Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
mr. S.L.M. van Venrooij, destijds rechter in opleiding. Bij de verhoren is de rechter die dit vonnis wijst aanwezig geweest.
2.De beoordeling
[eiser] is gebroken. Gelijktijdig is [gedaagde] toegelaten te bewijzen, voor het geval [eiser] slaagt in het bewijs, dat hij gehandeld heeft uit noodweer althans dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiser] .
Op 22 april, 23 april en 27 juni 2024 zijn als getuigen gehoord: [eiser] ,
[gedaagde] , [getuige 1] (destijds de buurman van [gedaagde] ), [getuige 2] (de partner van [gedaagde] ), [getuige 3] (de schoonbroer van [gedaagde] ), [getuige 4]
(een vriend van [eiser] ), [getuige 5] (de zoon van de toenmalige partner van [getuige 4] ) en [getuige 6] (orthopedisch chirurg).
Voor de partijverklaring van [eiser] dat hij is opgetild door [gedaagde] zijn onvoldoende aanvullende bewijzen voorhanden die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de verklaring van [eiser] als partijgetuige in de zin van artikel 164 Rv voldoende geloofwaardig maken (HR 31 maart 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1688).
[eiser] is gaan staan.
[eiser] , die na het incident zijn vastgesteld, het meest vindt passen bij het scenario dat [gedaagde] [eiser] heeft opgetild en dat zij daarna tijdens een draaiing gevallen zijn, waarbij de voet van [eiser] gefixeerd was. Dat [gedaagde] [eiser] heeft opgetild is, gelet op de afgelegde getuigenverklaringen, echter onvoldoende komen vast te staan. [gedaagde] weet het niet meer, [getuige 1] heeft het niet gezien, de partner van [gedaagde] verklaart er niet over. Het lijkt erop dat zij gericht was op het gevecht tussen haar broer en [getuige 4] en dat zij hen uit elkaar wilde halen. De schoonbroer van [gedaagde] zegt niet veel meekregen te hebben van het gevecht, omdat hij in gevecht raakte met [getuige 4] . [getuige 4] denkt dat [gedaagde] [eiser] licht getild heeft, maar hij heeft bij herhaling verklaard het niet zeker te weten. Ook zijn focus zal vooral gericht geweest zijn op het gevecht met de schoonbroer van [gedaagde] . Deswijzen weet niets meer. Over de exacte plek van het gevecht van [eiser] en [gedaagde] lopen de verklaringen uiteen, evenals over de vraag of hun voeten richting de straat/de stoeprand of richting het gras lagen en of zij op de grond nog gerold hebben en of zij in de buurt gekomen zijn van de op de grond worstelende de schoonbroer van [gedaagde] en [getuige 4] .
[eiser] die is toegesneden op de breuk aan de rechterenkel, heeft [eiser] een eisvermeerdering ingediend waarin als vermeerdering van eis vermeld staat “voor recht te verklaren dat [gedaagde] , [eiser] heeft mishandeld op 31 december 2019”. [gedaagde] heeft schriftelijk verweer gevoerd tegen de eiswijziging omdat deze volgens hem in strijd is met de goede procesorde, gelet op de fase waarin de procedure zich bevindt. Voorafgaand aan de getuigenverhoren op 22 april 2024 heeft [eiser] toegelicht dat ‘mishandeling’ ziet op een blauw oog en een bloedneus. [gedaagde] heeft volhard in zijn bezwaar tegen de eiswijziging.
- griffierecht € 86,00
- salaris advocaat
€ 19.606,50(4,5 punten x € 4.357)
3.De beslissing
11 december 2024.