met de slachtoffers. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.006259.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1999,
thans gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S. Weening en mr. M.J.E. Kallen, advocaten kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 november 2024. De verdachte en zijn advocaten zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens [slachtoffer 1] is op zitting gehoord mr. R. Odink, advocaat kantoorhoudende te Maastricht. Namens [slachtoffer 2] zijn op zitting gehoord mr. T.R.S. Franssen en mr. A. Çinar, advocaten kantoorhoudende te Heerlen. [slachtoffer 2] is ter terechtzitting (via videoverbinding met een andere zaal) verschenen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met een of meer anderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel);
Feit 2:samen met een of meer anderen [slachtoffer 4] crimineel heeft uitgebuit (mensenhandel);
Feit 3:[slachtoffer 5] heeft bedreigd;
Feit 4:tezamen en in vereniging wapens voorhanden heeft gehad;
Feit 5:(een gewoonte heeft gemaakt van) opzetheling;
Feit 6:tezamen en in vereniging 160 hennepplanten heeft geteeld;
Feit 7:tezamen en in vereniging elektriciteit heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1, feit 3, feit 4, feit 5 primair, feit 6 en feit 7. Bij de feiten 1, 6 en 7 acht de officier van justitie ‘medeplegen’ niet bewezen. De verdachte dient vrijgesproken te worden van feit 2. De verklaring van aangever [slachtoffer 4] staat tegenover die van de verdachte. De officier van justitie acht de verklaring van [slachtoffer 4] dat hij slechts toestemming gaf voor het plaatsen van 5 hennepplanten en daar
7.000 euro voor zou krijgen, bovendien niet geloofwaardig.
Over feit 1 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet in de letterlijke zin van het woord gevangen hield. Hij creëerde echter een situatie waaruit zij niet konden ontsnappen. [slachtoffer 1] had samen met [naam 1] en [naam 2] via de verdachte onderdak gekregen. Als zij zich niet prostitueerde, zouden ze alle drie weer op straat komen te staan. De verdachte regelde haar klanten en bepaalde dat zij continue moest werken. Om dat te kunnen volhouden, had zij drugs nodig waarvan de verdachte haar weer voorzag. Zo ontstond er een ‘loop’ waaruit zij zich niet zelfstandig kon bevrijden. Ook [slachtoffer 2] was afhankelijk. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij haar drugs op de pof gaf. Daardoor bouwde zij een schuld bij hem op en oefende hij druk op haar uit om veel in de prostitutie te werken. Op deze wijze heeft de verdachte munt geslagen uit de kwetsbaarheid van deze twee vrouwen.
Ten aanzien van feit 3 wijst de officier van justitie op de aangifte van [slachtoffer 5] die wordt bevestigd door een getuige.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdachte verklaard dat de wapens en knalpatronen van hem waren. Ze lagen in de woning van zijn partner bij wie hij verbleef. Gezien de plekken waar deze wapens lagen, heeft hij ze samen met haar voorhanden gehad. Medeplegen kan dus worden bewezen.
Ten aanzien van feit 5 kan gewoonteheling worden bewezen. In de woning van de verdachte zijn verschillende goederen aangetroffen waarvoor de verdachte geen plausibele verklaring heeft afgelegd. Voorts zijn in het dossier bewijsmiddelen aanwezig die duiden op het stelselmatig aanzetten van anderen tot diefstal, waarbij het de bedoeling lijkt te zijn dat die goederen voor de verdachte bedoeld zijn.
Ten aanzien van feit 6 en feit 7 heeft de verdachte bekend dat de plantage van hem was en dat hij daarvoor stroom gestolen heeft.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1, feit 4, feit 6 en feit 7.
Ten aanzien van feit 2 dient de verdachte vrijgesproken te worden, omdat [slachtoffer 4] zelf heeft meegeholpen met het opbouwen van de hennepplantage en er voldoende ruimte was om ‘nee’ te zeggen. Er kan hier niet gesproken worden van een uitbuiting.
Ten aanzien van feit 3 dient de verdachte vrijgesproken te worden. De verklaringen van de aangever en zijn vader zijn onbetrouwbaar omdat zij verschillende onjuistheden bevatten.
Ten aanzien van feit 5 dient de verdachte ontslagen te worden van alle rechtsvervolging met betrekking tot de opzetheling van de bromfiets, nagelpistool/schiethamer, de boorhamer, de decoupeerzaag en de haakse slijper. Het dossier bevat aanwijzingen dat de verdachte verantwoordelijk is voor de diefstal van deze goederen hetgeen zich niet verhoudt met de ten laste gelegde heling. Ten aanzien van het fototoestel dient de verdachte te worden vrijgesproken. Hij heeft verklaard dit fototoestel te hebben geleend van een familielid en hoefde niet te vermoeden dat deze gestolen was.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feit 2:
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het procesdossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat voor de criminele uitbuiting van [slachtoffer 4] . De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van feit 2.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 1
In het
proces-verbaalvan bevindingen staat zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [2]
Op vrijdag 23 december 2022, verscheen meldster [naam 3] met [naam 1] aan het politiebureau. [naam 3] is begeleidster van [opvanglocatie] (een opvanglocatie. Op dit moment verblijven [slachtoffer 1] , [naam 1] en [naam 2] alle drie in de opvanglocatie.
[naam 1] vertelde dat:
- hij ongeveer 10 weken samen met [slachtoffer 1] en [naam 2] in de woning aan de [adres 1] heeft verbleven;
- de woning aan de [adres 1] wordt verhuurd door een woningstichting, aan [naam 4] ;
- [naam 4] zijn woning ter beschikking stelt aan [verdachte] , die woont aan de [adres 2] ;
- [slachtoffer 1] werkte voor [verdachte] als prostituee;
- als zij niet zou werken, zij uit de woning zou worden gezet door [verdachte] ;
- [slachtoffer 1] zeker 9 of 10 (seks)klanten per dag had, waarvan zij 50% moest afstaan aan [verdachte] ;
- [verdachte] de pooier was en dat [verdachte] altijd de klanten regelde;
- [slachtoffer 1] geen aangifte durft te doen, omdat ze bang is dat ze al het verdiende geld moet afstaan aan de belasting en hierdoor in de schulden komt, dat had [verdachte] haar namelijk gezegd;
- ze kennelijk flink gemanipuleerd/gehersenspoeld is door [verdachte] ;
- [verdachte] de telefoon van [slachtoffer 1] kapot gegooid heeft. Zij is dus niet meer telefonisch bereikbaar;
- als er een klant kwam, hij hoorde dat [verdachte] soms zei tegen [slachtoffer 1] : "Er komt weer een klant en dit moet 'zonder'(condoom)." Ook als er een extreem lelijke man kwam, moest [slachtoffer 1] toch seks hebben (ook 'zonder'), want als ze dat niet wilde werd ze gedwongen door [verdachte] ;
- [slachtoffer 1] ook vaak naar adressen werd gebracht, om daar seks te hebben tegen betaling. Ook als ze weigerde, werd ze gedwongen door [verdachte] ;
- [slachtoffer 1] uiteindelijk aangaf, dat zij het werken echt niet meer aankon;
- [verdachte] hierop helemaal is uitgeflipt en alle spullen van [slachtoffer 1] kapot heeft gemaakt op haar kamer.
