3.3Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het procesdossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat voor de criminele uitbuiting van [slachtoffer 4] . De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van feit 2.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 1
In het
proces-verbaalvan bevindingen staat zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd:
Op vrijdag 23 december 2022, verscheen meldster [naam 3] met [naam 1] aan het politiebureau. [naam 3] is begeleidster van [opvanglocatie] (een opvanglocatie. Op dit moment verblijven [slachtoffer 1] , [naam 1] en [naam 2] alle drie in de opvanglocatie.
[naam 1] vertelde dat:
- hij ongeveer 10 weken samen met [slachtoffer 1] en [naam 2] in de woning aan de [adres 1] heeft verbleven;
- de woning aan de [adres 1] wordt verhuurd door een woningstichting, aan [naam 4] ;
- [naam 4] zijn woning ter beschikking stelt aan [verdachte] , die woont aan de [adres 2] ;
- [slachtoffer 1] werkte voor [verdachte] als prostituee;
- als zij niet zou werken, zij uit de woning zou worden gezet door [verdachte] ;
- [slachtoffer 1] zeker 9 of 10 (seks)klanten per dag had, waarvan zij 50% moest afstaan aan [verdachte] ;
- [verdachte] de pooier was en dat [verdachte] altijd de klanten regelde;
- [slachtoffer 1] geen aangifte durft te doen, omdat ze bang is dat ze al het verdiende geld moet afstaan aan de belasting en hierdoor in de schulden komt, dat had [verdachte] haar namelijk gezegd;
- ze kennelijk flink gemanipuleerd/gehersenspoeld is door [verdachte] ;
- [verdachte] de telefoon van [slachtoffer 1] kapot gegooid heeft. Zij is dus niet meer telefonisch bereikbaar;
- als er een klant kwam, hij hoorde dat [verdachte] soms zei tegen [slachtoffer 1] : "Er komt weer een klant en dit moet 'zonder'(condoom)." Ook als er een extreem lelijke man kwam, moest [slachtoffer 1] toch seks hebben (ook 'zonder'), want als ze dat niet wilde werd ze gedwongen door [verdachte] ;
- [slachtoffer 1] ook vaak naar adressen werd gebracht, om daar seks te hebben tegen betaling. Ook als ze weigerde, werd ze gedwongen door [verdachte] ;
- [slachtoffer 1] uiteindelijk aangaf, dat zij het werken echt niet meer aankon;
- [verdachte] hierop helemaal is uitgeflipt en alle spullen van [slachtoffer 1] kapot heeft gemaakt op haar kamer.
Uit het verhaal van [naam 1] en het adres [adres 2] , dat hij
aangeeft, is het mij bekend dat het hier om [verdachte] gaat.
Na de melding van [naam 1] legt de politie op 4 januari 2023 telefonisch contact met [slachtoffer 1] . De verbalisant deelt haar mee wat [naam 1] tegen de politie had verteld en [slachtoffer 1] zegt daarop dat dit allemaal echt is gebeurd.
[slachtoffer 1]heeft
aangiftegedaan en zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Ik wil aangifte doen van mensenhandel.
Ik kwam uit de opvang op straat te staan in de winter. [naam 1] en [naam 2] waren er ook uitgezet. [verdachte] kwam met een voorstel. Hij zei tegen mij: “Jullie staan op straat. Ik kan jullie daar weghalen. Ik heb een huis voor jullie en jullie kunnen daar gewoon gaan wonen.” Ik moest dan doen wat hij zei. We hadden gevraagd of dat we gewoon de huur konden gaan betalen, maar dat kon niet volgens [verdachte] . Ik voelde mij verplicht. Ik had geen keus want we stonden op straat. Ik heb toen met [verdachte] gepraat hoe ik het wilde, maar zo is het niet gegaan.
Die woning is de woning van [naam 4] aan de [adres 1] . We hebben het over [verdachte] . Ik denk dat het oktober, november was.
[verdachte] was de baas van die woning.
