ECLI:NL:RBLIM:2024:1010

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
03.346670.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloosheid bij dodelijk verkeersongeval in Roermond

Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 december 2021 in Roermond een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met een snelheid van 122 km per uur op een weg waar de maximumsnelheid 50 km per uur was. Hierdoor heeft hij een aanrijding veroorzaakt met een fietser, mevrouw [slachtoffer], die daarbij om het leven is gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos heeft gehandeld door de verkeersregels opzettelijk en in ernstige mate te schenden. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte een gevangenisstraf van één jaar op te leggen, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier jaar. De verdediging pleitte voor een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, met roekeloosheid als strafverzwarende omstandigheid. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier jaar.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.346670.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens 1] 2003,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.J.C.M. Vervuren advocaat waarnemend voor mr L. Mooijekind, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 februari 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 25 december 2021 in Roermond als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De mate van schuld is aan te merken als roekeloos. De verdachte heeft met hoge snelheid gereden en daarbij geen oog gehad voor andere weggebruikers. Er is sprake van causaliteit tussen de dood en de aanrijding. Het opgelopen letsel in combinatie met de hersenbloeding hebben de dood veroorzaakt. Zonder letsels en bloedverdunners zou er volgens de forensisch geneeskundige geen sprake zijn geweest van een hersenbloeding en daarmee is de causaliteit gegeven.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het strafverzwarende bestanddeel roekeloosheid. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat er geen causaal verband is tussen het verkeersongeval en het overlijden van mevrouw [slachtoffer] . Ook voor dit onderdeel van de tenlastelegging behoort vrijspraak te volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
In het
proces-verbaal aanrijding misdrijf [2] relateert verbalisant [naam 1] het volgende:
Locatie ongeval
Datum : 25 december 2021
Omstreeks : 15:50 uur
Adres : [straatnaam 1]
Plaats : Roermond
Betrokkene 1: Personenauto, merk BMW, kenteken [kentekennummer] , bestuurder [verdachte]
Betrokkene 2: 2w-fiets, merk Gazelle, bestuurster [slachtoffer] .
Betrokkene 1 reed over de [straatnaam 1] te Roermond, komende uit de richting van de [straatnaam 2] en gaande in de richting van de kruising met de [straatnaam 3] en de [straatnaam 4] .
[slachtoffer] reed over de [straatnaam 4] te Roermond en fietste over het fietspad aangeduid middels bord [nummer] in de richting van de als zodanig aangeduide en ingerichte oversteekplaats op de [straatnaam 1] (richting de [straatnaam 3] ).
Betrokkene1 reed met de rechtervoorzijde van zijn voertuig tegen de linkerflank van [slachtoffer] . [3] [slachtoffer] viel hierdoor op de grond en raakte zwaar gewond.
Bestuurder [4] [verdachte]
Rijbewijs
Categorie(en) : B
Afgegeven door : De (burgemeester van de) gemeente Roermond
Afgiftedatum : 4 januari 2021
Datum eerste afgifte : 4 januari 2021 Beginnende bestuurder
In het
proces-verbaal verkeersongevallenanalyse [5] wordt door verbalisanten [naam 2] en [naam 3] het volgende gerelateerd:
Op verzoek van collega [naam 1] hebben wij op 25 december 2021 geassisteerd bij het verkeersongeval dat had plaatsgevonden op het kruispunt, gevormd door de wegen: [straatnaam 1] , [straatnaam 4] en de [straatnaam 3] , gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Roermond, in de gemeente Roermond. [6] De ter plaatse geldende maximum snelheid is 50 km per uur. [7]
Door verbalisant [naam 3] werd data veiliggesteld uit de betrokken BMW. [8] In de data is zichtbaar dat de rechter buitenspiegel een foutcode genereert op tijdstip 15:49:00. Bij deze foutcode werd een minimale en maximale snelheid weergegeven. Het verschil in snelheid wordt gegenereerd door de frequentie waarmee de data in het circuit wordt ververst en het moment van het ontstaan van de foutcode. De data toont als minimale snelheid 107,7 km per uur en als maximale snelheid 123,4 km per uur.