Uit het verhaal van [naam 1] en het adres [adres 2] , dat hij
aangeeft, is het mij bekend dat het hier om [verdachte] gaat.
Na de melding van [naam 1] legt de politie op 4 januari 2023 telefonisch contact met [slachtoffer 1] . De verbalisant deelt haar mee wat [naam 1] tegen de politie had verteld en [slachtoffer 1] zegt daarop dat dit allemaal echt is gebeurd. [3]
[slachtoffer 1]heeft
aangiftegedaan en zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [4]
Ik wil aangifte doen van mensenhandel.
Ik kwam uit de opvang op straat te staan in de winter. [naam 1] en [naam 2] waren er ook uitgezet. [verdachte] kwam met een voorstel. Hij zei tegen mij: “Jullie staan op straat. Ik kan jullie daar weghalen. Ik heb een huis voor jullie en jullie kunnen daar gewoon gaan wonen.” Ik moest dan doen wat hij zei. We hadden gevraagd of dat we gewoon de huur konden gaan betalen, maar dat kon niet volgens [verdachte] . Ik voelde mij verplicht. Ik had geen keus want we stonden op straat. Ik heb toen met [verdachte] gepraat hoe ik het wilde, maar zo is het niet gegaan.
Die woning is de woning van [naam 4] aan de [adres 1] . We hebben het over [verdachte] . Ik denk dat het oktober, november was.
[verdachte] was de baas van die woning.
Als ik iets niet doe wat hij zegt, dan flipt hij helemaal uit. [verdachte] verdient zijn geld door mijn inkomen en met de drugs.
[verdachte] heeft een heel account gemaakt dat ik alles deed. Ik wilde dit niet doen. Ik kon wel iedere dag huilen. Ik ging hierdoor meer drugs gebruiken. [verdachte] deed de klanten regelen. Het maakte hem niet uit of het nu 9 of 10 mensen waren. Het boeide hem niet dat ik niet alles wilde doen. Dat wat ik wilde daar werd niet naar geluisterd. [verdachte] deed appen en bellen. Ik mocht dat niet doen. Hij moest dat allemaal doen. [verdachte] deed net alsof hij mij was. Alles wat hij in zijn hoofd had moest gebeuren. Ik durfde mijn kamer niet meer te verlaten want alle spullen lagen daar.
[verdachte] heeft alles geregeld. Mijn werknaam was [naam 7] . Ik had hier niets over te zeggen. Ik moest de helft van het geld afgeven. Hij wist dat ik drugs nodig had. Hij gaf mij toen de drugs en dat ging dan van het geld af dat ik verdiende.
Ik werkte zeven dagen per week en had ongeveer acht klanten per dag. Het waren er minimaal 5 per dag. Als ik zei ik wil slapen, dan bleven de klanten maar komen
Ik had geen keus. Ze zagen ook echt dat ik niet wilde. Mijn lichaam was helemaal op. Ik was veel afgevallen. Ik wilde niet meer eten.
Als ik zonder condoom deed dan was die 60 euro extra voor mij. Dat deed hij zodat ik het toch deed om wat extra’s te hebben. Ik wilde echt niet zonder doen, maar had dit nodig.
De afspraken vonden in het huis plaats of escort. Ik werd door [verdachte] of door een buurtjongen die hij wat geld gaf naar escortafspraken gebracht. [verdachte] ging altijd mee anders vertrouwde hij het niet.
Als ik niet deed wat hij zei, stond ik op straat. Hij dreigde hiermee. Door [verdachte] werd dwang uitgeoefend om de prostitutie te doen. Ik kon niet weg en had geen eigen leven meer.
In het
proces-verbaalinformatief gesprek mensenhandel is zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [5]
Betrokkene: [slachtoffer 2]
Datum/tijd gesprek: 3 juni 2021 om 13:30
Datum eerste melding: 1 maart 2021
Zij verklaarde dat:- [verdachte] haar dwong om wel seks te hebben met mannen;- [verdachte] haar advertentie op [website] had geplaatst en deze vaker eraf haalde en opnieuw plaatste;- haar werknaam [naam 8] was;- [verdachte] ergens in [plaats 1] woont en meer meisjes voor zich heeft werken;- ze geen keuze had en het geen vraag was van [verdachte] ;- de mannen 150 euro per uur, 90 euro voor een half uur en 250 euro voor 2 uur betaalden aan [verdachte] ;- ze daar 10 of 20 euro van kreeg en soms niks;- ze vrijwel dagelijks 6 of 7 klanten kreeg;- er een camera bij de deur hing zodat ze haar in de gaten hielden;- ze als ze te lang weg bleef werd gebeld en bedreigd dat ze terug moest komen;- ze zich ook tijdens de menstruatie moest prostitueren en dan maar met de mond en de handen moest werken.
[slachtoffer 2]heeft
aangiftegedaan en zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [6]
Ik ben in pleeggezinnen en internaten opgegroeid. Ik heb nooit een vaste plek gehad. Ik ben misbruikt door mijn stiefvader. Ik heb nooit een diploma gehaald. Ik heb nu begeleiding van het Leger des Heils. Ik heb een hechtingsstoornis en bordeline. Door de onderbuurvrouw [naam 9] en [verdachte] heb ik een coke- en GHB-verslaving opgedaan. Het klopt wat ik heb verklaard bij het informatief gesprek van 3 juni 2021. [verdachte] wilde mij op [website] zetten om te adverteren. Er moesten foto’s gemaakt worden, maar dat durfde ik niet. Ik moest naaktfoto’s maken en dat hebben ze toen op [website] .nl gezet. Ik was bang dat zij mij iets aan zouden doen en dat ze mijn hond iets zouden aandoen of afpakken. Het klopt dat gedreigd is met het verspreiden van de naaktfoto’s.
[verdachte] regelde de klanten met een werktelefoon. Hij regelde dan waar ik heen moest en dat ik klaar moest staan. Ik kreeg nooit het geld. [verdachte] nam altijd het geld aan bij de deur.
Ik had dagelijks vijf of zes klanten en ik werkte de hele week. [verdachte] bepaalde dit.
Ik had nooit veilige seks. Ik heb daardoor twee keer Chlamydia opgelopen en ik moest toch doorwerken. Dat stond in de advertentie. Ik moest alle seksuele handelingen doen. Ik moest ook anale seks hebben. Ik vond het werk niet fijn. Ik wilde het niet. Ik moest het gewoon doen. Ik weet niet wat er zou gebeuren als ik dat niet zou doen. Ik heb niets verdiend, want alles ging weg.
[verdachte] kwam altijd de coke brengen. Omdat ik ook coke gebruikte kreeg ik ook een schuld. Ik gebruikte coke om niet te hoeven voelen. [verdachte] bood het aan, zo van neem maar wat, dan krijg je niets mee en voel je het niet.
Ik ben alles kwijtgeraakt, mijn hond, mijn kat. [verdachte] heeft mij vaker bedreigd met die dieren en het in brand steken van de woning.
Bij de rechter-commissaris heeft
[slachtoffer 2]verklaard: [7]
Ik werd meestal naar klanten toegebracht. [verdachte] liep dan mee naar de voordeur. Ik kreeg soms 20 euro maar meestal niks. Ik ben in die tijd gaan gebruiken. GHB en cocaïne. Als ik dat gebruikte voelde ik niks en kon ik dat werk doen. De cocaïne kreeg ik van [verdachte] .
[naam 9]heeft bij de politie verklaard: [8]
[verdachte] was mijn dealer. Op een gegeven moment kregen [slachtoffer 2] en ik een schuld bij [verdachte] . Hij wilde dat wij dat terug gingen betalen. Toen moesten wij ons prostitueren. Hij dreigde ons letterlijk met alles. Zij was heel bang. [verdachte] zei dan dat we moesten betalen, anders kwamen we er wel achter. [verdachte] pushte [slachtoffer 2] meer dan mij om als hoer te werken.
[naam 9]heeft bij de rechter-commissaris als getuige zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [9]
[slachtoffer 2] zei dat ze seks had met mannen en dat ze dat eigenlijk niet wilde, maar dat ze dat moest van [verdachte] . [slachtoffer 2] wilde dit niet. [verdachte] regelde de klanten voor [slachtoffer 2] .
De verdachteheeft ter terechtzitting van 13 november 2024 zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Ik heb spijt dat ik dat allemaal heb gedaan. Ik had het niet moeten doen.
Het klopt dat ik coke heb geleverd aan de dames. Ik doel dan op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Ik heb ook het vervoer voor de escortafspraken geregeld.
Ik had me daar niet mee bezig moeten houden. Ik begrijp nu dat ze kwetsbaar waren en verslaafd waren aan drugs.
Het is dom dat ik van [slachtoffer 1] misbruik heb gemaakt. Ze had geen woning en ik had kunnen weten dat ze geen andere keuze had dan met mij in zee te gaan. Ik vind dat ik fout zit.
De bewijsoverweging t.a.v. feit 1:
Onder feit 1 wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Het verwijt van mensenhandel is in de tenlastelegging opgesplitst in specifieke verwijten die in het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, onder 1⁰, 4⁰, 6⁰ en 9⁰. Onder 1⁰ gaat het om het werven, vervoeren en huisvesten van mensen met het oogmerk van uitbuiting. Het verwijt onder 4⁰ ziet op het zich beschikbaar laten stellen van mensen voor het verrichten van (in dit geval) seksuele handelingen met derden tegen betaling. Het verwijt onder 6⁰ ziet op het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander en onder 9⁰ gaat het over het zich laten bevoordelen uit de financiële opbrengst van die seksuele handelingen met derden. Voor een bewezenverklaring van mensenhandel zoals strafbaar is gesteld onder 1⁰, 4⁰ en 9⁰ moet bovendien vast komen te staan dat door de verdachte of zijn mededader(s) gebruik is gemaakt van een in artikel 273f, lid 1, eerste lid, onder 1⁰ Sr genoemd dwangmiddel.
Verder is voor een bewezenverklaring vereist dat sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er – gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer – in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] herhaaldelijk duidelijk maakte dat ze geen andere keuze hadden dan voor hem in de prostitutie te werken. [slachtoffer 1] was immers van de verdachte afhankelijk voor een dak boven haar hoofd en zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] raakten door zijn aanbod van verdovende middelen steeds meer afhankelijk van de verdachte. [slachtoffer 1] werd duidelijk gemaakt dat zij en haar medebewoners weer op straat zouden staan als zij zich niet prostitueerde op een wijze die de verdachte volledig organiseerde en bepaalde. De verdachte gebruikte weliswaar geen fysiek geweld jegens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , maar dreigde wel met huisuitzetting, brandstichting en mishandeling van huisdieren. Hij nam zo’n controlerende houding aan, dat dit zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] grote angst inboezemde.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden beiden verdovende middelen nodig om het prostitutiewerk te kunnen blijven volhouden, raakten daardoor steeds verslaafder, bouwden schulden op bij de verdachte en om die af te betalen was doorgaan met de prostitutie noodzakelijk. Zo belandden zij in een neerwaartse spiraal en verergerden hun toch al kwetsbare omstandigheden zodanig dat zij geen andere keuze hadden dan de gedragingen van de verdachte te accepteren. Op basis van het dossier staat tevens vast dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zo veel als mogelijk liet werken en dat hij een aanzienlijk deel van de opbrengsten opeiste. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van uitbuiting en dat de verdachte daar ook op uit was.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte door dwang, (dreiging met) een andere feitelijkheid en door misbruik te maken van een kwetsbare positie, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1⁰ Sr). Hij heeft hen bewogen om prostitutiewerkzaamheden te verrichten en hem te bevoordelen uit de opbrengsten van deze werkzaamheden. (artikel 273f lid 1 sub 4⁰ en 9⁰ Sr).