Als ik iets niet doe wat hij zegt, dan flipt hij helemaal uit. [verdachte] verdient zijn geld door mijn inkomen en met de drugs.
[verdachte] heeft een heel account gemaakt dat ik alles deed. Ik wilde dit niet doen. Ik kon wel iedere dag huilen. Ik ging hierdoor meer drugs gebruiken. [verdachte] deed de klanten regelen. Het maakte hem niet uit of het nu 9 of 10 mensen waren. Het boeide hem niet dat ik niet alles wilde doen. Dat wat ik wilde daar werd niet naar geluisterd. [verdachte] deed appen en bellen. Ik mocht dat niet doen. Hij moest dat allemaal doen. [verdachte] deed net alsof hij mij was. Alles wat hij in zijn hoofd had moest gebeuren. Ik durfde mijn kamer niet meer te verlaten want alle spullen lagen daar.
[verdachte] heeft alles geregeld. Mijn werknaam was [naam 7] . Ik had hier niets over te zeggen. Ik moest de helft van het geld afgeven. Hij wist dat ik drugs nodig had. Hij gaf mij toen de drugs en dat ging dan van het geld af dat ik verdiende.
Ik werkte zeven dagen per week en had ongeveer acht klanten per dag. Het waren er minimaal 5 per dag. Als ik zei ik wil slapen, dan bleven de klanten maar komen
Ik had geen keus. Ze zagen ook echt dat ik niet wilde. Mijn lichaam was helemaal op. Ik was veel afgevallen. Ik wilde niet meer eten.
Als ik zonder condoom deed dan was die 60 euro extra voor mij. Dat deed hij zodat ik het toch deed om wat extra’s te hebben. Ik wilde echt niet zonder doen, maar had dit nodig.
De afspraken vonden in het huis plaats of escort. Ik werd door [verdachte] of door een buurtjongen die hij wat geld gaf naar escortafspraken gebracht. [verdachte] ging altijd mee anders vertrouwde hij het niet.
Als ik niet deed wat hij zei, stond ik op straat. Hij dreigde hiermee. Door [verdachte] werd dwang uitgeoefend om de prostitutie te doen. Ik kon niet weg en had geen eigen leven meer.
In het
proces-verbaalinformatief gesprek mensenhandel is zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd:
Betrokkene: [slachtoffer 2]
Datum/tijd gesprek: 3 juni 2021 om 13:30
Datum eerste melding: 1 maart 2021
Zij verklaarde dat:- [verdachte] haar dwong om wel seks te hebben met mannen;- [verdachte] haar advertentie op [website] had geplaatst en deze vaker eraf haalde en opnieuw plaatste;- haar werknaam [naam 8] was;- [verdachte] ergens in [plaats 1] woont en meer meisjes voor zich heeft werken;- ze geen keuze had en het geen vraag was van [verdachte] ;- de mannen 150 euro per uur, 90 euro voor een half uur en 250 euro voor 2 uur betaalden aan [verdachte] ;- ze daar 10 of 20 euro van kreeg en soms niks;- ze vrijwel dagelijks 6 of 7 klanten kreeg;- er een camera bij de deur hing zodat ze haar in de gaten hielden;- ze als ze te lang weg bleef werd gebeld en bedreigd dat ze terug moest komen;- ze zich ook tijdens de menstruatie moest prostitueren en dan maar met de mond en de handen moest werken.
[slachtoffer 2]heeft
aangiftegedaan en zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Ik ben in pleeggezinnen en internaten opgegroeid. Ik heb nooit een vaste plek gehad. Ik ben misbruikt door mijn stiefvader. Ik heb nooit een diploma gehaald. Ik heb nu begeleiding van het Leger des Heils. Ik heb een hechtingsstoornis en bordeline. Door de onderbuurvrouw [naam 9] en [verdachte] heb ik een coke- en GHB-verslaving opgedaan. Het klopt wat ik heb verklaard bij het informatief gesprek van 3 juni 2021. [verdachte] wilde mij op [website] zetten om te adverteren. Er moesten foto’s gemaakt worden, maar dat durfde ik niet. Ik moest naaktfoto’s maken en dat hebben ze toen op [website] .nl gezet. Ik was bang dat zij mij iets aan zouden doen en dat ze mijn hond iets zouden aandoen of afpakken. Het klopt dat gedreigd is met het verspreiden van de naaktfoto’s.
