Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de rolbeslissing van 20 november 2024
- de uitlating bevoegdheid aan de zijde van GGzE.
2.De beoordeling
3.De beslissing
woensdag15 januari 2025 om 10.00 uurvoor beraad kantonrechter,
Rechtbank Limburg
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 18 december 2024 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen de stichting STICHTING GGZE, gevestigd te Eindhoven, en een gedaagde die niet is verschenen. De procedure betreft een geschil dat voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst, waarbij de eiseres een vordering heeft ingediend die verband houdt met een vaststellingsovereenkomst over de terugbetaling van abusievelijk uitgekeerd loon en reiskosten. De rechtbank heeft in een rolbeslissing van 20 november 2024 voorlopig geoordeeld dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken onbevoegd is om van het gevorderde kennis te nemen, gezien de aard van de zaak. De eiseres, GGzE, heeft vervolgens haar standpunt toegelicht, maar de rechtbank heeft bevestigd dat de zaak moet worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken, omdat de vordering voldoende verband houdt met de arbeidsovereenkomst. De rechtbank heeft op basis van artikel 71 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ambtshalve de verwijzing naar de kamer voor kantonzaken bevolen. Tevens is de eiseres opgedragen om de datum van de rolzitting aan de gedaagde aan te zeggen, aangezien deze verstek heeft laten verlenen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het griffierecht zal worden verlaagd en dat teveel betaald griffierecht zal worden teruggestort. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.M. Etman.