Omdat beide vrouwen hun verdiensten voor een aanzienlijk deel aan de verdachte hebben afgestaan heeft hij opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting van de vrouwen (artikel 273f lid 1 sub 6⁰ Sr).
De rechtbank spreekt de verdachte vrij voor medeplegen van feit 1, omdat er geen bewijs is dat de verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 3:
[slachtoffer 5]heeft aangifte gedaan en zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [10]
Plaats delict: [adres 3] , binnen [gemeente] .
Ik wens aangifte te doen ter zake bedreiging met een vuurwapen. De bedreiging is
gepleegd door [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1999.
Op zondag 5 juni 2022, omstreeks 23:15 uur, ben ik mijn vrouw gaan ophalen in
Kerkrade. Wij zijn daarna naar huis gereden. Bij de eerste bocht zag ik dat er een
auto tegemoet kwam gereden. Ik zag dat deze auto een [type auto 1] betrof voorzien van het Nederlandse kenteken: [nummer 1] . Ik weet dat dit de auto betreft van de vriendin van [verdachte] .
[type auto 1] parkeerde midden op de weg naast mijn auto. Toen ik uitstapte zag ik dat de vriendin van [verdachte] , [naam 10] , achter het stuur zat. Ik zag dat [verdachte] op de bijrijdersstoel zat. Ik zag dat het raam van het bestuurdersportier een paar centimeter open stond. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechter hand een pistool op mij richtte. Toen ik dit zag schrok ik en bukte ik. Ik riep ook naar mijn vader dat [verdachte] een pistool had en dat hij moest oppassen. Ik zag toen door de
achterruit dat [verdachte] het pistool op mij richtte.
[slachtoffer 5]heeft als getuige zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [11]
Ik wil graag een getuigenverklaring afleggen in verband met het incident dat plaatsvond op 5 juni 2022 op de [adres 3] . Omstreeks 23.00 uur belde mijn zoon [slachtoffer 5] mij op. [slachtoffer 5] zei tegen mij: "Die achterlijke [verdachte] zit achter mij aan, kom snel naar buiten". Ik ben toen direct naar buiten toe gegaan. Op dat moment stond [slachtoffer 5] ook al voor onze woning met de auto van een vriendin van hem. Ik zag dat een zwarte [type auto 1] naast de auto stopte waar mijn zoon en zijn vriendin in zat. Ik zag dat [verdachte] in de auto zat. De vriendin van [verdachte] , genaamd [naam 10] zat op dat moment
achter het stuur. Ik zag dat aan de bestuurderskant de achterruit omlaag ging en dat [verdachte] een zwart pistool in de richting van [slachtoffer 5] richtte. Ik hoorde dat [slachtoffer 5] riep:" Pap, let op hij heeft een pistool".
De bewijsoverweging t.a.v. feit 3:
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte [slachtoffer 5] heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 4:
De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank acht het feit bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres 2] d.d. 16 februari 2023, pagina 132, 136 en 137;
  • Het proces-verbaal d.d. 7 maart 2023, pagina 977 t/m 980;
  • De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 13 november 2024.
De rechtbank acht evenwel niet bewezen dat de verdachte een elektrisch stroomstootwapen voorhanden heeft gehad aangezien uit het procesdossier blijkt dat dit op een zaklamp gelijkend wapen defect en daarmee onbruikbaar was.
De rechtbank spreekt de verdachte ook vrij van het onderdeel medeplegen. Het enkele feit dat de wapens op diverse (verborgen) plekken in de woning zijn aangetroffen waar de verdachte met zijn partner verbleef, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om bewezen te achten dat hij ze samen met zijn partner voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 5:
[slachtoffer 6] heeft
aangiftegedaan en zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [12]
Ik ben werknemer bij het aannemersbedrijf [naam 11] en op basis van dit dienstverband maak ik als regelmatige bestuurder gebruik van een bedrijfsauto [type auto 2] , voorzien van kenteken [nummer 2] .
Op zondag 29 januari 2023 heb ik de auto geparkeerd in Nederweert. Op maandag 30 januari 2023, omstreeks 06.45 uur, wilde ik de auto weer in gebruik nemen, maar zag dat deze door onbekende(n) was weggenomen.
Goederen in de auto :
Voor het werk dat ik voor [naam 11] doe, zit er veel gereedschap (merk Makita) in de auto. Dit betreft onder anderen acculaders, handmixer, boormachines, slagschroevendraaier, slijpschijven, zagen, stofzuiger, bouwlampen en een radio.
In alle apparaten waar een stekker aan zit, zijn codes ingegraveerd. Dit betreft de code " [naam 11] " met verschillende nummers erachter. Bijvoorbeeld: [naam 11] 101. Of de code " [naam 13] " met een nummer. Als voorbeeld: [naam 13] . Tevens zit er nog ander divers gereedschap in.
In het
proces-verbaalvan bevindingen van de politie staat zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [13]
Op dinsdag 14 februari 2023,omstreeks 09:35 uur heeft er een doorzoeking plaatsgevonden ter inbeslagneming op het adres [adres 2] , zijnde de verblijfplaats van [verdachte] .
Op woensdag 22 februari 2023, heb ik verbalisant, onderzoek gedaan om te achterhalen wie de eigenaar is van het inbeslaggenomen goed, het betreft;
Goed: Schiethamer van het merk PASLODE, typenr: PPN50C
Goednummer: [nummer 3]
Het betreft een zogenaamd nagelpistool op gas en is verder voorzien van drie accu's en zit in een oranje koffer.
Ik zag dat binnen in het deksel van de koffer een etiket was bevestigd met daarop de gegevens van de klant, oftewel het afleveradres. Dit betrof:
[adres 4]
Hierop heb ik telefonisch contact gezocht met het bedrijf. Ik werd te woord gestaan door [naam 12] , zijnde de eigenaar van [naam 11] en [naam 13] . Op mijn vraag of er recentelijk goederen gestolen waren verklaarde hij:
"Eind januari is er een bus van ons gestolen met daarin veel elektrische apparatuur. De bus was een paar dagen later leeg teruggevonden in Hoensbroek. Van deze diefstal werd aangifte gedaan en er is een lijst met goederen naar de politie gestuurd".