[verdachte] regelde de klanten met een werktelefoon. Hij regelde dan waar ik heen moest en dat ik klaar moest staan. Ik kreeg nooit het geld. [verdachte] nam altijd het geld aan bij de deur.
Ik had dagelijks vijf of zes klanten en ik werkte de hele week. [verdachte] bepaalde dit.
Ik had nooit veilige seks. Ik heb daardoor twee keer Chlamydia opgelopen en ik moest toch doorwerken. Dat stond in de advertentie. Ik moest alle seksuele handelingen doen. Ik moest ook anale seks hebben. Ik vond het werk niet fijn. Ik wilde het niet. Ik moest het gewoon doen. Ik weet niet wat er zou gebeuren als ik dat niet zou doen. Ik heb niets verdiend, want alles ging weg.
[verdachte] kwam altijd de coke brengen. Omdat ik ook coke gebruikte kreeg ik ook een schuld. Ik gebruikte coke om niet te hoeven voelen. [verdachte] bood het aan, zo van neem maar wat, dan krijg je niets mee en voel je het niet.
Ik ben alles kwijtgeraakt, mijn hond, mijn kat. [verdachte] heeft mij vaker bedreigd met die dieren en het in brand steken van de woning.
Bij de rechter-commissaris heeft
[slachtoffer 2]verklaard:
Ik werd meestal naar klanten toegebracht. [verdachte] liep dan mee naar de voordeur. Ik kreeg soms 20 euro maar meestal niks. Ik ben in die tijd gaan gebruiken. GHB en cocaïne. Als ik dat gebruikte voelde ik niks en kon ik dat werk doen. De cocaïne kreeg ik van [verdachte] .
[naam 9]heeft bij de politie verklaard:
[verdachte] was mijn dealer. Op een gegeven moment kregen [slachtoffer 2] en ik een schuld bij [verdachte] . Hij wilde dat wij dat terug gingen betalen. Toen moesten wij ons prostitueren. Hij dreigde ons letterlijk met alles. Zij was heel bang. [verdachte] zei dan dat we moesten betalen, anders kwamen we er wel achter. [verdachte] pushte [slachtoffer 2] meer dan mij om als hoer te werken.
[naam 9]heeft bij de rechter-commissaris als getuige zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
[slachtoffer 2] zei dat ze seks had met mannen en dat ze dat eigenlijk niet wilde, maar dat ze dat moest van [verdachte] . [slachtoffer 2] wilde dit niet. [verdachte] regelde de klanten voor [slachtoffer 2] .
De verdachteheeft ter terechtzitting van 13 november 2024 zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Ik heb spijt dat ik dat allemaal heb gedaan. Ik had het niet moeten doen.
Het klopt dat ik coke heb geleverd aan de dames. Ik doel dan op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Ik heb ook het vervoer voor de escortafspraken geregeld.
Ik had me daar niet mee bezig moeten houden. Ik begrijp nu dat ze kwetsbaar waren en verslaafd waren aan drugs.
Het is dom dat ik van [slachtoffer 1] misbruik heb gemaakt. Ze had geen woning en ik had kunnen weten dat ze geen andere keuze had dan met mij in zee te gaan. Ik vind dat ik fout zit.
