ECLI:NL:RBLIM:2024:10139

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
C/03/330329/ HA RK 24/85
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 14 mei 2024 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. N.H.J. Lafghani, rechter in de rechtbank Limburg. Verzoeker, die in een civiele procedure betrokken is, heeft op 25 april 2024 een verzoek tot wraking ingediend, omdat hij meende dat de rechter niet onpartijdig was. Hij voerde aan dat er geen openbare zitting zou plaatsvinden, waardoor hij niet in staat was om zijn zaak mondeling toe te lichten, en dat hij ervan overtuigd was dat de uitkomst van zijn zaak al vaststond in het nadeel van hem.

De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker tweemaal om uitstel heeft gevraagd voor het indienen van zijn conclusie van antwoord, maar dat de rechter dit verzoek heeft afgewezen conform het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton. De wrakingskamer oordeelde dat het afwijzen van het uitstel een processuele beslissing is en geen grond voor wraking kan opleveren, tenzij er sprake is van vooringenomenheid.

Na beoordeling van de schriftelijke reactie van de rechter en de omstandigheden van de zaak, concludeerde de wrakingskamer dat er geen feiten of omstandigheden waren die een aanwijzing voor vooringenomenheid van de rechter opleverden. Het verzoek tot wraking werd dan ook kennelijk ongegrond verklaard, zonder dat er een nadere mondelinge behandeling nodig was. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/330329/ HA RK 24/85
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker], (hierna te noemen verzoeker),
wonende te [woonplaats] ,
dat strekt tot wraking van mr. N.H.J. Lafghani, rechter in de rechtbank Limburg, hierna de rechter.

1.De procedure

Op 25 april 2024 is ter griffie een bericht ontvangen van verzoeker, inhoudende een verzoek tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 10967464 CV EXPL 24-1098.
De rechter heeft de wrakingskamer medegedeeld dat zij niet in de wraking berust. Op 3 mei 2024 heeft de rechter een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek gegeven.
De wrakingskamer heeft op 14 mei 2024 uitspraak gedaan en verzoeker daarvan in kennis gesteld. Hierna legt de wrakingskamer uit hoe zij tot haar oordeel komt.

2.De gronden van het verzoek

Verzoeker voert aan dat er, aangezien er geen openbare zitting gaat plaatsvinden aangaande zijn zaak, het voor hem onmogelijk is om mondeling zijn zaak toe te lichten, terwijl hij daar wel recht op heeft. Daarnaast is hij stellig in de overtuiging dat met zekerheid de uitkomst van zijn zaak (dat hij de zaak verliest) al vaststaat.

3.De beoordeling

Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking geldt dat een rechter uit hoofde van haar of zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, of dat de bij verzoeker daarover bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het wrakingsverzoek en de schriftelijke reactie van de rechter. Hieruit volgt dat verzoeker tweemaal heeft verzocht om uitstel voor het nemen van zijn conclusie van antwoord en dat de rechter als rolrechter het tweede verzoek om uitstel heeft afgewezen conform artikel 2.9 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton. Aan verzoeker is vervolgens bericht dat, aangezien hij geen conclusie van antwoord heeft genomen, geen mondelinge behandeling wordt gepland en dat de zaak voor vonnis staat.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit verzoek tot wraking ongegrond is. Het afwijzen van het tweede verzoek tot uitstel is een processuele beslissing, die geen grond voor wraking kan opleveren. Dit is alleen anders als er geen andere verklaring voor die beslissing te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Met inachtneming van hetgeen door de rechter in haar schriftelijke reactie is aangevoerd is de wrakingskamer van oordeel dat er geen sprake is van feiten of omstandigheden die een aanwijzing opleveren voor het aannemen van vooringenomenheid van de rechter, laat staan een zwaarwegende aanwijzing.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek geen doel kan treffen. Het verzoek wordt dan ook, zonder nadere mondelinge behandeling, kennelijk ongegrond verklaard.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.A.J. van Leeuwen, mr. M.J.A.G. van Baal en
mr. A.K. Kleine, bijgestaan door mr. F.A.E. van de Venne en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.