Ik zag in het politiesysteem, basis voorziening handhaving, dat er op maandag 30 januari, om 07:08 uur telefonisch aangifte was gedaan door, [naam 14] , geboren te [plaats 2] op [geboortedatum 2] 1974.
Ik heb van [naam 12] de lijst met goederen ontvangen. Daarnaast gaf hij nog aan dat ze later hadden geconstateerd dat ook een Paslode schiethamer weg was, deze zit normaal niet standaard in de bussen waardoor deze tijdens de aangifte was vergeten. Verder gaf [naam 12] aan dat de Paslode waarschijnlijk niet gegraveerd is omdat deze niet elektrisch is.
In het
proces-verbaalalgemeen dossier staat zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [14]
In de woning [adres 2] , zijnde het verblijfsadres van [verdachte] werden op 24 februari 2023 door het onderzoeksteam twee Makitakoffers aangetroffen en inbeslaggenomen.
Hierin zaten de volgende gereedschappen.
- 1 Makita boorhamer voorzien van inscriptie [kenmerk 1] ;
- 1 decoupeerzaag voorzien van inscriptie [kenmerk 2] ;
- 1 haakse slijper zonder schijf voorzien van de inscriptie [kenmerk 3] .
De
verdachteheeft zakelijk weergegeven het volgende verklaard bij de politie: [15]
De Makita boorhamer heb ik voor een goedkope prijs gekocht. Ik had een vermoeden dat er iets mis mee was. Ik heb de gravering erin gezien.
De bewijsoverweging t.a.v. feit 5:
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een nagelpistool/schiethamer, een boorhamer, een decoupeerzaag en een haakse slijper voorhanden heeft gehad. Deze goederen waren van diefstal afkomstig van [naam 11] en [naam 13] . De verdachte heeft verklaard dat hij de boorhamer voor een goedkope prijs had gekocht en een vermoeden had dat er iets mis mee was. Nu de boorhamer onderdeel was van één diefstal bij dezelfde eigenaar, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat ook de nagelpistool/schiethamer, de decoupeerzaag en de haakse slijper door de verdachte moet zijn gekocht. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank daarmee in ieder geval voorwaardelijk opzet gehad op de heling van dit gereedschap. De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken voor gewoonteopzetheling, omdat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat waaruit volgt dat de verdachte van de opzetheling een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank zal de verdachte voorts vrijspreken van opzetheling van de bromfiets en het fototoestel. Ten aanzien van de bromfiets is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier volgt dat de verdachte deze bromfiets zelf gestolen heeft. Ten aanzien van het fototoestel is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte deze opzettelijk heeft geheeld.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 6 en feit 7:
De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank acht het feit bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • Het proces-verbaal van bevindingen van aantreffen hennepkwekerij d.d. 17 mei 2022, pagina 882 t/m 885;
  • Aangifte namens [slachtoffer 3] Netbeheer B.V. d.d. 14 april 2022, pagina 924 t/m 927;
  • Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 augustus 2023, pagina 1239 t/m 11241.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde medeplegen omdat er geen bewijs is dat de verdachte de feiten 6 en 7 samen met iemand anders heeft gepleegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
meermalen in of omstreeks de periode van 01 maart 2021 t/m 23 december 2022 in Nederland,
- [slachtoffer 1] (in of omstreeks de periode van 14 oktober 2022 tot en met 23 december 2022)
en/of
- [slachtoffer 2] (in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 1 mei 2021)
(telkens) door dwang of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door misbruik van een kwetsbare positie,
- ( telkens) heeft geworven, vervoerd en/of gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] (sub 1°) en
- ( telkens) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat
die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van
arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- ( telkens) heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van hun seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , (sub 6°),
hierin bestaande dat hij, verdachte,
- een advertentie van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heeft gemaakt en geplaatst op een (of meer) sekswebsite(s) en
- afspraken met klanten heeft gemaakt en klanten heeft geregeld voor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heeft vervoerd en
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot seks zonder condoom en/of (anale) seks en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] een aanzienlijk deel van haar verdiensten heeft laten afgeven aan verdachte en
- aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] verdovende middelen heeft gegeven zodat zij een
schuld deed/deden opbouwen en gedwongen werd/werden te blijven werken en
- die [slachtoffer 1] gedreigd heeft de woning uit te zetten en
- gedreigd heeft de huisdieren van die [slachtoffer 2] iets aan te doen en
- gedreigd heeft de woning van die [slachtoffer 2] in brand te steken en
- gedreigd heeft naaktfoto’s van die [slachtoffer 2] te verspreiden en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in een door verdachte gecontroleerde situatie heeft gehouden;
Feit 3
op 05 juni 2022 in [gemeente] , [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 5] te richten;
Feit 4
Op 14 februari 2023 in het arrondissement Limburg een wapen van categorie III onder 1, te weten een gaspistool, van het merk Umarex, model Walther PPQ, kaliber 9mm, en
een wapen van categorie III onder 1, te weten een gasrevolver, van het merk Umarex, model Smith & Wesson Chiefs Special, kaliber 9mm, en munitie van categorie III, te weten drie knalpatronen voorhanden heeft gehad;
Feit 5
in de periode van 29 januari 2023 tot en met 24 februari 2023 in Nederland op na te melden tijdstippen, in Nederland, na te melden goederen opzettelijk voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
2. in de periode van 29 januari 2023 tot en met 14 februari 2023, een nagelpistool/schiethamer (merk Paslode, typenr PPN50C)
3. in de periode van 29 januari 2023 tot en met 24 februari 2023, een boorhamer (Makita met inscriptie [kenmerk 1] ) en een decoupeerzaag (met inscriptie [kenmerk 2] ) en een haakse slijper (zonder schijf voorzien van inscriptie [kenmerk 3] );
Feit 6
op 02 april 2022 in het arrondissement Limburg opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres 5] ) 160 hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II;
Feit 7
in de periode van 21 maart 2022 tot en met 02 april 2022 in het arrondissement Limburg
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit (5.156 kWh) toebehorende aan [slachtoffer 3] waarbij verdachte de weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
mensenhandel, meermalen gepleegd
Feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Feit 5:
opzetheling, meermalen gepleegd
Feit 6:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 7:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Krachtens het bevel tot observatie in het Pieter Baan Centrum d.d. 15 december 2023
hebben M.D. van Ekeren, psychiater, en G.M. Jansen, GZ-psycholoog, een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van de verdachte. Zij hebben vastgesteld dat er weliswaar sprake is van antisociale persoonlijkheidsproblematiek, maar er is onvoldoende onderbouwing om deze problematiek te classificeren op het niveau van een persoonlijkheidsstoornis. Nu er geen psychische stoornis en/of een verstandelijke beperking kan worden vastgesteld, kunnen er evenmin op basis van een psychische stoornis en/of een verstandelijke beperking, beperkingen in de keuzevrijheid of handelingsvrijheid worden vastgesteld. De psychiater en psycholoog adviseren om de verdachte alle ten laste gelegde feiten volledig toe te rekenen.