De bewijsoverweging t.a.v. feit 1:
Onder feit 1 wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Het verwijt van mensenhandel is in de tenlastelegging opgesplitst in specifieke verwijten die in het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, onder 1⁰, 4⁰, 6⁰ en 9⁰. Onder 1⁰ gaat het om het werven, vervoeren en huisvesten van mensen met het oogmerk van uitbuiting. Het verwijt onder 4⁰ ziet op het zich beschikbaar laten stellen van mensen voor het verrichten van (in dit geval) seksuele handelingen met derden tegen betaling. Het verwijt onder 6⁰ ziet op het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander en onder 9⁰ gaat het over het zich laten bevoordelen uit de financiële opbrengst van die seksuele handelingen met derden. Voor een bewezenverklaring van mensenhandel zoals strafbaar is gesteld onder 1⁰, 4⁰ en 9⁰ moet bovendien vast komen te staan dat door de verdachte of zijn mededader(s) gebruik is gemaakt van een in artikel 273f, lid 1, eerste lid, onder 1⁰ Sr genoemd dwangmiddel.
Verder is voor een bewezenverklaring vereist dat sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er – gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer – in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] herhaaldelijk duidelijk maakte dat ze geen andere keuze hadden dan voor hem in de prostitutie te werken. [slachtoffer 1] was immers van de verdachte afhankelijk voor een dak boven haar hoofd en zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] raakten door zijn aanbod van verdovende middelen steeds meer afhankelijk van de verdachte. [slachtoffer 1] werd duidelijk gemaakt dat zij en haar medebewoners weer op straat zouden staan als zij zich niet prostitueerde op een wijze die de verdachte volledig organiseerde en bepaalde. De verdachte gebruikte weliswaar geen fysiek geweld jegens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , maar dreigde wel met huisuitzetting, brandstichting en mishandeling van huisdieren. Hij nam zo’n controlerende houding aan, dat dit zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] grote angst inboezemde.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden beiden verdovende middelen nodig om het prostitutiewerk te kunnen blijven volhouden, raakten daardoor steeds verslaafder, bouwden schulden op bij de verdachte en om die af te betalen was doorgaan met de prostitutie noodzakelijk. Zo belandden zij in een neerwaartse spiraal en verergerden hun toch al kwetsbare omstandigheden zodanig dat zij geen andere keuze hadden dan de gedragingen van de verdachte te accepteren. Op basis van het dossier staat tevens vast dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zo veel als mogelijk liet werken en dat hij een aanzienlijk deel van de opbrengsten opeiste. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van uitbuiting en dat de verdachte daar ook op uit was.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte door dwang, (dreiging met) een andere feitelijkheid en door misbruik te maken van een kwetsbare positie, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1⁰ Sr). Hij heeft hen bewogen om prostitutiewerkzaamheden te verrichten en hem te bevoordelen uit de opbrengsten van deze werkzaamheden. (artikel 273f lid 1 sub 4⁰ en 9⁰ Sr).
Omdat beide vrouwen hun verdiensten voor een aanzienlijk deel aan de verdachte hebben afgestaan heeft hij opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting van de vrouwen (artikel 273f lid 1 sub 6⁰ Sr).
De rechtbank spreekt de verdachte vrij voor medeplegen van feit 1, omdat er geen bewijs is dat de verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 3:
[slachtoffer 5]heeft aangifte gedaan en zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Plaats delict: [adres 3] , binnen [gemeente] .
Ik wens aangifte te doen ter zake bedreiging met een vuurwapen. De bedreiging is
gepleegd door [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1999.
Op zondag 5 juni 2022, omstreeks 23:15 uur, ben ik mijn vrouw gaan ophalen in
Kerkrade. Wij zijn daarna naar huis gereden. Bij de eerste bocht zag ik dat er een
auto tegemoet kwam gereden. Ik zag dat deze auto een [type auto 1] betrof voorzien van het Nederlandse kenteken: [nummer 1] . Ik weet dat dit de auto betreft van de vriendin van [verdachte] .
[type auto 1] parkeerde midden op de weg naast mijn auto. Toen ik uitstapte zag ik dat de vriendin van [verdachte] , [naam 10] , achter het stuur zat. Ik zag dat [verdachte] op de bijrijdersstoel zat. Ik zag dat het raam van het bestuurdersportier een paar centimeter open stond. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechter hand een pistool op mij richtte. Toen ik dit zag schrok ik en bukte ik. Ik riep ook naar mijn vader dat [verdachte] een pistool had en dat hij moest oppassen. Ik zag toen door de
achterruit dat [verdachte] het pistool op mij richtte.
