ECLI:NL:RBLIM:2024:10098

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
C/03/322524 / HA ZA 23-433
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over hypothecaire geldlening en nalatenschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 4 december 2024, staat de vraag centraal of een geldleningsovereenkomst die door de langstlevende echtgenoot is afgesloten, moet worden aangemerkt als een voortzetting van een oude overeenkomst of als een nieuwe overeenkomst. De langstlevende, [erflaatster], heeft na het overlijden van haar echtgenoot het vruchtgebruik van de woning, maar wil de bestaande hypothecaire geldlening omzetten in een aflossingsvrije lening. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een schuldoverneming, wat betekent dat de langstlevende als enige schuldenaar wordt aangemerkt en de schuld geheel in haar nalatenschap valt.

De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende processtukken, waaronder een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hypotheekschuld na het overlijden van de echtgenoot in de nalatenschap valt en dat de langstlevende niet zelfstandig bevoegd was om de leningsovereenkomst te wijzigen zonder toestemming van de andere erfgenamen. De rechtbank concludeert dat de hypothecaire lening die in 2005 is afgesloten, niet kan worden beschouwd als een eenvoudige wijziging van de bestaande lening, maar als een schuldoverneming. Dit heeft gevolgen voor de verdeling van de nalatenschap en de hypotheekschuld.

Uiteindelijk wijst de rechtbank de vordering in conventie af, maar kent de vordering in reconventie toe, waarbij de opbrengst van de verkoop van de onroerende zaak wordt verdeeld volgens de eigendomsverhouding. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/322524 / HA ZA 23-433
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,
advocaat: mr. D.M. Gijzen,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
advocaat: mr. A.B. Noordhof.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord, tevens inhoudende eis in reconventie, met productie 1;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 juni 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is enig kind van [erflater] (hierna: [erflater] ). [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is enig kind van [erflaatster] (hierna: [erflaatster] ).
2.2.
[erflater] en [erflaatster] waren onder huwelijkse voorwaarden getrouwd. In 1993 hebben zij een onroerende zaak (een appartement met berging en parkeerplaats te [plaats] ) gekocht waarvan zij beiden voor de onverdeelde helft eigenaar waren. Ter financiering van de onroerende zaak hebben zij tezamen een (annuïtaire) geldlening afgesloten van fl. 228.000,-, onder verstrekking van een recht van hypotheek op de onroerende zaak aan Bouwfonds voor Limburgse Gemeenten.
2.3.
[erflater] is overleden op [overlijdensdatum 1] 1998. Bij testament heeft hij tot zijn erfgenamen benoemd [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (voor 3/4 deel) en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (voor 1/4 deel). Het vruchtgebruik van de nalatenschap heeft hij gelegateerd aan [erflaatster] . De openstaande hypotheekschuld bedroeg direct na het overlijden van [erflater] fl. 139.008,18 (€ 63.079,16).
2.4.
Bij notariële akte van verdeling van 5 april 2000 hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [erflaatster] , overeenkomstig het testament van [erflater] , vastgelegd dat [erflaatster] niet bevoegd is tot het bezwaren van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen zonder de schriftelijke medewerking van de hoofdgerechtigden, te weten [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
2.5.
Bij verzoekschrift van 13 februari 2004 heeft [erflaatster] de kantonrechter van de rechtbank Maastricht, locatie Heerlen verzocht haar (op grond van artikel 3:212 lid 3 BW) een machtiging te verlenen voor omzetting van de bestaande hypothecaire geldlening in een aflossingsvrije lening met lagere rentestand, alsmede uitbreiding met een nieuwe tweede hypothecaire geldlening van € 50.000,--, welke geheel ten laste van haar zou komen. Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is die procedure aangehouden voor onbepaalde tijd, teneinde [erflaatster] in de gelegenheid te stellen op door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestelde vragen te reageren en gemotiveerd te laten weten of de destijds bestaande geldlening met handhaving van de bestaande hypotheek aflossingsvrij kon worden gemaakt. Tot een beschikking is het in die procedure niet gekomen.
2.6.