De verdachte is strafbaar, omdat op basis van deze rapportage en ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met aftrek en met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] alsmede met [naam 1] en [naam 2] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld de strafeis redelijk te vinden. De verdediging heeft hierbij verzocht om rekening te houden met de benedengemiddelde intelligentie van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van telkens twee tot drie maanden twee kwetsbare vrouwen seksueel uitgebuit. Hij maakte misbruik van de omstandigheid dat [slachtoffer 1] van hem afhankelijk was vanwege een dak boven haar hoofd en deinsde er niet voor terug haar te dreigen op straat te zetten als ze niet voor hem werkte. [slachtoffer 2] zette hij met name onder druk door te dreigen haar huisdieren iets aan te zullen doen. Hij voedde de verslaving van de vrouwen met drugs en maakte ze op die manier financieel van hem afhankelijk. De verdachte deed de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geweld aan door hen in te zetten als instrument om financieel voordeel te behalen.
Daarnaast heeft de verdachte nog een reeks aan strafbare feiten gepleegd: bedreiging, het voorhanden hebben van wapens en munitie, opzetheling, hennepteelt en diefstal van elektriciteit.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting ook acht geslagen op het strafblad van de verdachte d.d. 29 oktober 2024 waaruit volgt dat hij niet eerder (recent) is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Gezien de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf met een fors voorwaardelijk deel dient te worden opgelegd is, om ook als stok achter de deur te gelden voor de verdachte om hem te weerhouden strafbare feiten te plegen in de toekomst. De rechtbank zal een gevangenisstraf van 42 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren opleggen. Als bijzondere voorwaarden legt de rechtbank aan de verdachte op een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [naam 1] en [naam 2] . De rechtbank zal deze contactverboden dadelijk uitvoerbaar verklaren. Aan het wettelijke vereiste daarvoor is voldaan.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij vordert schadevergoeding tot een bedrag van 10.000 euro aan immateriële schade ter zake van feit 1. De benadeelde partij heeft hierbij verwezen naar letselcategorie 4 van de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij vordert schadevergoeding tot een bedrag van 72.513,25 euro ter zake van feit 1. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
afgenomen inkomsten: 24.910 euro
ontruiming van het gehuurde: 17.178,02 euro
reiskosten: 46,28 euro (politie 4,82 euro, hulpverlener 4,10 euro, huisarts 0,73 euro, advocaat 21,65 euro en reis naar rechtbank 14,98 euro)
eigen risico: 378,95 euro
immateriële schade: 30.000 euro
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij vordert schadevergoeding tot een bedrag van 1.717,89 euro een materiële schade ter zake van feit 7.
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag van 10.000 euro aan immateriële schade redelijk is en heeft de rechtbank verzocht de vordering in haar geheel toe te wijzen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie acht in totaal 20.596,28 euro toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de immateriële schade op het standpunt gesteld dat 10.000 euro billijk is en heeft de rechtbank verzocht dit deel toe te wijzen en het overige deel van de immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de afgenomen inkomsten heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze tot 10.400 euro toegewezen kan worden. De officier van justitie is hierbij uitgegaan van 52 gewerkte dagen met een gemiddelde van vier klanten per dag en een gemiddeld klanttarief van 100 euro. Hiervan zou de helft naar de verdachte zijn gegaan. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de ontruiming van het gehuurde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze onvoldoende onderbouwd is en heeft de rechtbank verzocht dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De reiskosten acht de officier van justitie toewijsbaar.
Ten aanzien van het eigen risico heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het lastig te bepalen is in hoeverre de psychische schade is ontstaan door feit 1 en wellicht niet tevens door de belaste voorgeschiedenis. De officier van justitie heeft gelet hierop de rechtbank verzocht dit deel van de vordering toe te wijzen tot 150 euro en het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
[slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende duidelijk is en toegewezen dient te worden met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Er is geen sprake van een zodanige aard en ernst van de normschending en de gevolgen dat alleen om die reden van een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden gesproken. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het bedrag te matigen tot 5.000 euro. Hierbij heeft de verdediging verwezen naar jurisprudentie.
[slachtoffer 2]
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Het causaal verband tussen de PTSS en het ten laste gelegde feit wordt betwist. Voorts is geen sprake van een zodanige aard en ernst van de normschending en de gevolgen dat alleen om die reden van een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden gesproken. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het bedrag te matigen tot 5.000 euro. Hierbij heeft de verdediging verwezen naar jurisprudentie.
Ten aanzien van de afgenomen inkomsten heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze onvoldoende onderbouwd is en daarom niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ten aanzien van de ontruiming van het gehuurde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ten aanzien van de reiskosten dienen de kosten voor de ritten naar het politiebureau (4,82 euro) en de advocaat (21,65 euro) toegewezen te worden als proceskosten. De reis naar de rechtbank (14,98 euro) dient afgewezen te worden, nu er door een raadsman geprocedeerd wordt. De reiskosten voor het bezoeken van haar hulpverlener (4,10 euro) is niet verder onderbouwd en dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De kosten voor het bezoeken van de huisarts (0,73 euro) kunnen toegewezen worden.
Ten aanzien van het eigen risico heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Er kan niet vastgesteld worden dat de psychologische behandelingen niet nodig waren geweest als het ten laste gelegde feit niet had plaatsgevonden. Het causaal verband tussen de schadepost en het ten laste gelegde feit kan niet worden vastgesteld.