[slachtoffer 5]heeft als getuige zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Ik wil graag een getuigenverklaring afleggen in verband met het incident dat plaatsvond op 5 juni 2022 op de [adres 3] . Omstreeks 23.00 uur belde mijn zoon [slachtoffer 5] mij op. [slachtoffer 5] zei tegen mij: "Die achterlijke [verdachte] zit achter mij aan, kom snel naar buiten". Ik ben toen direct naar buiten toe gegaan. Op dat moment stond [slachtoffer 5] ook al voor onze woning met de auto van een vriendin van hem. Ik zag dat een zwarte [type auto 1] naast de auto stopte waar mijn zoon en zijn vriendin in zat. Ik zag dat [verdachte] in de auto zat. De vriendin van [verdachte] , genaamd [naam 10] zat op dat moment
achter het stuur. Ik zag dat aan de bestuurderskant de achterruit omlaag ging en dat [verdachte] een zwart pistool in de richting van [slachtoffer 5] richtte. Ik hoorde dat [slachtoffer 5] riep:" Pap, let op hij heeft een pistool".
De bewijsoverweging t.a.v. feit 3:
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte [slachtoffer 5] heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 4:
De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank acht het feit bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres 2] d.d. 16 februari 2023, pagina 132, 136 en 137;
- Het proces-verbaal d.d. 7 maart 2023, pagina 977 t/m 980;
- De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 13 november 2024.
De rechtbank acht evenwel niet bewezen dat de verdachte een elektrisch stroomstootwapen voorhanden heeft gehad aangezien uit het procesdossier blijkt dat dit op een zaklamp gelijkend wapen defect en daarmee onbruikbaar was.
De rechtbank spreekt de verdachte ook vrij van het onderdeel medeplegen. Het enkele feit dat de wapens op diverse (verborgen) plekken in de woning zijn aangetroffen waar de verdachte met zijn partner verbleef, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om bewezen te achten dat hij ze samen met zijn partner voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 5:
[slachtoffer 6] heeft
aangiftegedaan en zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Ik ben werknemer bij het aannemersbedrijf [naam 11] en op basis van dit dienstverband maak ik als regelmatige bestuurder gebruik van een bedrijfsauto [type auto 2] , voorzien van kenteken [nummer 2] .
Op zondag 29 januari 2023 heb ik de auto geparkeerd in Nederweert. Op maandag 30 januari 2023, omstreeks 06.45 uur, wilde ik de auto weer in gebruik nemen, maar zag dat deze door onbekende(n) was weggenomen.
Goederen in de auto :
Voor het werk dat ik voor [naam 11] doe, zit er veel gereedschap (merk Makita) in de auto. Dit betreft onder anderen acculaders, handmixer, boormachines, slagschroevendraaier, slijpschijven, zagen, stofzuiger, bouwlampen en een radio.
In alle apparaten waar een stekker aan zit, zijn codes ingegraveerd. Dit betreft de code " [naam 11] " met verschillende nummers erachter. Bijvoorbeeld: [naam 11] 101. Of de code " [naam 13] " met een nummer. Als voorbeeld: [naam 13] . Tevens zit er nog ander divers gereedschap in.
In het
proces-verbaalvan bevindingen van de politie staat zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd:
Op dinsdag 14 februari 2023,omstreeks 09:35 uur heeft er een doorzoeking plaatsgevonden ter inbeslagneming op het adres [adres 2] , zijnde de verblijfplaats van [verdachte] .
Op woensdag 22 februari 2023, heb ik verbalisant, onderzoek gedaan om te achterhalen wie de eigenaar is van het inbeslaggenomen goed, het betreft;
Goed: Schiethamer van het merk PASLODE, typenr: PPN50C
Goednummer: [nummer 3]
Het betreft een zogenaamd nagelpistool op gas en is verder voorzien van drie accu's en zit in een oranje koffer.