Op 18 januari 2005 is tussen [erflaatster] en de naamloze vennootschap BLG Hypotheekbank N.V. (hierna: ‘BLG Hypotheekbank’) – de rechtsopvolger van Bouwfonds voor Limburgse Gemeenten – een schriftelijke geldleningsovereenkomst tot stand gekomen. In deze overeenkomst is vermeld, voor zover van belang:
“(…)
in aanmerking nemende:
-
dat de geldnemer aan de hypotheekbank dan wel aan haar rechtsvoorgangers recht van hypotheek heeft verleend op een registergoed, aan partijen genoegzaam bekend en vastgelegd bij notariële akte, verleden op 28 oktober 1993 (…);
-
dat de geldnemer een geldlening wenst op te nemen onder de zekerheid van voornoemde hypotheekstelling;
-
dat alle voorwaarden en bedingen, verbonden aan deze hypotheekstelling eveneens van toepassing zullen zijn op deze geldlening, behoudens de hieronder vermelde wijzigingen of aanvullingen;
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
geldnemer verklaart, overeenkomstig de geaccepteerde offerte d.d. 11 januari 2005 van de hypotheekbank ter leen te hebben ontvangen, en mitsdien uit dien hoofde aan haar verschuldigd te zijn, een bedrag ter grootte van EUR 63.075,00.
(…)”
2.7.
[erflaatster] is overleden op [overlijdensdatum 2] 2022. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is enig erfgenaam in haar nalatenschap.
2.8.
Partijen hebben de onroerende zaak verkocht aan derden voor € 325.000,-. Van de opbrengst is, na de aflossing van de resterende hypotheekschuld, een bedrag van € 65.000,- in depot gegeven bij de notaris, in afwachting van duidelijkheid – door overeenstemming of middels een onherroepelijke rechterlijke beslissing – over de onderlinge draagplicht van de hypotheekschuld.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat het bij de notaris in depot gestorte c.q. te storten bedrag conform artikel 4 van het proces-verbaal van 4 mei 2023 van de rechtbank Limburg met kenmerk C/03/315879 / KG ZA 23-117 van € 65.000,00 na aftrek van kosten tussen partijen verdeeld wordt zodanig, dat aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] 5/8 deel toekomt en aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] 3/8 deel, met veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] legt aan deze vordering ten grondslag dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als erfgenaam van [erflater] moet meedelen in de hypotheekschuld, omdat de hypotheek onderdeel is van diens nalatenschap.
3.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat:
1. de opbrengst van het gemeenschappelijk goed, zijnde het appartement met parkeerplaats, gelegen aan het [adres] te [plaats] , kadastraal bekend [kadasternummer 1] en [kadasternummer 2] , op grond van 3:178 BW wordt verdeeld, waarbij de wijze van verdeling ex art. 3:185 BW als volgt dient plaats te vinden:
2. de opbrengst van het appartement dient na de overdracht en na aftrek van onder andere de makelaarskosten, de verrekening zakelijke lasten, en eventuele andere kostenposten die bij de overdracht voor rekening van de verkopers komen, binnen 10 dagen te worden verdeeld volgens de eigendomsverhouding 3/8 ( [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) en 5/8 ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) waarbij bepaald wordt dat het bedrag ter hoogte van de nog resterende hypotheekschuld ad € 63.075,- uitsluitend ten laste van (het aandeel van) [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient te komen,
met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de kosten van deze procedure, zowel in conventie als in reconventie.
3.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert hiervoor aan dat [erflaatster] in 2005 een nieuwe hypothecaire geldlening heeft afgesloten zonder goedkeuring en toestemming van hem, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Deze hypotheekschuld valt daardoor in haar nalatenschap en komt dan volledig ten laste van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
3.7.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, die in wezen elkaars spiegelbeeld vormen, zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
Rechtsmacht, toepasselijk recht
4.2.
Partijen wonen in verschillende landen (Duitsland en Nederland), waardoor deze zaak een internationaal karakter heeft. Daarom moeten ambtshalve de volgende vragen worden beantwoord: is de Nederlandse rechter bevoegd om van deze vorderingen kennis te nemen en welk recht is dan van toepassing?
4.3.
