ECLI:NL:RBLIM:2024:10114

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
11335755 AZ VERZ 24-86
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en doorbetaling loon na ziekmelding van werknemer die AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer, die op 11 januari 2023 in dienst trad en op 9 januari 2024 een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aanging, meldde zich op 4 juni 2024 ziek. De werkgever heeft na zes weken, op 13 juli 2024, de arbeidsovereenkomst opgezegd zonder schriftelijke instemming van de werknemer of toestemming van het UWV, wat in strijd is met de wet. De werknemer, die de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt, verzocht de kantonrechter om de opzegging te vernietigen en om doorbetaling van het loon vanaf 1 september 2024. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging onterecht was, omdat de werkgever niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor opzegging tijdens ziekte. De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer toegewezen, de opzegging vernietigd en de werkgever veroordeeld tot doorbetaling van het loon vanaf 17 september 2024, omdat de werknemer op dat moment weer in staat was om te werken. Tevens is de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 11335755 \ AZ VERZ 24-86
Beschikking van 19 december 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonend te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. C.A.M.J.M. Joosten,
tegen
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. I. Ummels-Koks (DAS Rechtsbijstand te Roermond).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 3
- het verweerschrift
- de door [verzoeker] in het geding gebrachte aanvullende bijlagen 4 en 5
- de pleitaantekeningen van mr. S.L.T.A. Scheepers (die bij de gelegenheid van de mondelinge behandeling mr. Joosten heeft waargenomen)
- de mondelinge behandeling van 5 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1956, is op 11 januari 2023 krachtens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij [verweerster] .
2.2.
Op 9 januari 2024 hebben partijen een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten, ingaande op 10 januari 2024 en van rechtswege eindigend op 9 januari 2025. Het betreft een nul-urencontract met een urengarantie van 40 uren per maand. De functie van [verzoeker] is chauffeur (Schaal D6) met een loon van € 17,64 bruto per uur.
2.3.
Op 4 juni 2024 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld. [verweerster] heeft vervolgens zes weken het loon doorbetaald.
2.4.
Op 2 augustus 2024 ontvangt [verzoeker] een aangetekende brief gedateerd 13 juli 2024 van [verweerster] (bijlagen 2 en 4 verzoekschrift). Daarin staat voor zover relevant:
“(…) Op 13 juli 2024 bent u 6 weken ziek, volgens de wet poortwachter mogen wij uw dienstverband na 6 weken beëindigen. (informatie op rijksoverheid.nl; wat gebeurd er als ik doorwerk na mijn aow-leeftijd).
Wij maken dan ook gebruik van deze regeling en beëindigen uw contract per 13 juli 2024.
U ontvangt per deze datum een eindafrekening. (…)”
2.5.
Op 17 september 2024 stuurt [verzoeker] een WhatsAppbericht aan [naam] van [verweerster] (bijlage 5 verzoekschrift). Daarin staat:
“(…) Van mijn kant kan ik je melden dat ik weer mag en kan werken (…)”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter de opzegging d.d. 3 augustus 2024 (de kantonrechter leest 13 juli 2024 en ontvangen op 2 augustus 2024) te vernietigen en [verweerster] te veroordelen tot doorbetaling van het loon met ingang van 1 september 2024, alsmede [verweerster] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[verweerster] voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. [verweerster] heeft daartoe aangevoerd dat - nu de arbeidsrelatie is gestart voordat [verzoeker] de aow-gerechtigde leeftijd had bereikt - instemming van [verzoeker] of toestemming van het UWV of de kantonrechter niet is vereist.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de opzegging moet worden vernietigd en of [verweerster] moet worden veroordeeld tot doorbetaling van het loon.
4.2.
Op grond van artikel 7:681 lid 1, aanhef en onder a BW kan de kantonrechter de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever vernietigen indien de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW.
4.3.
Ingevolge artikel 7:670 lid 1 onder a BW kan de werkgever niet opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij de ongeschiktheid ten minste twee jaren heeft geduurd, dan wel zes weken voor de werknemer die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt. Vaststaat dat [verzoeker] ten tijde van het aangaan van de tweede arbeidsovereenkomst en de ziekmelding de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt. Het ontslagverbod tijdens ziekte geldt in dit geval gedurende zes weken.
4.4.
Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werkneemster binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 onderdeel b BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond in geval van ziekte moet worden verstaan, te weten: “ ziekte of gebreken van de werknemer waardoor hij niet meer in staat is de bedongen arbeid te verrichten, mits de periode, bedoeld in artikel 670 leden 1 en 11, is verstreken en aannemelijk is dat binnen (….) 6 weken geen herstel zal optreden en dat binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht.”
4.5.
Vervolgens bepaalt artikel 7:671a lid 1 BW dat de werkgever die voornemens is de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel a of b, schriftelijke toestemming aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) dient te verzoeken.
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerster] heeft opgezegd zonder schriftelijke instemming van [verzoeker] en zonder de in artikel 7:671a lid 1 BW bedoelde toestemming van het UWV. Aldus heeft [verweerster] de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] opgezegd in strijd met het bepaalde in art 7:671 lid 1, aanhef en onder a, BW. Uit het vorenstaande volgt dat het standpunt van [verweerster] , weergegeven onder r.o. 3.2., geen stand kan houden. Weliswaar bepaalt artikel 7:670a lid 2 onder e BW dat het opzegverbod wegens ziekte niet van toepassing is als de opzegging geschiedt op grond van artikel 7:669 lid 4 BW, maar dat is alleen het geval als de opzegging geen verband houdt met omstandigheden waarop dat opzegverbod betrekking heeft. Bovendien kan de werkgever op grond van artikel 7:669 lid 4 BW de arbeidsovereenkomst wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd alleen opzeggen, als die arbeidsovereenkomst is ingegaan vóór het bereiken van die leeftijd. Dat is hier niet het geval. Toen partijen de tweede arbeidsovereenkomst aangingen, op 9 januari 2024, was [verzoeker] immers al 67 jaar oud.
4.7.
[verweerster] had aldus niet mogen opzeggen zonder voorafgaande toestemming van het UWV. Het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging zal dan ook worden toegewezen.
4.8.
[verzoeker] heeft recht op loon, omdat de opzegging wordt vernietigd en de arbeidsovereenkomst dus voortduurt. De vordering van [verzoeker] tot loonbetaling zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat deze pas toewijsbaar is vanaf 17 september 2024. Daartoe wordt overwogen dat vaststaat dat [verzoeker] de aow-gerechtigde leeftijd had bereikt op het moment dat hij zich ziekmeldde. Uit artikel 7:629 lid 2 onder b BW heeft de werkgever in zo’n geval een loondoorbetalingsverplichting gedurende zes weken. [verweerster] heeft aan die verplichting al voldaan, omdat zij na de ziekmelding door [verzoeker] gedurende 6 weken het loon heeft doorbetaald. Nu uit het WhatsAppbericht van 17 september 2024 volgt dat [verzoeker] vanaf 17 september 2024 niet meer arbeidsongeschikt is en gemeld heeft dat hij weer kan werken, is [verweerster] vanaf die datum het loon weer verschuldigd en ligt het verzoek in zoverre voor toewijzing gereed.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerster] , omdat [verweerster] ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 87,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten, plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
vernietigt de opzegging d.d. 13 juli 2024,
5.2.
veroordeelt [verweerster] tot doorbetaling van het loon aan [verzoeker] vanaf 17 september 2024 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd,
5.3.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten van € 1.036,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verweerster] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024.
CJ