Ik zag dat binnen in het deksel van de koffer een etiket was bevestigd met daarop de gegevens van de klant, oftewel het afleveradres. Dit betrof:
[adres 4]
Hierop heb ik telefonisch contact gezocht met het bedrijf. Ik werd te woord gestaan door [naam 12] , zijnde de eigenaar van [naam 11] en [naam 13] . Op mijn vraag of er recentelijk goederen gestolen waren verklaarde hij:
"Eind januari is er een bus van ons gestolen met daarin veel elektrische apparatuur. De bus was een paar dagen later leeg teruggevonden in Hoensbroek. Van deze diefstal werd aangifte gedaan en er is een lijst met goederen naar de politie gestuurd".
Ik zag in het politiesysteem, basis voorziening handhaving, dat er op maandag 30 januari, om 07:08 uur telefonisch aangifte was gedaan door, [naam 14] , geboren te [plaats 2] op [geboortedatum 2] 1974.
Ik heb van [naam 12] de lijst met goederen ontvangen. Daarnaast gaf hij nog aan dat ze later hadden geconstateerd dat ook een Paslode schiethamer weg was, deze zit normaal niet standaard in de bussen waardoor deze tijdens de aangifte was vergeten. Verder gaf [naam 12] aan dat de Paslode waarschijnlijk niet gegraveerd is omdat deze niet elektrisch is.
In het
proces-verbaalalgemeen dossier staat zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd:
In de woning [adres 2] , zijnde het verblijfsadres van [verdachte] werden op 24 februari 2023 door het onderzoeksteam twee Makitakoffers aangetroffen en inbeslaggenomen.
Hierin zaten de volgende gereedschappen.
- 1 Makita boorhamer voorzien van inscriptie [kenmerk 1] ;
- 1 decoupeerzaag voorzien van inscriptie [kenmerk 2] ;
- 1 haakse slijper zonder schijf voorzien van de inscriptie [kenmerk 3] .
De
verdachteheeft zakelijk weergegeven het volgende verklaard bij de politie:
De Makita boorhamer heb ik voor een goedkope prijs gekocht. Ik had een vermoeden dat er iets mis mee was. Ik heb de gravering erin gezien.
De bewijsoverweging t.a.v. feit 5:
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een nagelpistool/schiethamer, een boorhamer, een decoupeerzaag en een haakse slijper voorhanden heeft gehad. Deze goederen waren van diefstal afkomstig van [naam 11] en [naam 13] . De verdachte heeft verklaard dat hij de boorhamer voor een goedkope prijs had gekocht en een vermoeden had dat er iets mis mee was. Nu de boorhamer onderdeel was van één diefstal bij dezelfde eigenaar, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat ook de nagelpistool/schiethamer, de decoupeerzaag en de haakse slijper door de verdachte moet zijn gekocht. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank daarmee in ieder geval voorwaardelijk opzet gehad op de heling van dit gereedschap. De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken voor gewoonteopzetheling, omdat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat waaruit volgt dat de verdachte van de opzetheling een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank zal de verdachte voorts vrijspreken van opzetheling van de bromfiets en het fototoestel. Ten aanzien van de bromfiets is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier volgt dat de verdachte deze bromfiets zelf gestolen heeft. Ten aanzien van het fototoestel is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte deze opzettelijk heeft geheeld.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 6 en feit 7:
De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank acht het feit bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van bevindingen van aantreffen hennepkwekerij d.d. 17 mei 2022, pagina 882 t/m 885;
- Aangifte namens [slachtoffer 3] Netbeheer B.V. d.d. 14 april 2022, pagina 924 t/m 927;
- Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 augustus 2023, pagina 1239 t/m 11241.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde medeplegen omdat er geen bewijs is dat de verdachte de feiten 6 en 7 samen met iemand anders heeft gepleegd.