In deze procedure wordt geprocedeerd over erfopvolging met grensoverschrijdende gevolgen, waarbij de erflaatster is overleden na [overlijdensdatum 2] 2015. De vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is moet dan worden beantwoord aan de hand van de Erfrechtverordening 2015 [1] (hierna: Erfrechtverordening). Artikel 4 van de Erfrechtverordening bepaalt dat bevoegd is het gerecht waar de erflaatster op het tijdstip van overlijden haar gewone verblijfplaats had. Dat was Nederland, dus de Nederlandse rechter is bevoegd. Artikel 21 lid 1 van de Erfrechtverordening bepaalt dat het recht van toepassing is van de staat waar de erflaatster op het tijdstip van overlijden haar gewone verblijfplaats had. Dat is eveneens Nederland. Aanknopingspunten voor toepasselijkheid van het recht van een andere staat op grond van de Erfrechtverordening zijn niet gebleken, zodat Nederlands recht van toepassing is.
Inhoudelijke beoordeling
In welke nalatenschap valt de hypotheek?
4.4.
Het geschil tussen partijen draait om de vraag in welke nalatenschap de resterende hypotheekschuld valt, die was verbonden aan het appartement van [erflater] en [erflaatster] .
4.5.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt zich op het standpunt dat de hypotheekschuld voor de helft in de nalatenschap van [erflater] valt, zodat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is gehouden van die helft 3/4 (en dus op de totale schuld 3/8) te dragen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [erflaatster] in 2005 geen nieuwe hypothecaire geldlening heeft afgesloten, maar slechts de reeds bestaande lening aflossingsvrij heeft gemaakt. Dit blijkt volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit het feit dat [erflaatster] in de verzoekschriftprocedure in 2004 (zie rov. 2.5) heeft verzocht om een dergelijke omzetting van de hypotheek, waarbij ook tijdens de mondelinge behandeling alleen is gesproken over het aflossingsvrij maken van de hypotheek. Daarnaast spreekt de geldleningsovereenkomst uit 2005 van een geldlening van € 63.075,-- onder zekerheid van de toen reeds bestaande hypotheek uit 1993. Dat dit het recht van hypotheek is dat in 1993 door [erflater] en [erflaatster] is gevestigd blijkt uit het in de geldleningsovereenkomst van 2005 genoemde inschrijvingsnummer in het Kadaster (5767), dat overeenstemt met de oorspronkelijke akte. Bovendien is het hypotheekbedrag na de geldleningsovereenkomst van 2005 niet meer gewijzigd en wordt het als ‘aflossingsvrije hypotheek’ benoemd in de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overgelegde opgave van de hypotheekhouder. [2] [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft op de mondelinge behandeling nog aangevoerd dat sprake is van ‘schuldvervanging’.
4.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat de hypotheekschuld geheel in de nalatenschap van [erflaatster] valt, omdat zij in 2005 een nieuwe hypothecaire geldlening (van € 63.075,--) heeft afgesloten. Dit betreft de lening die bij haar overlijden op het appartement rustte. [erflaatster] is in 2004 de verzoekschriftprocedure gestart om de vereiste toestemming van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) voor het vestigen van dit nieuwe hypotheekrecht af te dwingen. Hoewel zij deze toestemming niet heeft gekregen is het haar kennelijk toch gelukt in 2005 een hypothecaire geldlening af te sluiten. Nu de geldleningsovereenkomst van 2005 uitsluitend is aangegaan door [erflaatster] zelf, zonder goedkeuring en medewerking van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , staat vast dat deze hypothecaire lening geheel ter harer laste is gekomen, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist dat het in 2005 ging om oversluiting van de reeds bestaande lening: de voorwaarden zijn immers gewijzigd, in die zin dat de lening aflossingsvrij is geworden, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Van ‘schuldvervanging’ is geen sprake, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , want de schuld blijft staan, er gelden alleen andere voorwaarden. Doordat geen aflossing meer heeft plaatsgevonden is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als erfgenaam benadeeld.
