ECLI:NL:RBLIM:2024:1016

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
03.143571.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan het vervoeren van 1230 kilogram cocaïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte, die in 1984 is geboren en gedetineerd is in een penitentiaire inrichting, veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren. Deze uitspraak volgt op een afdoeningsvoorstel dat was overeengekomen tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, waarbij de verdachte afstand deed van bepaalde verdedigingsrechten en geen bewijsverweren voerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met dit voorstel.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank concludeert dat de opgelegde straf in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak en dat de afdoening van de zaak efficiënt en voortvarend is verlopen.

De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht, de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.143571.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1984,
gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. C. Ihataren, advocaat kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

Voorafgaand aan de zitting van 15 februari 2024 heeft de rechtbank kennisgenomen van de tussen het openbaar ministerie en de verdachte gesloten overeenkomst inzake de door hen gemaakte afspraken over de afdoening van de onderhavige zaak (de strafzaak met parketnummer: 03-143571-23).
Vervolgens is deze zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 februari 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen.
Tijdens de behandeling van de zaak is aandacht besteed aan voornoemde overeenkomst inzake de procesafspraken. Vervolgens heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met een ander 1230 kilogram cocaïne heeft vervoerd;
Feit 2:een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.

3.Het afdoeningsvoorstel

Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn, kort weergegeven, overeengekomen dat:
a. het openbaar ministerie een bewezenverklaring eist voor beide tenlastegelegde feiten;
b. het openbaar ministerie hiervoor een gevangenisstraf van 5 jaren vordert, met aftrek van voorarrest;
c. het openbaar ministerie geen ontnemingsvordering tegen de verdachte aanhangig maakt en dat ook niet meer zal doen;
d. het openbaar ministerie zich niet zal verzetten tegen een voorwaardelijke invrijheidstelling en detentiefasering, tenzij het gedrag van veroordeelde gedurende de detentie daartoe aanleiding geeft;
e. de verdachte geen onderzoekswensen indient en al ingediende onderzoekswensen op de zitting dan wel voorafgaande aan de zitting schriftelijk intrekt;
f. de verdediging geen bewijs- en strafmaatverweren zal voeren;
g. de verdachte afstand doet van de op de beslaglijst van 21 november 2023 vermelde goederen;
h. het openbaar ministerie en de verdediging afstand zullen doen van hun recht op hoger beroep.
De rechtbank constateert dat de verdachte in de overeenkomst afstand doet van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten. Op basis van de verklaring die de verdachte ter zitting heeft afgelegd over de totstandkoming en de inhoud van de overeenkomst, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot een ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De verdachte is bij de totstandkoming van deze afspraken bovendien bijgestaan door zijn advocaat. De rechtbank concludeert dan ook dat is voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) stelt, zodat zij de afdoeningsovereenkomst bij de beoordeling van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in overweging zal nemen.
Ten aanzien van de afspraak onder h. overweegt de rechtbank dat van het recht om hoger beroep in te stellen niet voorafgaand aan het wijzen van het vonnis afstand kan worden gedaan.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig het afdoeningsvoorstel, gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Ter toelichting op het afdoeningsvoorstel heeft de officier van justitie nog het volgende aangevoerd.
De strafzaak tegen de verdachte gaat om een onderschept drugstransport, waarbij de verdachte een pion is binnen een groter geheel. Door het maken van afspraken, hoeft het openbaar ministerie over onderzoekshandelingen naar andere personen binnen dit geheel geen informatie te delen.
Het voordeel voor de verdachte bestaat eruit dat hij met het maken van afspraken snel duidelijkheid kan krijgen over de strafeis en de straf, indien de rechtbank het afdoeningsvoorstel zal volgen. Door afspraken te maken over het niet indienen van onderzoekswensen, geen verzoeken in te dienen ten aanzien van de voorlopige hechtenis en het niet instellen van hoger beroep, wordt een efficiënte en voortvarende behandeling van de zaak gediend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, overeenkomstig het afdoeningsvoorstel, geen bewijsverweren gevoerd en zich verder ook niet over het bewijs uitgelaten. Voor de verdachte is van belang dat hij snel duidelijkheid kan krijgen over de afdoening van zijn zaak en er afspraken zijn gemaakt over de executie van de straf.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat de verdachte de feiten zoals tenlastegelegd onder 1 en 2 heeft begaan, zoals hieronder weergegeven onder kopje 4.4.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1:
op 12 juni 2023 te Echt, in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd, 1230 kilogram (netto) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
T.a.v. feit 2:
op 12 juni 2023 te Echt, in de gemeente Echt-Susteren, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Walther, model Creed, kaliber 9X19 mm
en
munitie van categorie III, te weten 7 kogelpatronen (MXT 22 9X19)
en
munitie van categorie II, te weten 9 kogelpatronen (CBC 9mm Luger),
voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
T.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in overeenstemming met het afdoeningsvoorstel gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft overeenkomstig het afdoeningsvoorstel geen strafmaatverweer gevoerd
.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich (samen met een ander) schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van overlast en criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De rechtbank heeft acht geslagen op de strafmaatoverwegingen uit het afdoeningsvoorstel. De daarin voorgestelde strafmaat, zoals ook door de officier van justitie ter terechtzitting gevorderd, staat in een redelijke verhouding tot de ernst van de zaak, waarbij ook rekening wordt gehouden met de persoon van de verdachte. Daarbij overweegt de rechtbank tevens dat het voorstel niet alleen een efficiënte en voortvarende behandeling, maar ook een effectieve afdoening van de zaak dient.
De verdediging heeft geen onderzoekswensen ingediend, waardoor de strafzaak relatief snel inhoudelijk kon worden behandeld. Omdat de verdachte heeft aangegeven dat hij akkoord is met de gevorderde straf zal hij (naar verwachting) geen hoger beroep instellen. Dit betekent dat de straf, nu de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd
.
De rechtbank zal dan ook op grond van de voornoemde overwegingen overeenkomstig het afdoeningsvoorstel beslissen en aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren opleggen, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 Opiumwet en 26, 55 Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.T.H.L. van de Bergh, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 februari 2024.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 12 juni 2023 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1230 kilogram (netto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 12 juni 2023 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Walther, model Creed, kaliber 9X19 mm
en/of
munitie van categorie III, te weten 7 kogelpatronen (MXT 22 9X19)
en/of
munitie van categorie II, te weten 9 kogelpatronen (CBC 9mm Luger),
voorhanden heeft gehad.