[slachtoffer 3]
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 BW, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van 10.000 euro.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd is en zal de vordering in haar geheel (10.000 euro aan immateriële schade) toewijzen met de wettelijke rente. De rechtbank heeft hier aansluiting gezocht bij letselcategorie 4 van de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 december 2022. De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[slachtoffer 2]
De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van 18.708,60 euro. Dit bedrag is opgebouwd uit de posten:
immateriële schade: 10.000 euro
afgenomen inkomsten: 8.320 euro
eigen risico: 378,95 euro
reiskosten: 9,65 euro
De rechtbank is ten aanzien van de immateriële schade van oordeel dat aansluiting gezocht dient te worden bij letselcategorie 4 van de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De rechtbank wijst 10.000 euro aan immateriële schade toe met de wettelijke rente. Het overige acht de rechtbank vooralsnog onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek en daarmee aanhouding van de behandeling van de zaak levert echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal dat deel niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de afgenomen inkomsten overweegt de rechtbank als volgt. Uitgangspunt is dat de schade wordt berekend op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Indien de omvang van de schade niet, zonder nader onderzoek dat een onevenredige vertraging van het strafgeding zou opleveren, nauwkeurig kan worden vastgesteld, kan de omvang in veel gevallen worden geschat (artikel 6:97 BW). De rechter dient in zijn motivering van die schatting zoveel mogelijk aan te sluiten bij de vaststaande feiten. Voor wat betreft die schatting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten: 52 gewerkte dagen (uitgaande van de bewezen verklaarde periode en 6 gewerkte dagen per week [16] ), gemiddeld 4 klanten per dag (uitgaande van de verklaring van [naam 9] over de werkzaamheden van [slachtoffer 2] [17] ) en een gemiddeld klanttarief van 80 euro (uitgaande van de vordering van [slachtoffer 2] en het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [18] ). De rechtbank gaat er voorts van uit dat [slachtoffer 2] een deel van die inkomsten ter grootte van ongeveer 50% heeft ontvangen [19] . Rekening houdend met bovenstaande feiten bedraagt een voorzichtige - in het voordeel van de verdachte - begroting van de afgenomen inkomsten 52 x 4 x 80 x 50% = 8.320 euro. De rechtbank zal de vordering dan ook tot laatstgenoemd bedrag van 8.320 euro toewijzen en de benadeelde partij voor het meerdere niet ontvankelijk verklaren.
De ontruiming van het gehuurde acht de rechtbank vooralsnog onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek en daarmee aanhouding van de behandeling van de zaak levert echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal dat deel geheel niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank acht het eigen risico (378,95 euro) voldoende onderbouwd en zal dit geheel toewijzen met de wettelijke rente.
De rechtbank wijst voorts de reiskosten ten aanzien van de huisarts (0,73 euro), hulpverlening (4,10 euro) en de politie (4,82 euro) toe met de wettelijke rente. De rechtbank verklaart de vordering ten aanzien van de reiskosten naar de rechtbank (14,98 euro) en de advocaat (21,65 euro) niet-ontvankelijk.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 mei 2021. De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[slachtoffer 3]
De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 van het BW, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van 1.717,89 euro. De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en zal deze in haar geheel toewijzen met de wettelijke rente.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Het beslag

Tijdens het politieonderzoek zijn de navolgende goederen in beslag genomen:
  • 1 STK Zaagmachine (G1582694);
  • 1 STK Gereedschap (G1585654);
  • 1 STK Wapen (G1582674).
De rechtbank zal ten aanzien van de zaagmachine en het gereedschap teruggave gelasten aan de als redelijkerwijs rechthebbende aan te merken persoon. De rechtbank zal het wapen onttrekken aan het verkeer.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36b, 36d, 36f, 57, 63, 273f, 285, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit 2;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
  • stelt de volgende
De verdachte zal gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact hebben of zoeken met:
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2000;
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 4] 1997;
[naam 1] , geboren op [geboortedatum 5] 2004;
[naam 2] , geboren op [geboortedatum 6] 2003;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden
dadelijk uitvoerbaarzijn;

Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

Beslag

- onttrekt aan het verkeer het volgende in beslag genomen voorwerp:
- 1 STK Wapen (G1582674);
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de als redelijkerwijs rechthebbende aan te merken persoon:
- 1 STK Zaagmachine (G1582694);
- 1 STK Gereedschap (G1585654);
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag waarop het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf ten einde loopt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Tubée, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 november 2024.
Buiten staat:
Mr. M.J.A.G. van Baal is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1:
hij meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 01 maart 2021 t/m 23 december 2022 in de gemeente Heerlen en/of gemeente Landgraaf en/of gemeente Kerkrade en/of de gemeente Brunssum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, een of meer anderen te weten,
- [slachtoffer 1] (in of omstreeks de periode van 14 oktober 2022 tot en met 23 december 2022) en/of
- [slachtoffer 2] (in of omstreeks de periode van 01 maart 2021 tot en met 01 mei 2021)
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- ( telkens) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het
oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (sub 1°) en/of
- ( telkens) heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- ( telkens) heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen verdachte en of zijn medeverdachte(n) te bevoordelen uit de opbrengst van hun/haar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°)
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , (sub 6°),
hierin bestaande dat hij, verdachte, en/of een of meer van zijn medeverdachte(n)
- een advertentie van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gemaakt en/of geplaatst op een (of meer) sekswebsite(s) en/of
- afspraken met klanten heeft/hebben gemaakt en/of klanten heeft/hebben geregeld voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben vervoerd en/of naar adressen heeft/hebben
gebracht waar ze geen klanten konden weigeren en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot seks zonder condoom en/of
(anale) seks en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan,
heeft/hebben laten afgeven aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten heeft/hebben laten behouden en/of
- aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] verdovende middelen heeft/hebben gegeven zodat zij een schuld deed/deden opbouwen en gedwongen werd/werden te blijven werken en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (meermalen) heeft/hebben mishandeld en/of gedreigd
heeft/hebben te mishandelen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (meermalen) aan de haren heeft/hebben getrokken en/of
pluk(ken) haar heeft/hebben uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gedreigd heeft/hebben de woning uit te zetten en/of
- spullen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben kapot gemaakt en/of
- gedreigd heeft/hebben de huisdieren van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] iets aan te doen en/of
- gedreigd heeft/hebben de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in brand te steken en/of
- gedreigd heeft/hebben naaktfoto’s van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te verspreiden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in een woning heeft/hebben opgesloten en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (nooit) alleen heeft/hebben gelaten en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in een door verdachte gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden, in elk geval één of meer (andere) handelingen heeft/hebben verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van de verdachte afhankelijke positie;
Feit 2:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 25 december 2021 tot en met 02 april 2022 in de gemeente Heerlen en/of de gemeente Brunssum, althans in Limburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) een ander te weten;
- [slachtoffer 4]
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht
genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of
dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 4] heeft,
A.