Vermijdbaarheid ongeval
Indien de bestuurster van de fiets de bestuurder van de BMW op de kruisende weg voorrang had verleend, had het ongeval niet plaatsgevonden. Als de bestuurder van de BMW zich aan de maximum snelheid van 50 km/h had gehouden en had waargenomen dat de bestuurster van de fiets de door hem bereden rijstrook op reed, dan had hij (afhankelijk van zijn reactietijd) met een comfortabele remming van ongeveer 3,14 m/s2, dan wel een krachtige remming van ongeveer 6,1 m/s2, vóór de botsplaats tot stilstand kunnen komen. Het ongeval had dan niet plaatsgevonden. Als de bestuurder van de BMW zich aan de maximum snelheid van 50 km/h had gehouden, dan had de bestuurster van de fiets de rijstrook waarover de BMW reed over kunnen steken en was geheel op de doorsteek van de verkeersheuvel gekomen. Het ongeval had dan eveneens niet plaatsgevonden.
In het
proces-verbaal snelheidsberekening, Analyse van een verkeersdelict op basis van beeldmateriaal [9] relateren de verbalisanten het volgende:
Wij hebben een onderzoek ingesteld naar de rijsnelheid van een personenauto van het merk BMW en voorzien van het kenteken [kentekennummer] , die op 25 december 2021 betrokken was bij een aanrijding die had plaatsgevonden op het kruispunt [straatnaam 1] - [straatnaam 4] - [straatnaam 3] te Roermond. Tijdens het onderzoek op de plaats van de aanrijding bleek aan een gevel van het perceel [straatnaam 3] [huisnummer] een beveiligingscamera te zijn bevestigd die zodanig gericht was, dat het onderhavige kruispunt op de beelden zichtbaar was. Voor de snelheidsberekeningen hebben wij referentiepunten in het beeldmateriaal bepaald. Op donderdag 17 februari 2022 hebben wij op het kruispunt de referentiepunten ingemeten. Uit de analyse van het beeldmateriaal bleek dat de bestuurder van de BMW de botsplaats met een gemiddelde indicatieve snelheid van ongeveer 122 km per uur naderde, waar maximaal 50 km per uur was toegestaan.
In het
schouwverslag van 7 februari 2022 van H.M.P.M. van den Bongard, forensisch arts KNMG [10] , is het volgende opgenomen:
Mevrouw [slachtoffer] , geboren op [geboortegegevens 2] , werd op 25 december 2021 met hoge snelheid aangereden. Zij had door het ongeval ernstig letsel opgelopen bestaande uit een fors bloedende hoofdwond, een klaplong links en fladderthorax links met meerdere ribbreuken, een longkneuzing, een gescheurde milt, linker sleutelbeen en schouderblad gebroken, meerdere gecompliceerde botbreuken met ernstige weefselscheuren van beide benen, botbreuk linker elleboog, bekkenbreuk. Zij is in de periode na het ongeval meerdere keren geopereerd in verband met haar botbreuken. Gedurende de eerste weken na het verkeersongeval verliep haar herstel redelijk voorspoedig. Ze was helder en bij bewustzijn. Later veranderde dit en zakte ze steeds vaker regelmatig weg. Dit werd veroorzaakt door een hersenbloeding. Deze is mogelijk direct na het ongeval ontstaan, echter was door de minimale omvang in eerste instantie niet zichtbaar op de scans. Mevrouw [slachtoffer] is op 7 februari 2022 overleden. Een belangrijke factor was het heel geleidelijk ontstaan van een hersenbloeding. Mevrouw [slachtoffer] is overleden aan een niet natuurlijke doodsoorzaak.
In de
aanvulling op het schouwverslag van 10 oktober 2022 [11] geeft de
forensisch arts H.M.P.M. van den Bongardhet volgende aan:
Bij mevrouw [slachtoffer] waren geen ziektebeelden bekend, mevrouw was nergens onder behandeling en ze gebruikte geen medicatie. Naar aanleiding van beeldvormend onderzoek op 25 december 2021 werd over de schedel en hersenen gerapporteerd dat op dat moment geen posttraumatische afwijkingen zichtbaar waren. Op basis van de klachten die mevrouw ontwikkelde werd op 30 januari 2022 opnieuw een CT scan van het hoofd gemaakt, die op 4 februari 2022 werd herhaald waarop een bloeding die zich in het hersenweefsel bevindt, werd aangetoond. Deze bloeding kan ontstaan door een trauma. Bij ouderen kan een bloeding later pas tot klinische symptomen leiden dan bij jongere mensen, omdat het brein bij het ouder worden krimpt waardoor meer ruimte binnen de schedel ontstaat. De hersenbloeding kon niet worden behandeld. Ondertussen ging mevrouw klinisch verder achteruit. Dit betekende een steeds moeizamer en zwakker wordende ademhaling, een versnelde hartslag en een steeds grotere zuurstofbehoefte. De combinatie van de opgelopen letsels, waaronder de hersenbloeding hebben geleid tot de dood.
H.M.P.M. van den Bongardis vervolgens door de rechter-commissaris
als deskundigehierover
gehoord. [12] Hij verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt
:
Een hersenbloeding kan eerst subtiel aanwezig zijn en kan zich heel geleidelijk ontwikkelen, zeker bij oudere mensen. Het hersenvolume is minder bij oudere mensen. Er is meer ruimte voor het bloed en dan krijg je pas later klachten. Je krijgt klachten als de hersenen onder druk komen te staan. Er zijn casussen bekend waarbij beschreven wordt dat er tot 3 maanden overheen is gegaan tussen de oorzaak en de constatering van de bloeding. Dus als iemand vandaag een klap tegen zijn hoofd krijgt, kan het zijn dat als gevolg daarvan een hersenbloeding ontstaat die pas na 3 maanden wordt geconstateerd. Dit zijn wel extremen, maar het kan dus heel lang duren voor een hersenbloeding wordt geconstateerd.
Wat meespeelt is dat het een oudere dame is. De vaatwanden verouderen ook. Er hopen zich eiwitten op in de hersenen en dan kunnen er sneller scheurtjes ontstaan in de vaten. Mevrouw had ook forse botbreuken die zijn gefixeerd van buitenaf en een aantal zijn van binnen vastgezet. In dat geval moet een patiënt om trombose te voorkomen bloedverdunners krijgen. Die bloedverdunners kunnen dan ook weer een rol spelen bij de hersenbloeding, maar dan is er samenhang met de breuken (oorzaak-gevolg). Als een patiënt bloedverdunners moet hebben is er een risico op een hersenbloeding, maar je hebt geen keuze, anders gaat het sowieso mis. Als het ongeval er niet was geweest, dan zaten wij hier nu niet.
De
verdachteis kort na het ongeval ter plaatse aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 6 WVW 1994. [13] Bij de politie
verklaart [14] hij als volgt:
Ik was de bestuurder van de witte BMW M6 op het moment van de aanrijding. Ik ben plaatselijk bekend op de plek van het ongeval en de omgeving aldaar. Ik reed waarschijnlijk wel harder dan 50 km. Als je bij die auto ook maar een beetje meer gas geeft, dan gaat ie al. De auto heeft 600 pk... Ik keek voor me en toen ineens was er die klap.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed op 25 december 2021 in een personenauto over de kruising van de [straatnaam 1] met de [straatnaam 4] in Roermond. Daar heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de door de verdachte bestuurde personenauto en een overstekende fietser, mevrouw [slachtoffer] . Ter plaatse geldt een maximum snelheid van 50 km per uur. Volgens het proces-verbaal van snelheidsberekening was er op het moment van de aanrijding een gemiddelde indicatieve snelheid van 122 km per uur. Deze berekening vindt bevestiging in de data-analyse van de BMW waaruit naar voren komt dat de verdachte op het moment van aanrijding tussen de 107 en 123 km per uur heeft gereden. De verdachte heeft de geldende maximum snelheid van 50 km per uur met meer dan 70 km per uur overschreden. De fietser, die doende was de kruising over te steken, heeft hij volkomen over het hoofd gezien.
