Op 19 juli 2024 vond de terechtzitting plaats in de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, waar de kantonrechter L.E.M. Hendriks de zaak behandelde tegen een verdachte die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 22 oktober 2022 in Roermond. De verdachte, een vrouw, was als bestuurster van een personenauto betrokken bij een aanrijding waarbij een fietser gewond raakte. Tijdens de zitting werd de identiteit van de verdachte vastgesteld en werd zij bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. W.A. Koers. De benadeelde partij, de broer van het slachtoffer, was ook aanwezig, bijgestaan door Slachtofferhulp Nederland.
De officier van justitie, mr. E. Boesten, eiste een geldboete van 1.000 euro en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee maanden, evenals volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De benadeelde partij vorderde 15.000 euro voor affectieschade, waarbij hij de hechte band met het slachtoffer benadrukte. De verdediging betwistte de vordering, stellende dat de benadeelde partij niet onder de hardheidsclausule viel omdat zij niet meer samenwoonden.
De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was van een nauwe persoonlijke relatie tussen de benadeelde en het slachtoffer, waardoor de benadeelde partij recht had op affectieschade. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan het primair ten laste gelegde feit, legde een geldboete op van 750 euro en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee maanden op. De vordering van de benadeelde partij werd volledig toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval. De uitspraak benadrukte de uitzonderlijke omstandigheden die de toekenning van affectieschade rechtvaardigden, ondanks de wettelijke beperkingen.