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van
uitbuiting van die [slachtoffer 4] ,
en/of
B.
heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of
diensten (te weten: het (mede)plegen van strafbare feiten en/of activiteiten) dan wel enige
handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: het (mede)plegen van strafbare feiten en/of activiteiten) (sub 4°)
en/of
C.
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 4]
(sub 6°),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- die [slachtoffer 4] geslagen en/of gedreigd die [slachtoffer 4] te mishandelen en/of
- een wapen getoond aan die [slachtoffer 4] en/of gedreigd heeft met een wapen en/of
- de sleutel van de woning van die [slachtoffer 4] afgepakt en/of toegeëigend en/of (vervolgens) tegen de wil van die [slachtoffer 4] een hennepplantage in de slaapkamer van de woning van die [slachtoffer 4] gezet en/of die slaapkamer met een hangslot afgesloten;
Feit 3:
hij op of omstreeks 05 juni 2022 in [gemeente] , [slachtoffer 5] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door een (zwart) vuurwapen (pistool), althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 5] te richten en/of aan hem te tonen;
Feit 4:
hij op of omstreeks 14 februari 2023, in de gemeente Landgraaf, in elk geval in het
arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen,
een wapen van categorie II onder 5, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, en/of een wapen van categorie III onder 1, te weten een gaspistool, van het merk Umarex, model Walther PPQ, kaliber 9mm, en/of een wapen van categorie III onder 1, te weten een gasrevolver, van het merk Umarex, model Smith & Wesson Chiefs Special, kaliber 9mm, en/of munitie van categorie III, te weten drie knalpatronen voorhanden heeft/hebben gehad;
Feit 5:
hij in of omstreeks de pleegperiode van 07 augustus 2019 tot en met 24 februari 2023,
in het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland, een gewoonte heeft
gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte op na te melden
tijdstippen, op na te melden plaatsen, na te melden goederen verworven,
voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
1. in of omstreeks de periode van 04 februari 2023 tot en met 21 februari 2023 in de gemeente Heerlen en/of de gemeente Landgraaf, in elk geval in het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland, een bromfiets ( [type] ) (aangifte pagina 200);
2. in of omstreeks de periode van 29 januari 2023 tot en met 14 februari 2023 in de gemeente
Nederweert en/of de gemeente Landgraaf, in elk geval in het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland, een nagelpistool/schiethamer (merk Paslode, typenr PPN50C) (aangifte pagina 1058);
3. in of omstreeks de periode van 29 januari 2023 tot en met 24 februari 2023 in de gemeente
Nederweert en/of de gemeente Landgraaf, in elk geval in het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland, een boorhamer (Makita met inscriptie [kenmerk 1] ) en/of een decoupeerzaag (met inscriptie [kenmerk 2] ) en/of een haakse slijper (zonder schijf voorzien van inscriptie [kenmerk 3] ) (aangifte pagina 1058)
4. in of omstreeks de periode van 07 augustus 2019 tot en met 14 februari 2023 in de gemeente Beekdaelen en/of gemeente Landgraaf, in elk geval in het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland, een fototoestel (Panasonic Lumix DMC-FZ62)
(aangifte pagina 1077);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 07 augustus 2019 tot en met 24 februari 2023, in
het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland de hierboven onder 1 t/m
4 genoemde goederen opzettelijk heeft geheeld;
Feit 6:
hij op of omstreeks 02 april 2022 in de gemeente Brunssum, in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 5] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 160, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Feit 7:
hij in of omstreeks de periode van 21 maart 2022 tot en met 02 april 2022 in de gemeente
Brunssum, in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit (5.156 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LBRCC22026, gesloten d.d. 2 mei 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1135 en de aanvullende processen-verbaal doorgenummerd 1136 tot en met 1245.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2022, pagina 114 en pagina 115.
3.Proces-verbaal van bevindingen telefonisch gesprek met [slachtoffer 1] d.d. 4 januari 2024, pagina 206.
4.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 11 augustus 2023, pagina 1148, pagina 1153 t/m pagina 1159.
5.Proces-verbaal informatief gesprek mensenhandel d.d. 3 juni 2021, pagina 122, pagina 124 en pagina 125.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 10 maart 2023, pagina 262 t/m pagina 268.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 18 januari 2024, blad 2.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 9] d.d. [geboortedatum 4] 2023, pagina 861 en pagina 862 en proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 9] d.d. [geboortedatum 4] 2023, pagina 866.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 9] bij de rechter-commissaris d.d. 27 februari 2024, blad 1 en blad 2.
10.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] d.d. 6 juni 2022, pagina 128.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5] d.d. 21 juni 2022, pagina 966.
12.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] d.d. 30 januari 2023, pagina 1058 en pagina 1059.
13.Proces-verbaal van bevindingen herkomst inbeslaggenomen goederen d.d. 22 februari 2022, pagina 1055 en pagina 1056.
14.Proces-verbaal algemeen dossier d.d. 2 mei 2023, pagina 87.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 augustus 2023, pagina 1238.
16.In het Proces-verbaal informatief gesprek mensenhandel van 3 juni 2021, op pagina 122 tot en met pagina 127, verklaart [slachtoffer 2] dat ze soms een dagje verlof kreeg.
17.Proces-verbaal van derde verhoor verdachte [naam 9] d.d. 23 maart 2023, op pagina 865 t/m pagina 874.
18.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 18 april 2023, op pagina 812 t/m pagina 824.
19.Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte [naam 9] d.d. [geboortedatum 4] 2023, op pagina 860 t/m pagina 864, waarin [naam 9] verklaart dat zij ( [slachtoffer 2] en [naam 9] ) 35 tot 40 euro per klant ontvingen.