De verdachte reed op een voorrangsweg en de fietser had voorrang moeten verlenen. Deze voorrangsfout kan de fietser in dit geval echter niet verweten worden, omdat redelijkerwijs niet van een verkeersdeelnemer verwacht kan worden dat deze rekening houdt met een dergelijk extreme overschrijding van de maximum snelheid. Uit de VOA blijkt dat als de verdachte zich aan de maximum snelheid gehouden zou hebben, de fietser voldoende tijd zou hebben gehad om over te steken. Daarnaast zou de verdachte in dat geval voldoende tijd gehad hebben om zijn auto tot stilstand te brengen. Dit brengt met zich mee dat de oorzaak van het ongeval geheel is toe te rekenen aan het handelen van verdachte.
Mate van schuld
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de overtreding van artikel 6 WVW 1994 dient er minimaal sprake te zijn van aanmerkelijke schuld aan de zijde van verdachte. Aan de verdachte is als strafverzwarende omstandigheid roekeloos rijgedrag tenlastegelegd. Dit is de zwaarste vorm van schuld.
Is er sprake van roekeloosheid?
Het juridische kader van de strafverzwarende roekeloosheid is opgenomen in artikel 175, lid 2, van de Wegenverkeerswet 1994 in combinatie met artikel 5a van die wet. Van roekeloosheid is in dit verband in elk geval sprake als:
  • de verdachte de verkeersregels heeft geschonden;
  • dat in ernstige mate en opzettelijk heeft gedaan.
De verdachte heeft de plaatselijk geldende maximum snelheid van 50 km per uur met meer dan 70 km per uur overschreden. Daarmee is de opzet zoals bedoeld in artikel 5a van de WVW 1994 gegeven. Verdachte heeft daarbij tevens onvoldoende oog gehad voor de medeweggebruikers. De overstekende fietser heeft hij in het geheel niet gezien, terwijl zij
- gaande richting de kruising - voor hem goed zichtbaar heeft moeten zijn. De bijrijder, die naast verdachte zat, heeft de fietser immers wel gezien. Dit alles maakt tevens dat de verdachte zeer onoplettend is geweest, hetgeen er toe heeft geleid dat hij de snelheid van zijn motorrijtuig niet heeft verminderd en niet heeft uitgeweken. Nu de verdachte de verkeersregels opzettelijk en in ernstige mate heeft geschonden, is er sprake van roekeloosheid.
Causaliteit overlijden met ongeval
Vaststaat dat mevrouw [slachtoffer] door de botsing zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het overlijden van mevrouw [slachtoffer] het gevolg is van de aanrijding. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op basis van de verklaringen van de forensisch geneeskundige concludeert de rechtbank dat de complicaties die uiteindelijk tot de dood van mevrouw [slachtoffer] geleid hebben, hun oorzaak vinden in het zeer ernstige letsel dat zij door het ongeluk heeft opgelopen. Er is dus een direct causaal verband tussen het ongeval en het overlijden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 25 december 2021 in de gemeente Roermond als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen roekeloos waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, als beginnend bestuurder, het kruispunt gevormd door voornoemde [straatnaam 1] , [straatnaam 4] en de [straatnaam 3] is genaderd en heeft gereden met een snelheid van 122 kilometer per uur, terwijl de aldaar geldende maximumsnelheid 50 kilometer per uur is, zulks op het moment dat de bestuurder van een fiets, zijnde voornoemde [slachtoffer] , komende vanuit de richting van voornoemde [straatnaam 4] , doende was die [straatnaam 1] over te steken en niet de snelheid van het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig heeft verminderd en niet heeft uitgeweken, mede waardoor een botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fietser.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en de schuld bestaat in roekeloosheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van één jaar en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en in plaats daarvan te kiezen voor een maximale taakstraf eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte heeft oprecht spijt en gaat zelf ernstig gebukt onder het leed dat hij heeft veroorzaakt. Hij is nog jong en moet een kans krijgen zijn plek in de wereld weer te vinden. De vrees bestaat dat een gevangenisstraf de verdachte nog verder zal terugwerpen in zijn ontwikkeling.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 25 december 2021 was de verdachte met vrienden aan het rond rijden in Roermond. Hij had een snelle auto geleend van zijn broer en heeft binnen de bebouwde kom gas gegeven en zich geen rekenschap gegeven dat er ook andere verkeersdeelnemers waren met wie hij rekening moest houden. De verdachte heeft geen weerstand geboden aan de verleiding die een snelle auto biedt. Dat had hij echter wel kunnen en moeten doen. Door zijn toedoen is iemand om het leven gekomen.
Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring wordt het slachtoffer node gemist door haar zoon en zijn vrouw. Zij zijn op eerste Kerstdag opgeschrikt door de boodschap dat hun moeder betrokken was bij een ernstig ongeval. Vervolgens zijn zij getuige geweest van de lijdensweg die zij tot aan haar overlijden heeft moeten afleggen.
De rechtbank realiseert zich dat geen straf ooit recht zal kunnen doen aan dit leed van de nabestaanden.
De verdachte heeft oprechte spijt en gaat psychisch gebukt onder zijn schuldgevoel. De reclassering onderschrijft de lijdensdruk van de verdachte en acht het gevaar op herhaling laag. De verdachte is niet eerder met justitie in aanraking gekomen.
De rechtbank houdt daar rekening mee, maar dat neemt niet weg dat de ernst van het feit meebrengt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te worden. Daarbij is niet alleen vergelding voor het specifieke misdrijf een strafdoel. Ook aan anderen moet duidelijk zijn dat dergelijk onverantwoord rijgedrag forse consequenties heeft voor de onbezonnen bestuurder.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank in beginsel de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar passend. Daarnaast zal de rechtbank conform eis een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 jaren opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
Ontzegging van de rijbevoegdheid
  • legt aan de verdachte op een
  • beveelt dat de duur van de invordering of inhouding van het rijbewijs
Dit vonnis is gewezen door mr. G.L.A.M. van Doveren, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van S.P.C. Terpelle, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 maart 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 december 2021 in de gemeente Roermond als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] , werd gedood dan wel zwaar lichamelijk letsel of zodanig letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke gedragingen roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, als beginnend bestuurder, het kruispunt gevormd door voornoemde [straatnaam 1] , [straatnaam 4] en de [straatnaam 3] is genaderd en/of (daarbij) heeft gereden met een minimale snelheid van ongeveer 122 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, zulks op het moment dat de bestuurder van een fiets, zijnde voornoemde [slachtoffer] , komende vanuit de richting van voornoemde [straatnaam 4] , doende was die [straatnaam 1] over te steken en/of (vervolgens)
niet, dan wel niet voldoende de snelheid van het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig
heeft verminderd en/of niet voldoende heeft uitgeweken, in elk geval onvoldoende heeft
geanticipeerd op die wegsituatie, waardoor, althans mede waardoor een botsing, althans
aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fietser,
althans haar fiets.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2021202107-1, gesloten d.d. 18 augustus 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 194.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 16 augustus 2022, p. 2.
3.Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 16 augustus 2022, p. 3.
4.Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 16 augustus 2022, p. 4.
5.Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse d.d. 5 augustus 2022, p. 115 t/m 147.
6.Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse d.d. 5 augustus 2022, p. 119.
7.Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse d.d. 5 augustus 2022, p. 121.
8.Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse d.d. 5 augustus 2022, p. 141.
9.Proces-verbaal snelheidsberekening d.d. 22 maart 2022, p. 153 t/m 160.
10.Schouwverslag opgemaakt door H.M.P.M. van den Bongard, forensisch arts KNMG d.d. 7 februari 2022, p. 150 t/m 152.
11.Aanvulling op het schouwverslag, opgemaakt door M. van den Bongard, forensisch geneeskundige KNMG d.d. 10 oktober 2022 (aanvullend stuk bij het dossier).
12.Proces-verbaal rechter-commissaris verhoor deskundige, d.d. 9 november 2023.
13.Proces-verbaal van aanhouding, d.d. 25 december 2021, p. 14.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 26 december 2021, p. 39 t/m 45.