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat in de schriftelijke geldleningsovereenkomst met BLG Hypotheekbank van 18 januari 2005 uitsluitend [erflaatster] als geldlener is vermeld en dat deze overeenkomst uitsluitend door (BLG Hypotheekbank en) [erflaatster] is ondertekend. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hiervan op de hoogte was, hiervoor toestemming heeft gegeven, of anderszins zijn medewerking heeft verleend. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ter mondelinge behandeling verklaard wel mondeling te hebben ingestemd met de (algemene) wens van zijn moeder om de hypothecaire geldlening om te zetten in een aflossingsvrije lening, maar hij heeft geen bemoeienis gehad met de geldlening uit 2005. De rechtbank stelt, gelet daarop, vast dat [erflaatster] de geldleningsovereenkomst uit 2005 zelfstandig, zonder medewerking of volmacht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , is aangegaan.
4.8.
Dit uitgangspunt is van belang voor de beantwoording van de vraag of de geldlening uit 2005 moet worden aangemerkt als een eenvoudige wijziging van de bestaande hypothecaire geldlening (waarbij de oorspronkelijke partijen en de verbintenis blijven voortbestaan, maar slechts de voorwaarden wijzigen), dan wel schuldvernieuwing (waarbij de oude verbintenis tenietgaat en daarvoor een nieuwe in de plaats komt), dan wel schuldoverneming (waarbij een derde de schuld van de schuldenaar overneemt).
Dat sprake zou zijn van eenvoudige wijziging van de bestaande overeenkomst acht de rechtbank niet aannemelijk, nu [erflaatster] daartoe niet zelfstandig bevoegd was zonder de medewerking van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als medeschuldenaren bij de (oorspronkelijke) overeenkomst. Feiten of omstandigheden waaruit zou volgen dat [erflaatster] wel zelfstandig bevoegd zou zijn, zijn gesteld noch gebleken.
De rechtsfiguur van schuldoverneming is in dit verband evenmin aannemelijk, nu deze figuur meebrengt dat de oorspronkelijke verbintenis, met de nevenrechten (zoals een recht van hypotheek) teniet gaat. Dit zou betekenen dat bij de geldleningsovereenkomst uit 2005 een nieuw recht van hypotheek gevestigd had moeten worden, maar dat is – daarover zijn partijen het eens – niet het geval: de geldleningsovereenkomst uit 2005 is verbonden aan het reeds in 1993 gevestigde recht van hypotheek.
Daarmee is het meest passend dat sprake is van schuldoverneming, met wijziging van de voorwaarden van de overeenkomst. Dit betekent dat [erflaatster] met het aangaan van de geldleningsovereenkomst uit 2005 de positie van schuldenaar heeft overgenomen van de gezamenlijke deelgenoten ( [erflaatster] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) die voorheen als schuldenaar golden. Dit heeft tot gevolg dat [erflaatster] ten tijde van haar overlijden de enige schuldenaar van de hypothecaire geldlening was, zodat de resterende hypotheekschuld geheel haar nalatenschap valt.
4.9.
Op grond van het voorgaande dient de vordering in conventie te worden afgewezen. Nu tussen partijen niet in het geding is dat een verdeling van de nalatenschap volgens de sleutel 5/8 deel voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en 3/8 deel voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] moet plaatsvinden zal de vordering in reconventie worden toegewezen.
Kosten
4.10.
Gelet op het karakter van de procedure ziet de rechter aanleiding de proceskosten in conventie en reconventie te compenseren in die zin, dat partijen in conventie en in reconventie ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af,
in reconventie
5.2.
bepaalt dat de opbrengst van het gemeenschappelijk goed, zijnde het appartement met parkeerplaats, gelegen aan het [adres] te [plaats] , kadastraal bekend [kadasternummer 1] en [kadasternummer 2] , op grond van 3:178 BW wordt verdeeld, waarbij de wijze van verdeling ex art. 3:185 BW als volgt dient plaats te vinden: de opbrengst van het appartement dient na de overdracht en na aftrek van onder andere de makelaarskosten, de verrekening zakelijke lasten en eventuele andere kostenposten die bij de overdracht voor rekening van de verkopers komen, binnen 10 dagen te worden verdeeld volgens de eigendomsverhouding 3/8 ( [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) en 5/8 ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ), waarbij bepaald wordt dat het bedrag ter hoogte van de nog resterende hypotheekschuld ad € 63.075,- uitsluitend ten laste van (het aandeel van) [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient te komen,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en reconventie
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring,
2.Productie 11 [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .