ECLI:NL:RBLIM:2024:10103

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
C/03/335353 / HA ZA 24-462
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een arbeidsgeschil naar de kamer voor kantonzaken

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 18 december 2024 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen de stichting STICHTING GGZE, gevestigd te Eindhoven, en een gedaagde die niet is verschenen. De procedure betreft een geschil dat voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst, waarbij de eiseres een vordering heeft ingediend die verband houdt met een vaststellingsovereenkomst over de terugbetaling van abusievelijk uitgekeerd loon en reiskosten. De rechtbank heeft in een rolbeslissing van 20 november 2024 voorlopig geoordeeld dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken onbevoegd is om van het gevorderde kennis te nemen, gezien de aard van de zaak. De eiseres, GGzE, heeft vervolgens haar standpunt toegelicht, maar de rechtbank heeft bevestigd dat de zaak moet worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken, omdat de vordering voldoende verband houdt met de arbeidsovereenkomst. De rechtbank heeft op basis van artikel 71 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ambtshalve de verwijzing naar de kamer voor kantonzaken bevolen. Tevens is de eiseres opgedragen om de datum van de rolzitting aan de gedaagde aan te zeggen, aangezien deze verstek heeft laten verlenen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het griffierecht zal worden verlaagd en dat teveel betaald griffierecht zal worden teruggestort. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.M. Etman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/335353 / HA ZA 24-462
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING GGZE,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres,
advocaat mr. T.A.M. van den Ende,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna GGzE en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 20 november 2024
  • de uitlating bevoegdheid aan de zijde van GGzE.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij rolbeslissing van 20 november 2024 heeft de rechtbank als voorlopig oordeel gegeven dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken, gelet op de aard van de zaak (de afwikkeling van een geschil dat zijn basis vindt in de arbeidsovereenkomst), onbevoegd is om van het gevorderde kennis te nemen. GGzE is bij deze rolbeslissing in staat gesteld om zich uit te laten over dit voorlopige oordeel.
2.2.
GGzE stelt dat haar vordering ziet op de niet-nakoming van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Volgens GGzE houdt de ontstane situatie onvoldoende verband met de arbeidsrelatie tussen partijen, zodat de zaak bij de juiste rechter in behandeling is.
2.3.
In artikel 93 aanhef en onder c Rv is bepaald dat de kantonrechter bevoegd is om zaken te behandelen en beslissen betreffende een arbeidsovereenkomst. Deze bevoegdheid moet ruim worden uitgelegd. Voldoende is dat de vordering verband houdt met de arbeidsovereenkomst. Nu de vaststellingsovereenkomst ziet op de terugbetaling van abusievelijk uitgekeerd loon en reiskosten, blijft de rechtbank bij haar oordeel dat de zaak moet worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. Nu GGzE haar vordering niet heeft ingediend bij de kamer voor kantonzaken, zal de rechtbank de zaak op de voet van art. 71 lid 2 Rv ambtshalve naar die kamer verwijzen.
2.4.
Nu tegen [gedaagde] verstek is verleend, dient de nieuwe roldatum ingevolge art. 71, lid 4 Rv door GGzE bij exploot aan [gedaagde] te worden aangezegd onder betekening van deze beslissing tot verwijzing.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Maastricht, op
woensdag15 januari 2025 om 10.00 uurvoor beraad kantonrechter,
3.2.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.3.
beveelt dat GGzE de datum van de hiervoor vermelde rolzitting bij exploot zal aanzeggen aan [gedaagde] tegen wie verstek is verleend, onder betekening van deze beslissing tot verwijzing,
3.4.
wijst GGzE erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH