Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
CJ
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer, die op 11 januari 2023 in dienst trad en op 9 januari 2024 een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aanging, meldde zich op 4 juni 2024 ziek. De werkgever heeft na zes weken, op 13 juli 2024, de arbeidsovereenkomst opgezegd zonder schriftelijke instemming van de werknemer of toestemming van het UWV, wat in strijd is met de wet. De werknemer, die de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt, verzocht de kantonrechter om de opzegging te vernietigen en om doorbetaling van het loon vanaf 1 september 2024. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging onterecht was, omdat de werkgever niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor opzegging tijdens ziekte. De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer toegewezen, de opzegging vernietigd en de werkgever veroordeeld tot doorbetaling van het loon vanaf 17 september 2024, omdat de werknemer op dat moment weer in staat was om te werken. Tevens is de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.